Over het onontkoombare van sociale rollen
OVER HET ONONTKOOMBARE VAN SOCIALE ROLLEN
Alweer vijftig jaar geleden schreef Ralf Dahrendorf zijn beroemd geworden boek de Homo Sociologicus. Hij had met dit werk kennelijk een andere bedoeling dan velen die zich later op hem zouden beroepen, want in het voorwoord van de zojuist verschenen 16e druk beklaagt hij zich over de vele verkeerde vrienden die dit boek in de loop der jaren heeft opgelopen. Zo ontstond er in de jaren 1970 aan de universiteiten een soort sport om aan maatschappijkritiek te doen waarbij de Homo Sociologicus veelvuldig werd ingezet als wapen tegen een verfoeilijke maatschappij. “Voor mij was deze interpretatie hoogst onaangenaam”, vermeldt Dahrendorf nu.
Wat was het geval? In zijn studie had Dahrendorf beschreven hoe elementair het voor de samenleving is dat mensen daarin sociale rollen spelen, en – omgekeerd – hoe belangrijk de onderkenning van het bestaan van sociale rollen is voor de sociologische analyse. Op het snijpunt tussen individu en maatschappij staat de homo sociologicus als de speler van gepreformeerde rollen. Daarbij is iets bijzonders aan de hand: degene die speelt gaat in zijn rol op, hij is als het ware zijn sociale rol, terwijl de rollen het product zijn van de samenleving. Volgens Dahrendorf is dit zelfs het ‘ergerlijke’ gegeven van de samenleving. Het spelen van die rollen is daardoor veel minder vrijblijvend dan het lijkt. Er is zelfs sprake van dwang. Degene die zijn rol speelt ontvangt een houding van welwillendheid van zijn omgeving en degene die dat niet doet treft pijnlijke sancties. Daarom is het ‘ergerlijke’ aan deze maatschappelijke situatie dat er voor een individu eigenlijk niet aan te ontkomen valt. Dat mensen zich conformeren aan voorafgegeven rollen is volgens deze theorie ook niet een exclusief kenmerk van de moderne samenleving maar een universeel kenmerk van alle maatschappijvormen. Rolgedrag schijnt een noodzakelijke voorwaarde te zijn om te kunnen samenleven. Met maatschappijkritiek in de gebruikelijke zin had dit boek dus niet veel te maken.
Voor zijn onderwerp herkent Dahrendorf veel in het toneelstuk ‘As You Like It’ van Shakespeare. De wereld wordt daarin voorgesteld als een toneel waarop individuen steeds opnieuw verschijnen en weer verdwijnen. Telkens met een ander masker op. Hetzelfde individu verschijnt eerst als kind en vervolgens als jongere, volwassene en bejaarde. Pas als men sterft verdwijnt men voor de laatste keer van het toneel. Toch schiet deze metafoor tekort. Want de typering van de mens als maatschappelijk wezen duidt op méér dan het opzetten en afdoen van maskers. Een acteur in een toneelstuk hoeft zijn masker slechts af te doen om zijn ware natuur te tonen, daarentegen is het rolgedrag in de samenleving permanent en wordt ook niet meer als rol ervaren.
Voor de sociologische analyse wordt het pas echt leuk wanneer iemands sociale posities met bijbehorende rolverwachtingen in kaart worden gebracht. Iemand kan bijvoorbeeld tegelijkertijd leraar, huisvader, voorzitter van de tafeltennisclub, lid van een politieke partij, en kerklid zijn. In een matrix kunnen dan voorbeelden van de verschillende ‘Muβ-Erwartungen’ (voeren van eerlijk financieel beheer), ‘Soll-Erwartungen’ (actief deelnemen aan clubactiviteiten) en ‘Kann-Erwartungen’ (deelnemen aan een geldinzamelingsactie) worden geplaatst zodat een rolverwachtingsprofiel ontstaat.
Net als bij andere bedenksels zoals de ‘economische of de psychologische mens’ is de mens die hier wordt opgevoerd en behept is met sociale rollen geen afdruk van de ‘werkelijke mens’ maar een wetenschappelijke constructie. Hoewel Dahrendorf met zijn concept in de kern gelijk kan hebben is het toch niet moeilijk om in te zien dat het er in de gewone mensenwereld anders aan toe gaat dan in deze sociologische constructie. Mensen bekleden complexe sociale posities, reageren op anderen en spelen weliswaar gepreformeerde rollen maar doen dat soms op geheel eigen wijze. Door de eigenheid die aan rollen valt toe te kennen, wordt de roltheorie pas interessant voor de opvoedingswetenschap. Namelijk in het helpen van kinderen om hun eigen weg te vinden, eerder dan in het aanleren van stereotiep rolgedrag. In godsdienstpedagogisch opzicht zal ook altijd elk kind afzonderlijk moeten worden aangesproken en kan het natuurlijk nooit alleen maar gaan om het aanleren van gepreformeerde rollen. Bekend is de uitspraak die Friedrich Schleiermacher hierover deed, dat het een misvatting is om te denken dat kinderen ‘bijzonder’ worden geboren en ‘algemeen’ maatschappelijk worden gevormd. Kinderen groeien daarentegen allen op in dezelfde cultuur (‘algemeen’) en daarbinnen worden ze, idealiter, geholpen zich individueel te ontplooien (‘bijzonder’) (Pädagogik-Vorlesung uit 1813). Hoe zich dit verhoudt tot de homo sociologicus blijft een interessante vraag.
In maatschappelijk opzicht lijken sociale rollen echter een zeer wezenlijke functie te hebben. Zonder de veelheid van rollen (leraar-leerling, vader-zoon, predikant-gemeentelid, etc.) kan er vermoedelijk überhaupt geen sprake zijn van een samenleving. Ze zorgen voor duidelijke, efficiënte werkrelaties en ze bieden structuur en veiligheid. Maar dat alles verheelt niet dat er aan het vervullen van rollen ook een zekere onwaarachtigheid en ‘ergerlijkheid’ kleeft. Vanuit het perspectief van de mens als maatschappelijk wezen is rolgedrag vanzelfsprekend, maar vanuit het vrijheidsperspectief impliceert rolgedrag altijd iets onechts. Dan draagt het bij aan de ‘oneigenlijkheid’. Zoals in wijsgerig opzicht door Heidegger al eens scherpzinnig is opgemerkt dat er over de hele breedte van het menselijk bestaan sprake is van een ‘dictatuur van het Men’. De meeste mensen zijn niet zo ‘eigenlijk’. We nemen dan geen beslissingen, maar laten anderen voor ons beslissen. Wij genieten en vermaken ons, zoals men geniet; wij lezen, zien en oordelen over literatuur en kunst, zoals men ziet en oordeelt; et cetera. Om te ontsnappen aan dat men zou men het eigen geweten moeten volgen. Toch maakt Heidegger zich niet echt illusies dat dat goed zal lukken.
Homo Sociologicus en Men geven vermoedelijk tamelijk juist aan hoe ‘ontpersoonlijkend’ maatschappelijke processen vaak werken, maar dat hoeft nog niet het gehéle verhaal te zijn.
Daan Thoomes.
Literatuur:
Dahrendorf, R. (2006). Homo Sociologicus. Ein Versuch zur Geschichte, Bedeutung und Kritik der Kategorie der sozialen Rolle. 16. Auflage. Wiesbaden: VS Verlag für Sozialwissenschaften
Sperna Weiland, J., (1990). De mens in de filosofie van de twintigste eeuw (gedeelte over Heidegger) Amsterdam: Meulenhoff