Door de poort van de Tora

logo-idW-oud

 

DOOR DE POORT VAN DE TORA

Solche Werke sind Spiegel: wenn ein Affe hineinguckt, kann kein Apostel heraussehen.
Lichtenberg (via Kierkegaard)

Maarten den Dulk heeft een aardig artikel geschreven over Genesis 1 en de mens als beeld Gods, waarin hij oproept niet voor de poort van de tora te blijven staan, maar erdoorheen te gaan. (Nr.12 en ook nog nr.14)) Dat vind ik ook een heel goede oproep, maar mijns inziens doet hij het niet drastisch genoeg.

Genesis 1 t/m 11 is, m.i., de ouverture van de tora en de nebiim, de profeten, van dat boek. Het is een eerste alinea van dat boek, waarin al alles staat, wat er in dat hele boek staat, maar zó, dat je het pas begrijpt als je het hele boek hebt uitgelezen.

Van alles wat je in die 11 hoofdstukken tegenkomt, moet je je dus afvragen: Waar staat dat nog meer, waar komt dat vandaan?

Een duidelijk voorbeeld zijn de zeven dagen, eindigend met de sabbat, waarin God alles schiep. Dat komt natuurlijk van het sabbatsgebod in de tien geboden. Die sabbat is zo belangrijk, want God zelf werkt op die manier: eerst werken, dan rusten.

En dat God de hemel en de aarde en alles wat daarbij hoort schept, dat, zo hebben we van Buber geleerd, verwijst naar Elia, die aantoonde dat God de macht had over die hele vegetatie in hemel en op aarde en dat dat niet zelf goden waren, die we als baäls moesten aanbidden.

Dat God de mens naar zijn beeld als man en vrouw schept, dat verwijst naar Hosea, die, zoals God Israel liefhad, zijn vrouw moest liefhebben, zo God navolgend, dus beeld Gods wordend.

En R. Roukema, hoogleraar in Kampen, hoorde ik pas zeggen: Die zonen Gods en die reuzen uit Genesis 6, die komen uit het boek Henoch.

Kortom, van ieder deeltje van Genesis 1 t/m 11 moet je je afvragen: Waar staat dat nog meer, waar komt dat vandaan, waar verwijst het naar? En als je dat overeenkomstige hebt gevonden, dus minstens twee overeenkomstige teksten hebt, dan geldt dat dubbel. Maar als je niets overeenkomstigs hebt gevonden, dan geldt het niet. Zo, lijkt me, moet je met Genesis 1 t/m 11 tewerk gaan.

Wat is nu dat beeld van God, dat ons voorbeeld moet zijn? Ja, dat leren we kennen, zoals Den Dulk terecht zegt, uit zijn daden. Welke daden, wat voor daden? De daad der daden in Tenach is de bevrijding uit Egypte.’Dan zegt de Ene: gezien, gezien heb ik de onderdrukking van mijn gemeente in Egypte; hun schreeuwen voor het aanschijn van hun drijvers heb ik gehoord, ja ik weet van zijn smarten; ik daal af om hem te redden uit de hand van Egypte en om hem te doen opklimmen uit dat land naar een land goed en wijd, naar een land dat overvloeit van melk en honing.’ (Exodus 3:7,8.) *

Dus: van de slavernij naar de vrijheid en de gelijkheid, van de hiërarchie naar een volk van naastenliefde. En dit doel beitelde Mozes in de twee tafelen der wet met de 10 geboden/woorden. Nu is dat wel een hoog gegrepen doel. Daarover gaat heel Tenach dan ook. Iedere verhouding in dit volk van naastenliefde werd successievelijk bevochten. Bijvoorbeeld de verworpen koning Saul, de autocraat tegenover de ware koning David, de aan de tora gehoorzame. Nabot met zijn wijngaard, zijn aandeel in het beloofde land, tegenover Achab, die dacht alles met geld te kunnen kopen. Dan Hosea, die die liefde in gelijkheid van God tegenover Israel moest gaan verwerkelijken tegenover zijn eigen vrouw.Maar het doel blijft hetzelfde: ‘Geschieden zal het daarna dat ik mijn Geest uitgiet over alle vlees, en dat uw zonen en dochters profeteren zullen; uw oudsten zullen dromen dromen en uw uitgelezen jongelingen zullen visioenen zien. Zelfs over de dienstknechten en de slavinnen,- zal ik in die dagen mijn Geest uitgieten.’ (Joël 3: 1,2).

Zo heeft Israel heel wat stappen in mentaliteit gedaan tot aan de tijd van het Nieuwe Testament. Dan gaat deze zelfde beweging over naar de heidenen. Maar ja, die moesten natuurlijk weer helemaal van voren af aan beginnen, bijvoorbeeld met de strijd om het keizerschap: wie is de Kurios?

Echter, wie nu zegt: Wat is toch dat beeld Gods, wat moet ik doen? – die persoon moeten we vragen: In welke tijd leef je en waar ben je mee bezig?

Kortom: Genesis 1 t/m 11 is de ouverture van de tora en de nebiim. We begrijpen die hoofdstukken pas als we heel dat boek hebben uitgelezen. En de centrale figuren in dat boek zijn Mozes en Elia, het gaat daarin om de tora en de profeten. Zo vat dit boek het aan het eind ook samen: ‘Gedenkt het onderricht van Mozes, mijn dienaar,- dat ik hem heb geboden bij de Horeb, voor heel Israel, inzettingen en rechtsregels. Zie, ik zend u Elia, de profeet,- vóórdat komt de dag van de Ene, die grote en vreeswekkende.’ (Maleachi 3:22,23)

En zo wordt ook in het Nieuwe Testament naar Tenach verwezen: ’aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de profeten’ (Matteüs 22:40).

Aart van den Dool

* De bijbelteksten heb ik geciteerd uit De Naardense Bijbel.