Recht op geheimen? Wieringa’s alles over Tristan
RECHT OP GEHEIMEN? WIERINGA’S ALLES OVER TRISTAN
Als heimwee in brede zin ook omschreven kan worden als ‘verlangen naar hetgeen als bestemming gedacht wordt’ (Van Dale), kan met enige creativiteit worden gezegd, dat ook de hoofdpersoon van Tommy Wieringa’s Alles over Tristan niet zonder dit sentiment in het leven staat. Als universitair docent en onderzoeker in de voetsporen van zijn leermeester, professor Constant Reyer, interesseert Jakob Keller zich voor de nalatenschap van de visionaire dichter Viktor Tristan. Interesse is daarbij te zwak uitgedrukt. Wat Keller wil weten is ‘alles over Tristan’, zoals hij tegenover notaris Fortes zegt, die angstvallig waakt over de geheimen van de jong gestorven Tristan en zijn eveneens jong gestorven zus Inés. Geheimen die volgens hem gerespecteerd moeten worden. Maar daar denkt Keller anders over. Hij wil de onderste steen boven krijgen.
Plaats van handeling is het fictieve stadje Mercedal, een havenplaatsje, waarvan de sfeer Zuideuropees aandoet. In Mercedal geeft Keller uitvoering aan zijn ambitie, om de definitieve biografie te schrijven over Tristan, waarbij de biografie tevens als dissertatie zal dienen, en als sleutel tot het verstaan van Tristans poëzie. Het tweede deel van de roman begeeft Jakob Keller zich per schip naar het eiland Lago, waar Tristan naartoe gevlucht is, om aan de donkere geheimen van zijn jeugd te ontkomen. Geheimen die Keller tracht te achterhalen. Tristan was een voorbeeldig leerling, die volgens de overlevering het gymnasium voortijdig inruilde tegen een schimmig bestaan als havenarbeider en poëet in de benedenstad van Mercedal. Er is slechts één foto uit die tijd, waarop ook zijn zus staat afgebeeld, een ‘lichtende vrouw’, volgens Fortes, die verder niets los wil laten over haar en de familie. Professor Reyer stuitte op hetzelfde notariskantoor op dezelfde grens van een donker familiegeheim, waarom niet alleen de biografie van Tristan, maar ook de roman van Wieringa draait, zijn derde roman overigens. Reyer stierf zelfs een vroegtijdige dood, suggereert de schrijver, toen hij ontdekte wat er speelde. Het maakt de zaak die Keller wil uitzoeken eens te meer tot een beladen zaak.
Een belangrijk dilemma in dit ‘opvallende goed geschreven boek’ (Elsbeth Etty), is dat van elke biograaf: een biograaf moet publiceren wat hij weet, maar tot welke prijs? In de roman van Wieringa, die een combinatie is van een liefdesroman en een literaire detective, is de prijs van de openbaarheid hoog. Niet in de laatste plaats voor Keller zelf. Ik kan hier verder niet op ingaan, zonder het plot van dit spannende boek te verraden, met zijn verrassende wendingen, aandoenlijke slot en open einde. De roman is ook prachtig van taal, met geregeld passages, die als poëtisch proza kunnen worden aangeduid.
Wat de roman spannend houdt, is dat de dichter Tristan, die 17 jaar na zijn vroege dood, onder onbekende omstandigheden, nog onverminderd populair is, zijn biograaf in de persoon van Keller blijft ontglippen. Hij blijft, zo ongeveer als Che Guevara, vooral een mythische figuur, wiens gang door het leven door tal van mystificaties is omkleed. Keller probeert hier doorheen te prikken als onderzoeker en biograaf, hoewel hij beseft dat een biograaf ‘een kleine is, die de groten naar de kleinen brengt’, en in Mercedal verwikkeld raakt in een relatie met de bibliothecaresse, een beeldschone verschijning, om wie ook al een sfeer van geheimen hangt. Zij bekent familie te zijn van Fortes, de notaris, die Keller op afstand houdt. Zo steekt de roman prachtig in elkaar en ontstaat een ingewikkeld spel van tegenstrijdige belangen, waaraan ook de assistent van Keller, Eduard Cairo, het nodige bijdraagt met zijn speurwerk en vrijpostigheid.
De belangrijkste sporen die Keller in Mercedal natrekt, zijn die van een achterneef van Tristan, een zekere Alessio, die zijn leven slijt in een van de café’s van de stad, en het spoor van Inés, dat naar het cisterziënzerinnenklooster voert in Tomés, vlak buiten de stad, waar zij op jonge leeftijd blijkt te zijn ingetreden als zuster. Haar motieven waren echter niet zuiver religieus. Keller voelt dat hij beet heeft in het klooster en weet een brief te bemachtigen, die hem een troef in handen geeft tegenover Fortes. In Mercedal is ook nog een aantal literaire figuren te vinden, die verder geen betekenis hebben, maar wel scherp zien dat in de nalatenschap van de dichter Viktor Tristan twee bundels er met kop en schouders bovenuit steken, ‘Visioenen’ en ‘Exaltaties’. Zijn losse werk wordt afgedaan als slecht geschreven werk en ‘pubermagie’.
Keller gaat een stap verder dan Reyes, door Tristan achterna te reizen naar Lago. Hij blijkt daar als boer te zijn verdergegaan, die de oude koffieplantage ‘Malgretout’ nieuw leven in probeerde te blazen. Het landgoed ligt verscholen in het woud, aan de rand van een vulkaan. Door een aantal bijzondere verwikkelingen komt Keller meer te weten over Tristan, om uiteindelijk zelf de reis naar de oude plantage te maken, beter gezegd: naar de plek waar de plantage ooit geweest moet zijn, want een vulkaanuitbarsting heeft alle sporen van Tristan op Lago uitgewist. Ook in dit gedeelte van de roman houdt Wieringa de aandacht van de lezer vast met spannende verwikkelingen en prachtige impressies, zowel van het landschap als van de mensen, die Keller op Lago ontmoet.
Het laatste deel van de roman speelt opnieuw in Mercedal, waar Keller opnieuw een aantal onaangename verrassingen wacht. Al zijn mentale voornemens, om een modus vivendi te vinden tussen wat hij als biograaf wel en niet zal vertellen, om niet zijn eigen bestaan te kruisigen, vallen in duigen als hij bij zijn terugkeer in Mercedal door de feiten achterhaald wordt. Net als zijn voorganger zit hij door zijn speurwerk tot aan zijn nek in de moeilijkheden.
Min of meer desolaat gaat hij hierop nog een laatste keer naar het klooster van Tomés, als gast, wiens komst twijfelachtig is geworden door wat er inmiddels gebeurd is in de stad, ten gevolge van de steen, die hij in de vijver heeft gegooid. Maar in het klooster zijn er de getijden en de liturgie, die hem aangenaam verrassen. De mystieke lyriek, die de zusters er zingen, is vol heimwee en verlangen, vol hartverscheurende onmogelijke liefde ook.
Wie dacht, dat alle geheimen boven tafel waren, wordt verrast door het slot van de roman, waar zuster Scholastica Keller inwijdt over de ware toedracht rond Inés, wat Keller tot inzicht brengt. Aan het eind van de roman lijkt hij alles te weten over Tristan. Maar de knap volgehouden tegenstrijdigheid in de roman is, dat hoe meer Keller ontdekt, hoe vaster hij ingesponnen raakt in het web dat de biografie van Tristan omgeeft. Zijn leven zal nooit meer hetzelfde zijn, nadat hij zijn zoektocht heeft voltooid.
In het kader van dit themanummer roept dit laatste de vraag op, in hoeverre heimwee een kracht is, die een leven kan vullen, en in hoeverre heimwee (als drang naar het verleden of naar een zelfbedachte bestemming) datzelfde leven kan verwoesten. Heimwee en verlangen zijn niet ad libitum. Ze behoren tot die krachten en drijfveren in het leven, die in banen geleid moeten worden. Zonder begrenzing verruïneren ze. In een tijd waarin openheid en openbaarheid tot hoogste goed verheven zijn, soms op het schaamteloze af, is het boeiend een boek als van Wieringa te lezen, dat de vraag naar de grens van de eerbaarheid aan de orde stelt. Een spannend en heerlijk zomerboek!
T.G. van der Linden
Tommy Wieringa, Alles over Tristan, De Bezige Bij, Amsterdam 7e druk 2007 (2002); 159 pag.