Hersenstam, hersenschors, hersenspinsel?

logo-idW-oud

 

HERSENSTAM, HERSENSCHORS, HERSENSPINSEL?

Wat kan een theoloog leren van het moderne hersenonderzoek? Niet veel volgens sommigen. Theologie en neurologie zijn verschillende takken van sport. Is de kans op vruchtbare interferenties daardoor niet klein? Van een hersenschirurg verwacht je toch ook, dat hij zijn werk goed doet (secuur als het even kan), en hooguit in zijn vrije tijd bezig is met levensbeschouwelijke vragen. Zo is de maatschappij opgedeeld in verschillende arbeidsvelden, vakgebieden en specialismen. Het is een wezenskenmerk van onze moderne samenleving, deze arbeidsdeling en compartimentering, waarbij ieder een deel van de werkelijkheid bestrijkt, die complex is.

Deze situatie, historisch gegroeid en begrijpelijk als ze is, is niet bevredigend. Althans niet voor een theoloog, die met open vensters nadenkt over God, mens en wereld en de raad van iemand als Bonhoeffer ter harte neemt, om in gesprek te blijven met de wetenschappen. Goede theologiebeoefening is bij de tijd en vraagt om ‘freie Luft’.

Er zijn ook theologen, waaronder Tjeu van den Berk, over wie dit artikel verder zal gaan, voor wie het pact met de wetenschappen, waaronder prominent de psychologie en psychotherapie, vanzelfsprekend is geweest van begin af aan. Van den Berk, een van de begunstigers van de psycho/theologie van Drewermann in Nederland, ontleedde Bonhoeffer in zijn Nijmeegse dissertatie destijds al als ‘neuroticus’ (onder een strenge vader). Aan een dergelijke ‘theologie in het spoor van Freud’ heeft hij sindsdien vervolg gegeven. In 1999 verscheen zijn bekende ‘Mystagogie. Inwijding in het symbolisch bewustzijn’, dat inmiddels verschillende herdrukken beleefde. Wij besteden hier aandacht aan een boek, dat twee jaar later verscheen en dat ingaat op ‘het mysterie van de hersenstam’. Dat is ook de titel.

Hersenstam en hersenschors

Voor Van den Berk is van belang dat wij, geleerd door de uitkomsten van het hersenonderzoek, erbij stilstaan dat ons rationele verstand, waarmee wij de dingen om ons heen analyseren en de werkelijkheid voortdurend abstraheren, er pas ‘laat’ bijgekomen is in de gang van de evolutie. Ten grondslag aan het menselijk leven ligt, biologisch gezien, een stevige fysiologische basis, die niet onder de regie van de cortex valt, maar onder die van de hersenstam. Deze basis, die de mens met het dier gemeen heeft, wordt in de westerse wereld verwaarloosd. De westerse mens heeft in zijn gehaastheid en onachtzaamheid de neiging om aan de ‘basisfuncties’: van de slaap, spijsvertering, ademhaling en seksualiteit, voorbij te leven. Terwijl ze de motor van onze energie vormen en de basis van onze lichamelijke en geestelijke gezondheid. Het rationele bewustzijn wordt in onze cultuur (sinds Descartes en Kant) hoog aangeslagen, maar wil over het leven heersen. Ons verstand echter, dat zetelt in de hersenschors, is eenzijdig en komt er alleen niet uit. Ook niet bij de zoektocht naar zin. Daarbij zijn ook onze instincten en intuïties nodig. En die zetelen in de hersenstam, die van ‘oudere’ datum is en gevoelig voor beeldtaal en symbolen. Instemmend met zijn leermeester Carl Gustav Jung acht ook Van den Berk het noodzakelijk meer aandacht te hebben voor de onbewuste signalen die onze hersenstam doorgeeft en onder andere via de droom tot ons komen. Hij pleit ervoor – ook met het baanbrekende werk van Freud in de rug – om de droom serieus te nemen en de basisfuncties beter te integreren. Zo worden we gezonder en evenwichtiger: door aandachtig leven en spiritueler met de basis van het leven om te gaan.

Voor wie dit allemaal onzin vindt en Freud niet vertrouwt (net zomin als vader en zoon Bonhoeffer), citeer ik hier een vers uit het boek Job: ‘God spreekt herhaaldelijk, heus, maar niemand die erop let, in dromen en nachtelijke visioenen, als de mens in diepe slaap valt of sluimerend neerligt op bed, dan wil Hij gehoord worden’ (Job 33:14-15).

Aandacht

Hoe functioneren onze hersenen? De hersenstam en de hersenschors staan voor twee afzonderlijke werelden. Zoveel werd duidelijk. De hersenschors is een bewonderenswaardig toetsingsinstrument, beslaat qua volume 85% van onze hersenen, en is typerend voor de mens. Hij welft zich in twee helften om het uiteinde van het ruggenmerg. Daar is de hersenstam gelegen is, die de basisfuncties regelt. Als gezegd: ons ademhalen, waken en slapen, de spijsvertering en onze seksuele behoeften. En dit alles buiten het functioneren van de cortex om. Wonderlijk. Een mens kan zich van alles in het hoofd en op de hals halen, zijn hart blijft genadig kloppen!

Beide hersendelen, hoe verschillend ook, vormen samen een psychosomatische eenheid. Precies die eenheid is in de rationele westerse wereld onder druk komen staan, volgens Van de Berk, die bijna cabaretesk de farmaceutica opsomt, die een gemiddelde stad in Amerika op de been houdt. Allemaal ongezond, want je moet geen pillen slikken, maar je leefpatroon veranderen. Als je ’s nachts niet kunt slapen, moet je overdag anders leven. Het sleutelwoord voor Van den Berk is hier het begrip aandacht. Wij moeten aandachtiger leven, onthaasten, ademhalingsoefeningen doen, en leren van zen en yoga. Maar dat niet alleen. De tralies rond de cortex moeten verwijderd worden om weer dichter bij de voedingsbodem van de hersenstam te komen. Dit kan ook via muziek, geuren en kleuren, sport en spel, erotiek, poëzie en architecturale schoonheid. Allemaal wegen om een mens tot aandacht te brengen, weg van de stress van de werkvloer.

Werken cortex en hersenstam eenmaal samen, dan loopt de zaak op wieltjes en kunnen de basisfuncties volledig als motor van onze energie fungeren. Van den Berk houdt daarom zijn ‘pleidooi voor een polaire benadering’: de stroom moet polair lopen, via beide hersendelen. Dan komt het goed.

Beoordeling

Hoe beoordelen wij zijn pleidooi? Van den Berk verslaat zijn duizenden en legt kennelijk, voor het gevoel van velen, de vinger bij de wonde. We zijn te rationeel en te weinig bedacht op het natuurlijke en spirituele. Daar valt niet zo heel veel op af te dingen, lijkt mij. Er steekt iets weldadigs en therapeutisch in deze aanpak. Je zou bijna met Van den Berk meegaan en zeggen: het roer moet om. We moeten weer leren mediteren en genezen van onze eenzijdigheden. Maar dan denk je: is het verhaal van Van den Berk zelf niet ook eenzijdig? Het is allemaal zo mooi, rond en af. Van den Berk spoort de storingen op, om de menselijke machinerie beter te laten functioneren. Het is bijna een zelfhulpboek. Allemaal verdienstelijk. Slik minder pillen en ga anders leven.

Maar zijn er ook heilzame storingen? En: moet ik het allemaal zelf uitzoeken, of is er een stem die mij roept? Van den Berk komt er in ieder geval met zijn holistische benadering zelf ook niet uit. Er zit ook een aantal gaten in zijn pleidooi als in een stuk Hollandse kaas. Vragen we bijvoorbeeld wat de kerk bijdraagt aan de therapie van Van den Berk, dan krijgen we de kous op de kop. Volgens hem valt er in de huidige situatie niet veel te genieten in de kerk. De cortex regeert er, kort gezegd. Men kan er niet meer op adem komen, proeven en dromen. Veelzijdige symbolen zijn er verworden tot ondubbelzinnige tekens en dogma’s, en de catechismus is een spoorboekje geworden voor een trein die niet meer ‘spoort’, dan wel ‘spoorloos’ geworden is (pag.144-145). Fraaie formuleringen allemaal. Maar ook misleidend. Want zo máák je de kerk tot ‘graf van God’! Als je de moeite niet meer neemt, je in de catechismus en het kerkelijk credo in te leven. Ze zijn niet door de cortex bedacht, geen hersenspinsels, maar geboren in een tijd die erom spande. Nietzsche zag in ieder geval één ding goed: dat ‘alleen interessant is, wat met bloed geschreven is’, wat uiteraard niet van alle catechismussen geldt, maar wel van de Heidelbergse.

Van den Berk is een masseur. En een jongleur, die speels met de dingen omgaat, aanstekelijk en virtuoos. Maar het gevaar is, dat je er ook zo weer op uitgekeken bent. Van den Berk raakt mij niet in de diepte. Dat doet het evangelie wel. Daarin spreekt voor mij dan ook de stem van God, óók in het heden. Alles in de eredienst is op dat spreken gericht en ik mag er als voorganger dienstbaar aan zijn – met alle registers, waaronder een aantal van Van den Berk. Maar een aantal andere ook niet. Zo zou ik zeggen: aandacht is geen zwak, maar een sterk punt in de kerk. Inclusief catechismus, woordverkondiging en geloofsbelijdenis. Liever dan mijn kaartje in te leveren en buitenkerkelijk te worden, zou ik willen roepen, recht vanuit de hersenstam (waar auteursrechten op rusten): credo ut vivam! Men kan het verstand ook langs andere wegen, met behoud van het goede van Gods woning, een toontje lager laten zingen.

T.G. van der Linden