De toren

logo-idW-oud

 

DE TOREN

In 1985 logeerde ik in een hotel in het Tsjechische Marianske Lazne, het voormalige Marienbad. Duidelijk was te zien met hoeveel grandeur het eind 19e eeuw gebouwd was. In de eetzaal waren grote goudomlijste spiegels en hingen kroonluchters. Uit alles sprak dat hier vroeger de Duitstalige beau monde gekuurd had. Maar nu liepen er mannen en vrouwen rond aan wie te zien was dat ze een leven van hard werken achter de rug hadden. Dat vond ik prachtig. Maar de slaapkamers waren grauw, de trappen verveloos en in het serviesgoed zaten barsten. Tijdens het ontbijt spoot plotseling een straal water uit het plafond op de ontbijttafel. De zinken waterleiding was gesprongen. Het voorval werd met zoveel routine behandeld, dat gevreesd moest worden dat dit inderdaad routine was. De erfenis van een grootburgerlijke cultuur werd verdeeld en beheerd, maar er was geen geld om te renoveren of te vernieuwen. Het was een erfgoed in verval.

Der Turm (de Toren), de veel bekroonde roman van Uwe Tellkamp uit 2008, gaat over de bewoners van een villawijk in Dresden in de laatste jaren van de DDR. Het zijn mensen die zijn opgegroeid in de traditie van het Bildungsbürgertum; muziek en literatuur zijn eerste levensbehoeften voor hen. Christian Hoffmann, als het boek begint een 17-jarige scholier die graag medicijnen wil studeren, is de hoofdpersoon. Daarnaast worden twee andere figuren gevolgd: zijn vader Richard Hoffmann, een chirurg en diens zwager Meno Rohde, die bij een literaire uitgever werkt. Het boek bevat een uitgebreide schildering van het leven in de DDR. De rijen voor de winkels, de sigarettenmerken, de jeugdbeweging FDJ, het schoolsysteem, het wordt allemaal geschilderd, zodat je het kunt ruiken. Bovenal is het een portret van intellectuelen, die proberen te leven in een land dat ze niet gekozen hebben. Alle mogelijke reacties op de DDR komen aan de orde: de stalinist, de hervormer, de vluchteling, de dissident en de held. Uwe Tellkamp schildert de DDR-wereld briljant en in een knappe wisseling van stijlen. Soms schrijft hij regelrechte slapstick, zoals in de scene waarin een arts-assistent en een predikant elkaar midden in de nacht in een bos tegenkomen, als ze beide proberen een kerstboom te roven, die voor een partijkaderlid gereserveerd is.

Anti-communistische Bildungsroman

Op het eerste gezicht lijkt Der Turm een Bildungsroman, een roman waarin de hoofdpersoon opgroeit, zich ontwikkelt en zicht krijgt op zichzelf en het milieu waarin hij opgroeit. Vanaf het begin dringt zich de vergelijking op met de roman Buddenbrooks van Thomas Mann. Ook die roman beschrijft uitvoerig een burgerlijk milieu, de verplichtingen die dit meebrengt voor de hoofdpersoon Tony Buddenbrooks en haar worsteling daarmee. Christian spiegelt zich ook uitdrukkelijk aan Tony Buddenbrooks.

Toch is er een duidelijk verschil met andere Bildungsromane. Het inzicht dat de hoofdpersonen van der Turm opdoen is dat hun overtuiging dat de DDR niet deugt niet alleen waar is, maar dat ook elk compromis dat men in het gewone leven sluit met de socialistische republiek tot mislukken gedoemd is. Ook de ivoren toren van een vooraanstaand beroep en van de burgerlijke cultuur biedt geen bescherming. Het verval dat hun leven omgeeft reikt veel verder dan een verkrotting van hun villa’s of een voortdurend tekort aan medicijnen. Het is een verval van de mogelijkheid humaan te leven.

In een recensie in Die Welt noemt Tilman Krause het boek ‘de ultieme roman over de DDR, deze belachelijke sow-jet-satrapie op Duitse bodem’. Een roman ‘vanuit het gezichtspunt van hen die niet een seconde er aan twijfelden dat ze tegen de DDR waren. Dat alleen is mooi, na alle beuzelarij van Christa Wolf, Volker Braun, Christoph Heins en tutti quanti, een bijna verlossende daad. Zo duidelijk anti-communistisch, zo vol snijdende verachting voor het proleten- en kleinburgerdom, dat veertig jaar in het oostelijke deel van dit land zijn gif mocht sproeien, heeft nog niemand, die uit deze streek komt’ geschreven. ( Die Welt, 10-8-2008).

Deze anti-communistische stellingname is de kracht van het boek. Het boek schreeuwt uit hoe vol bedrog en uiteinde-lijk onethisch het leven in de DDR was. Het boek is een tegengif tegen elke Ostalgie. Dat is een belangrijke poli-tiek-culturele stellingname of je het daar nu mee eens bent of niet.

Maar deze zo politieke invalshoek is ook de zwakke kant van het boek. De inzichten die de hoofdpersonen ontwikke-len zijn bij uitstek politieke inzichten. Het boek staat hiermee in de traditie van de socialistisch-realistische roman, waarin de hoofdpersoon langzaamaan tot het juiste politieke inzicht komt. Dat is niet een ironie die ik als recensent de auteur triomfantelijk voor de voeten werp. De auteur is zich daar terdege van bewust geweest. Hij gebruikt een collage aan stijlen en het tweede deel schrijft hij opzettelijk in de stijl van de socialistisch-realistische roman.

Het maakt het helaas ook tot een saai boek voor iemand die niet zo heel erg bij een strijd rond de beoordeling van de DDR betrokken is. De persoonlijke stukken, waarin het gaat over de dromen van Christian hoe hij een groot schrijver wil worden, heb ik geboeid zitten lezen. Zo geestig en krankzinnig als alleen autobiografisch proza kan zijn vertelt hij over Christians leeswoede: zijn pogingen om zoveel mogelijk bladzijden op één dag te lezen (hij komt tot 716). Maar door de overige, meer geëngageerde stukken heb ik me heen geworsteld. Ik heb ook wel eens een bladzijde overge-slagen.

Boodschap

Toch schuilt in die combinatie van persoonlijke en politieke stukken de boodschap van het boek. De DDR was zo’n totaal verpolitiekte staat, dat elke persoonlijke vorming niet buiten dit politieke niveau om tot stand kon komen. Bildungsroman en socialistische roman grijpen hier in elkaar. De persoonlijke ontwikkeling, het inzicht in het eigen milieu en de rijping van het politieke inzicht dat deze staat elke oprechte mens kapot wil maken, vormen de persoon-lijkheidsvormende les die de hoofdpersoon te leren heeft.

Dit politiek-realistische maakt het ook tot een erg Duits boek. Bij veel intellectuelen uit alle streken van Duitsland kom ik die harde, politiek-intellectuele stijl van redeneren en leven tegen, die dit boek beheerst. Ik heb altijd het gevoel dat daar een groot verdriet onder zit. Geknecht door autoriteit, geslagen door de geschiedenis, wie zal het zeggen. Plot-seling begrijp ik waarom juist de Duitsers de Grieken zo geïdealiseerd hebben als altijd vreugdevolle, Apollinische mensen. Daar verlangden ze zo naar.

Der Turm is een politiek-cultureel pamflet en een ethisch appel. Als zodanig kan iemand als ik – die in de jaren tachtig met de DDR sympathiseerde – het zich aantrekken. Maar om te lezen valt al die politiek niet mee. Uwe Tellkamp had natuurlijk ruimte nodig, om deze andere, verzonken wereld tot leven te laten komen. Maar 973 pagina’s van dit proza is wel heel, heel veel.

Coen Wessel

Uwe Tellkamp, Der Turm. Geschichte aus einem versunkenen Land, Suhrkamp 2008. In het Nederlands uitgegeven door de Arbeiderspers 2009, Ä 34,95