Gebed, genezing en de mythe van Bacon (I)

logo-idW-oud

 

GEBED, GENEZING EN DE MYTHE VAN BACON (1)

Het uitgangspunt: een dankdienst en een lege plek

Uitgerekend vandaag, 18 april 2008, wordt vanavond een dankdienst gehouden in Dordrecht voor de genezing van Janneke Vlot, nu twee jaar geleden. Het is een samenkomst die breed is aangekondigd en met een koor en een blazersensemble zal worden opgeluisterd. Zo wordt er publiek dank betuigd voor de voortgang in het leven van een vrouw die jarenlang gekweld werd door posttraumatische dystrofie. Drie weken geleden sprak ik een andere jonge vrouw die eveneens last heeft van spierdystrofie, bij Zijlstra is geweest, en lid is van het koor dat vanavond optreedt. Zij is niet genezen. Toen ik haar sprak, maakte ze kenbaar het waarschijnlijk niet op te kunnen brengen vanavond haar plek in het koor in te nemen. Moeite met het wonder. De vragen rondom gebed en genezing zijn geen academische kwesties. Het thema dient zich aan als vraag uit een praktijk waar predikanten mee te maken hebben.

God als actor?

Het thema dat met de trefwoorden heil, heling, gebed en genezing wordt aangeduid, wordt in het midden van de kerk niet zelden beschouwd als een wat buitenissig onderwerp, dat thans met onmiskenbare tegenzin op de agenda van de theologie wordt geplaatst. De kerk belijdt dat God spreekt en handelt. Maar hoe stellen wij ons dat voor? Wat is dat handelen? Is dat empirisch toetsbaar? Wat aan de orde is, is de vraag hoe God in ons leven aanwezig is, waar Hij van zich laat merken, wat men verwachten kan, hoe Hij handelt.

Op tafel ligt heel praktisch de vraag van het gebed. Is gebed met een zieke en voor een zieke een vorm van innerlijke bezinning, van geestelijke concentratie en contemplatie, of stelt men zich in het gebed voor het aangezicht van God als de Ander, om wiens komen en handelen men ook daadwerkelijk smeekt? Kunnen we zeggen dat God handelt, is Hij actor? Of kunnen we ons dat eigenlijk niet denken? Of is het veiliger te zeggen dat Hij wel present is, verborgen aanwezig, maar levert het handelingsbegrip teveel moeilijkheden op? Het christelijk openbaringsbegrip impliceert dat God niet alleen tegenwoordig is of onthult. Neen, er zijn gebeurtenissen, er voltrekken zich dingen waarvan we zeggen dat ze teruggaan op Gods wil, en dat ze zijn intentie onthullen.

Het is vandaag echter ook van belang te bedenken dat hedendaags empirisch georiënteerde wetenschap van dat alles niets weet en niet kan weten. In haar methodiek sluit ze God als actor bij voorbaat uit. Er zijn alleen natuurlijke, in termen van processen beschrijfbare gebeurtenissen en actoren. Gods handelen is onder de voorwaarden van de zichzelf empirisch noemende wetenschap niet vaststelbaar. Dat betekent ook dat een wonder als verbazingwekkend en genadig handelen van God nooit en te nimmer binnen een sociaal-wetenschappelijk of natuurwetenschappelijk kader kan worden vastgesteld en erkend.(2) Logisch betekent deze methodische begrenzing zeker niet dat de uitsluiting van God als actor noodzakelijk is geworden. Maar praktisch, op het niveau van de cultuur en mentaliteit was/is dit wel de gevolgtrekking. God te erkennen als actor is een optie geworden, die niet langer afdwingbaar is.

Dit culturele proces heeft grote invloed op de praktijk van het gebed en op onze reflectie op het gebed. Bidden we voor en met de zieke? Vragen we in het gebed om genezing? Wat doen we ambtelijk, wat doen we als gemeente? Of is de schroom zo diep en de verlegenheid zo groot, dat we praktisch gezien agnosten zijn? Wat is hier de opdracht aan de gemeente van Jezus Christus? Hebben we ten aanzien van het vraaggebed ten diepste een slecht geweten omdat dit zou neerkomen op de gedachte dat God een ‘deus ex machina’ is?

Zoals vaker bij levensvragen die er toedoen het geval, is het niet mogelijk om eerst al de vragen netjes op te lossen en daarna een praktijk te kiezen. Het leven is te sterk en gaat voorop. De praktijk van het leven, en dus de praktijken van mensen die om God roepen, die genezing zoeken en daadwerkelijk genezing vinden of niet vinden gaan voorop. Het is deze voorafgaande praktijk van conventies en gebedsgroepen, van mensen die voor elkaar bidden, die de bezinning in de CWN en Lucasorde op gang bracht en die leidde tot de verklaring over gebed en genezing. We kunnen in de theologische reflecties alleen begeleiden, nauwelijks voorschrijven.

Gebed met en voor zieken een opdracht, geen vrijblijvende optie

In de verklaring die door de CWN en de Nederlandse Lucasorde is uitgegeven wordt gesproken van een opdracht. Het behoort tot de opdracht van de christelijke gemeente om voor en met mensen te bidden. De dienst der gebeden, het gebed met de zieke en voor de zieke, is volgens deze woorden geen optie, niet iets wat men ook kan laten, maar er moet werk van gemaakt worden. De gemeente is de plaats waar niet alleen over de dingen wordt gepraat, maar er dienen plaatsen en tijden te zijn waarin God aangeroepen wordt, smekingen gedaan worden. Dat doet een beroep op het ambt, op de ambtsdragers als degenen die hierin voor te gaan hebben, die zich hierin te oefenen hebben. De gemeente dient de plek te zijn waar dit geoefend en gedaan wordt. Hierbij is nodig stevige begeleiding en goede theologie.

Gebed en de gemeenschap rond Christus

In het gebed plaatsen we ons zelf in de gemeenschap met Christus. Ik wil hier de concentratie op Jezus Christus als het levengevende centrum van christelijke gebedspraktijk nadrukkelijk onderstrepen. Bijbels, theologisch en voor het onderwerp genezing en gebed ligt hier een kern. Wij hebben deze verbinding met de persoon van Christus, in wiens naam wij tot God de Vader komen, nodig om niet verzeild te raken in een eenzijdige concentratie op het effect van het gebed en de daarmee samenhangende medicalisering. Met medicalisering bedoel ik dat alle aandacht uitgaat naar één aspect van de transformatie, namelijk herstel van vitaliteit en gezondheid. Heil wordt gereduceerd tot de gave. Het resultaat is feitelijk losgemaakt van de Gever. De verhouding tussen gebed en genezing, heil en heling wordt enkel bekeken vanuit een medisch-technisch of een empirisch wetenschappelijk standpunt. Er wordt alleen gevraagd naar het harde onomstotelijk bewijs. Op dat moment is het gebed veranderd van een zoeken van het aangezicht van God tot een middel om iets te verkrijgen, namelijk gezondheid en vitaliteit. Binnen de charismatische beweging wordt het woord gebedsgenezing opvallend weinig gebruikt omdat de retorische suggestie van een woord als gebedsgenezing in onze cultuur buitengewoon krachtig is. Bovendien kan door het begrip gebedsgenezing de gedachte postvatten dat hier de medische wetenschap concurrentie wordt aangedaan.

De mythe van Bacon

In dit verband wil ik dieper ingaan op de medicalisering van het onderwerp gebed en genezing. In de manier waarop over genezing gesproken wordt in genezingsbedieningen, in de media en in het onderzoek van Joke van Saane (3), is dat medische perspectief dominant. Die medicalisering is gevoed door een mythe die onder ons heerst: de mythe van Bacon. Francis Bacon (1561-1626) bezag met ongelooflijk veel optimisme de opkomst van experimentele natuurwetenschap. De natuurwetenschap werd door Bacon gezien als het van God gegeven middel dat het leven weer heel zou maken en genezen wat door Adams dwaasheid gewond was geraakt.

Hoewel de oorspronkelijke verbinding met het christelijk geloofsgoed al lang teloor is gegaan, is de gedachte tot cultureel erfgoed geworden in de vorm van de beheersbaarheidmythe die de context is voor het thema gezondheid en vitaliteit. Gezondheid is een groot goed, dat zal niemand ontkennen, maar de mythe begint daar waar wij aan natuurwetenschap en dan vooral aan de medische kunde de taak toekennen dat ze het paradijs zal herstellen. De medische wereld is in de afgelopen 150 jaar uitgegroeid tot een professioneel instituut, dat met het priesterkleed is overhangen. In feite is de dokter de bemiddelaar van leven, de verlichter van de pijn en degene die wonderbaarlijke verlichting schenkt. En zowaar het klopt heel vaak ook nog. Tegelijkertijd zullen we ook moeten onderkennen dat het pleidooi van Bacon zich heeft ontwikkeld tot een mythe, namelijk het verhaal dat de techniek, de toegepaste natuurwetenschap ons het goede leven kan brengen. De indruk wordt gewekt dat de praktische of instrumentele kennis antwoord op alle vragen kan geven. Natuurwetenschap geeft kennis van feitelijkheden en processen, maar niets over onze identiteit, over de gemeenschappen waartoe wij behoren, over het doel van het leven. Voor een antwoord op die levensvragen moeten we te rade bij de vormende verhaaltradities van bijvoorbeeld het christelijk geloof. In die traditie zijn ervaringen opgedaan met de wereld, met God, met Jezus Christus die ons een overkoepelend verhaal geven van ons bestaan, waar we vandaan komen, wie we zijn, waar we naar toe gaan. In dit verband heeft het zin om te spreken van een hermeneutische rede naast een instrumentele rede. De hermeneutische rede ontsluit dat geheel van betekenissen, van intenties en bedoelingen van de christelijke geloofstraditie, die men met de instrumentele rede nooit aantreft.

De reactie van de moderne cultuur

Feitelijk heeft de kerk in Noord-Europa het gebied van heelheid en gezondheid in zijn geheel uitbesteed aan de wetenschap, aan de techniek. Het ziekenhuis is daarmee geworden van een huis van barmhartigheid tot een medisch-technisch bedrijf. De uitbesteding is het gevolg van een doorgaande specialisatie en differentiatie van levensgebieden. Ze ligt in de lijn van de modernisering van het leven. We moeten echter ook zeggen dat de differentiatie heeft geleid tot een fragmentarisatie met bedenkelijke gevolgen. Daarom is integratie nodig. Door de dienst der genezing een plaats te geven in het leven van de gemeente, als een bediening waarin voor en met de zieke gebeden wordt, wordt de zieke nadrukkelijk in de gemeenschap van de gemeente betrokken. De dienst der genezing bevordert de integratie van het gewone leven in de omgang met God. De christelijke gemeenschap heeft een levensverhaal in huis en in de riten van doop en avondmaal ook rituelen in huis waar die fragmentarisatie van huis uit wordt bestreden. In de rituelen van de kerk wordt verwezen naar Gods handelen. Ook handoplegging en ziekenzalving horen daarbij. Wij zijn van God met heel ons zijn. Wij zijn onder het beslag gebracht van Christus, met al onze pijn. Het is goed en zeer te waarderen dat nu ook in het Dienstboek deel II een liturgie is opgenomen voor de ziekenzalving. Dat geeft de mogelijkheid van experiment en bezinning. Het geeft de mogelijkheid van een praktijk, waar de geloofsgemeenschap in kleine kring met en voor de zieke bidt en hem of haar de handen oplegt.

Tot besluit

In het gebed doen we niets minder dan God zoeken, wetend van de belofte dat Hij komt, verschijnt. Het verlof daartoe is door Jezus zelf gegeven toen Hij zijn leerlingen gebood God aan te spreken als Vader. Hij zoekt in Jezus Christus gemeenschap met ons en op zeer lijfelijke wijze wordt ons in de doop, in eucharistie, in avondmaal en op zoveel andere wijzen te binnen gebracht dat Hij de God is van ons hele bestaan. We zoeken de gemeenschap met Hem. Wat dan het gevolg is van het gebed, hoe in het gebed de zegen van Christus werkzaam wordt, hoe de voortgang gestalte krijgt, laten we aan Hem. God is soeverein. De omgang waarin dat erkend wordt, is een geheim dat men wel kan verkennen, maar niet kan uiteenleggen. Dat is het hermeneutische van een theologische redelijkheid.

Theologie kan hier slechts dienst doen als mystagogie of isagogie. Dat de mens aangesproken is, als hij zich aarzelend tot God richt, is ten laatste een ervaring, een geschenk dat zich present stelt. Het nodigt uit tot een rede van de receptiviteit. Dit is geen poging om aan de harde empirische vragen te ontsnappen. Laat de empirisch georiënteerde wetenschap haar werk doen. Ze heeft de neiging met haar instrumentele rede totalitair te zijn en dat totalitarisme zullen we moeten tegenstaan. We maken binnen een theologische rede van receptiviteit gebruik van empirische wetenschap zonder haar totalitaire pretentie over te nemen. Dat is het antwoord aan Bacon. Wat de kerk zoekt en waar de theologie enig verstandig commentaar bij heeft te geven, is een praktijk waarin God gezocht wordt en zijn zegen verwacht wordt. Af en toe leidt dat tot dankbare verwondering of hernieuwde vitaliteit en niet zelden zal geleefd moeten worden met de gevolgen van ziekte en broosheid. De ervaringen van Janneke Vlot en van het koorlid dat even niet meedoet, hebben beide hun plaats binnen de christelijke theologie.

Kees van der Kooi

(1) Dit is een samenvatting van de lezing die Prof. Dr. Kees van der Kooi hield tijdens de Studiedag Heil-heling-gebed-genezing. Weten wij wel raad met het wonder? op 18 april jl., Hydepark. Deze studiedag werd georganiseerd door het Seminarium van de Protestantse Theologische Universiteit in samenwerking met de Charismatische Werkgemeenschap Nederland.
(2) Vgl. Ook M. Sarot, ‘Bidden tegen beter weten in?’ in C. Dekker, R. van Woudenberg en G. van de Brink, Omhoog kijken in platland, Baarn 2007, 200-210
(3) Joke van Saane, ‘Gebedsgenezing, serieus alternatief of boerenbedrog’, ten Have, 2008