(van de redactie)

Wereld, politiek en wetenschap verkondigen op dit moment tesamen dat het einde aller dingen nabij is. Iemand schoof mij een cartoon onder ogen, waarin een geestelijke en een scientist naast elkaar over straat lopen met allebei een bord om hun nek met daarop de tekst: “The End is near”. De een ondersteunde dit met de Bijbel in de hand, de ander met een Klimaatrapport. Onder de cartoon de tekst: “Science and religion finally agree?” We glimlachen even, maar gek genoeg hoor ik weinig theologen die déze verzoening van wetenschap en geloof omarmen. Waarom eigenlijk niet? Is dat misschien ook mede aan Karl Barth te danken of te wijten, omdat we in zijn theologie eigenlijk ná in plaats van in of voor de Apocalyps leven? Zou Barth dat in onze tijd nog zo willen zeggen, of zou hij, als hij in 2023 eindelijk zijn Kirchliche Dogmatik zou voltooien en ons zijn eschatologie zou apocalyptiseren (= onthullen) toch nog een verrassing voor ons in petto hebben?

Afijn, dit nummer houdt zich bezig met het einde dat volgens het unaniem getuigenis van de Schriften spoedig komt. Na de bij het thema passende meditatie beginnen we een artikel over de ‘individuele eschatologie’, die traditioneel aanvangt met een bezinning op de dood, het eigen levenseinde. Frederik van Eeden heeft ermee geworsteld, zo lezen we in prachtige citaten uit zijn dagboeken. Ik moest denken aan Thomas Boston die in zijn beroemde, door u allen ongetwijfeld gelezen ‘Viervoudige staat’ (1729, Schotland) schrijft: “de mens in deze wereld is maar als een wandelend beeld, zijn leven is maar de gelijkenis van leven; daar is zoveel van de dood in.” Heeft de gretigheid waarmee de wereld nu over het einde begint te spreken niet te maken met een kerk die lange tijd vergeten is te verkondigen dat ons leven slechts de gelijkenis van leven is? Ik lees in ieder geval nog steeds met overtuiging de pittige en bewust dubbelzinnig geformuleerde zin uit het Doopsformulier voor, boven de hoofdjes van pas geboren kinderen, namelijk het gebed “dat zij dit leven, dat toch niet anders is dan een gestadige dood, getroost verlaten en voor de rechterstoel van Christus, Uw Zoon, onbevreesd verschijnen mogen”.

Na de individuele eschatologie richten wij ons op het einde van allen en alles. Verbaan bepaalt bij de post-moderne, post-theïstische ‘dromerijen’ (haar eigen term) van Catherine Keller in dezen, en bij het lezen van het volgende artikel (van Maarten den Dulk) kunt u dan bepalen in welk van de vier door Keller onderscheiden soorten interpretaties van de Openbaring zijn reeks artikelen het beste past. Doevendans bepaalt ons vervolgens bij de manier waarop Ellul in de stad een apocalyptisch teken zag en hoe we dan moeten omgaan met verwoeste steden nu. Hebben we niet de plicht om de verwoesting ook zichtbaar te houden, is dat niet menselijke stedenbouw? Zoals Zadkine’s beeld van de mens zonder hart een uitgesproken menselijk beeld is. Blei neemt ons dan nog eens mee naar de theologie van Van de Beek (waar Wessel ten Boom in dit tijdschrift ook geregeld over schreef) en heeft duidelijk heimwee naar de tijd van Hendrikus Berkhof, de leermeester en promotor van Van de Beek, en degene met wie Van de Beek naar mijn idee in een voortdurende boze polemiek verkeert. Nadat Aaldert Gooijer ons dan even heeft meegenomen naar de apocalyptiek van Paulus spijkert Maria Westerduin een stelling mét uitleg op het instortende gebouw van de PKN. Misschien heeft iemand op het LDC ook even tijd om dat te lezen?

Rest mij nog kort melding te maken van de eerstvolgende studiedag van de Noordmans-stichting: woensdag 28 juni 2023, 10.30-15.30 uur, Jacobikerk Utrecht  “Niet de zondaar maar de zonde. Een gesprek tussen theologie en psychologie over de betekenis van een religieus sleutelwoord.” Sprekers: Esther van Fenema en Andries Zoutendijk. Opgave:  Dr.J.D.Th.Wassenaar@hetnet.nl

Willem Maarten Dekker.

In de Waagschaal, jaargang 52, nr. 6, 27 mei 2023