Edward Thurneysen over Barth

EDUARD THURNEYSEN OVER BARTH

I     Wat is preken?

  1. In zijn eerste gemeente Safenwil (1911-1921) leerde hij te beseffen dat preken niet is wat toen iedere predikant deed: “een woord over God zeggen doordat men uit het eigen gedachtengoed en uit eigen religieuze bewogenheid zijn zienswijze over God te kennen geeft om daarmee de mensen die men aanspreekt, ook tot religieuze bewogenheid te stimuleren.”

  1. Barth leerde daartegenover inzien dat de man op de kansel geen eigen woord te berde moet brengen, maar een geheel ander, een geheel vreemd, ja een geheel nieuw woord moet zeggen: een Woord dat het Woord van God zèlf is!

  1. Maar: steeds weer worstelde Barth met de vraag of dan ieder gewoon mens werkelijk over het Woord van God zou kunnen beschikken? Hij hamerde steeds op het diep verschil tussen God en mens: “God is in de hemel en wij zijn op aarde”. Wie haalt dat Woord uit de hemel naar beneden?! Moet ook de meest diepzinnige en meest begaafde prediker niet erkennen dat God voor hem (en zijn gemeente) onbereikbaar is?

  1. Barth beaamde die kloof tussen God en mens “tenzij – zei hij steeds weer in zijn worstelingen – het de wil van God zou zijn zich in Zijn Woord aan ons mensen te openbaren en menselijke oren en lippen voor die openbaring te openen!” Die afdaling en die communicatie zou over alle kloven heen in onze mensengeschiedenis werkelijkheid moeten worden.

  1. Het is Barth geweest die in zijn worsteling met het Woord Gods in de Boodschap van Oud en Nieuw Testament weer ontdekt heeft dat God niet de verre, onbereikbare God is, maar de God is die ons toeroept ons op Zijn Woord te richten en Zijn afdaling, nabijheid en communicatie werkelijkheid heeft laten worden in het leven, sterven en opstaan van Jezus Christus: opdat wij door en in Zijn Woord voor goed weten dat hij in Jezus Christus eeuwig van nabij “God voor ons mensen” wil zijn, hoezeer we ons ook van Hem verwijderd hebben.

II         De her-ontdekking: Christus als grondslag

Op zoek naar een antwoord op de dringende vraag naar de taak van de prediking herontdekte Barth geleidelijk in de tijd van zijn eerste gemeente (1911-1921) de wezenlijke grondslag waarop de prediking gebouwd moet worden: Jezus Christus!

  1. Hij leerde steeds uitdrukkelijker in zijn preken over Jezus Christus te spreken waarop hij zich gezien OT en NT beroepen kon.

  1. Heel zijn theologie is zo “Christologie” (met een hoofdletter: de persoon van Christus, niet het leerstuk!) geworden d.w.z.: van Jezus Christus zelf uit eerst denkt hij en spreekt hij en met name zo dat hij als het ware de Evangeliën van achteren naar voren leest: van deze Jezus Christus uit die gekruisigd werd en uit de dood is opgestaan. Zijn fundamenteel uitgangspunt is altijd: de Opstanding van die Jezus van Nazareth die aan het Kruis sterft om ons aller broeder en Verlosser te worden. En dat tot in de laatste diepte nl. de diepte van de ommekeer die voor heel de mensheid in Christus gekomen is: de Openbaring van de grenzenloze barmhartigheid van God.

    • Deze oer-grondslag van het christelijk belijden die eerst eeuwenlang door “Rome” onder het puin was bedolven en door de Reformatoren herontdekt werd, maar door nakomers weer onder het puin was geraakt, heeft Barth geleidelijk nogmaals herontdekt!

    • Dat puin was steeds weer dat de Kerk en haar theologie (toen en nu in onze eigen tijd weer) in plaats van eerst naar God en Zijn Woord te vragen het menselijk denken en zijn religieuze voorstellingen en menselijke ervaringen voorop stelde.

    • Barth heeft die herontdekking in de Duitse kerkstrijd tegen Hitler’s totalitaire nationaal-socialisme samengevat in de door hem in 1934 ontworpen “Zes Barmer Thesen”. waarvan de eerste luidt: “Jezus Christus is zoals de Heilige Schrift van Hem betuigt, het Ene Woord van God dat wij te horen hebben en in Wie wij in leven sterven te vertrouwen en aan Wie wij te gehoorzamen hebben”.

    • Door zijn nieuwe op Christus georiënteerde wijze van herlezen van de Bijbelse Boodschap heeft hij zich van die in zijn tijd gebruikelijke – door hemzelf in zijn studie ook gevolgde – theologie losgemaakt: geen ethisch verstaan meer van de Bijbel, geen “Moraal-Boek” meer; geen school van Bultmann meer, die de Bijbelteksten onderzoekt op hun betekenis voor het modern verstaan van de menselijke existentie; geen voorrang meer voor de filosofie van Heidegger en zijn menselijk “Selbstverständnis”!

    • Als na een grote opruiming overkwam het hem en zijn vrienden (onder wie Thurneysen zelf als eerste!) alsof zij een nieuwe wereld in gingen door zich volgens die herontdekking van Barth alleen dan het Woord van God te leren kennen die in Zijn stralend – voor de mens ontoegankelijk – Licht woont, maar die ook de God is die zich aan ieder van ons openbaren wil die zich aan Zijn Woord houdt!

    • Geleidelijk heeft Barth tijdens zijn professoraten – Göttingen (1921-1925), Münster (1925-1930), Bonn (1930-1935) en Bazel (1935-1962) – zijn op Christus als Woord Gods gebouwde theologie in de 14 delen van de Kirchliche Dogmatik ontwikkeld: “de Christelijke Waarheid wordt hierin in heel haar omvang ontvouwd!”

    • Eén ding moet hierbij onderstreept worden: als Barth steeds weer over deze God spreekt, spreekt hij tegelijk ook over de mens!: God is de God der mensen en de mensen zijn van God! Dat geldt voor alle delen van de KD: 

        • omdat het Barth gaat om de ware God, gaat het om de mens, omdat God zich openbaart als de God wiens doel voor de mens de Verlossing door Hem is

        • God heeft daartoe van meet af het Verbond met de mens gesloten waarin heel de Schepping en in haar de mens tot zijn heil als doel opgenomen worden

        • zo wordt heel het leven van de mensheid in al zijn bereiken – cultuur, politiek en maatschappij – het schouwtoneel van het heilshandelen van God (Gods grote “Ja” tot de Schepping!)

        • de mens wordt daarbij tot Zijn partner uitverkoren en is daarmee voorgoed solidair met zijn medemensen verbonden!

        • de mens leeft daarom niet in twee Rijken (een uitwendig en een inwendig, zoals Luther beweerde): wij mensen hebben overal in alle dingen steeds met God te doen, die in de Opstanding van Jezus Christus Zijn hand op al het aardse heeft gelegd: “de aarde is des Heren, de aardbodem en alles wat daarop woont” (Ps. 24, 1)

        • zo verkondigt Barth op grond van de Bijbelse Boodschap het souverein gezag van God over al het geschapene en het ganse leven op aarde, hoe verschrikkelijk de gruweldaden van ons mensen ook zijn mogen

        • Barth heeft dat in het vervolg van zijn Eerste Barmer These aldus neergelegd: “Wij verwerpen de valse leer als zouden er gebieden zijn waarin we niet Jezus Christus maar andere machten te volgen hebben” (Barth weigerde in 1934 de eed op Hitler af te leggen, werd als hoogleraar in Bonn ontslagen en in 1935 over de grens gezet).

      • Ook over de oorlog heeft Barth vanuit deze Barmer Thesen in verschillende periodes zijn mening geuit: hij ziet in de oorlog een gruwel, maar voegde daaraan toe: “men moet niet vergeten dat er nog gruwelijker dingen zijn (de afgodendienst van de totalitaire staat) dan de oorlog. Om ons tegen die nog ergere gruwel te verweren, dienen we bereid te zijn ons met oorlog te verweren.

      • Later heeft Barth zich in de tijd van de Koude Oorlog tegen de atoombewapening verklaard.

      • In zijn laatste levensjaren heeft hij zijn medewerking ook aan de Wereldraad van Kerken gegeven (Assemblies van “Amsterdam” en “Evanston”) en ook na zijn emeritaat contact gezocht met leiders van het Tweede Vaticaans Concilie (o.a. een bezoek aan de Paus, 1966). 

      ————————————————————————

      Noot

      Het bovenstaande is ontleend aan een uitvoerig artikel in de Sonntagsbeilage (15 december 1968) van National-Zeitung Basel nr. 531, waarin Prof. dr. Eberhard Thurneysen zijn op 10 december 1968 overleden vriend gedenkt.