Over Popper en de zin van de geschiedenis

logo-idW-oud

 

Over Popper en de zin van de geschiedenis

De socioloog Ralf Dahrendorf citeerde enige tijd geleden in een lezing een uitspraak van Karl Popper over de zin van de geschiedenis: Die Geschichte hat keinen Sinn – wir können ihr einen Sinn geben. Er valt, volgens Popper, geen algemene zin te ontdekken in het verleden. Bepalend voor wat je ziet is de gezichtshoek van waaruit je kijkt. Zichtbaar is als het ware datgene waar je zoeklicht op is gericht. Dahrendorf verbond deze zienswijze met de rode draad in zijn eigen levensgeschiedenis zoals hij die zag. Een ander zou wellicht een andere rode draad kunnen ontwaren.

Dat uitgerekend Popper verantwoordelijk is voor deze kijk op de geschiedenis verbaast enigszins. Hij is lange tijd de grote denker geweest van het kritisch-rationalisme achter de methodologie van de empirische wetenschapsbeoefening. Daarin gaat het wel degelijk om het achterhalen van ware kennis. Weliswaar ‘voorlopig waar’ want wetenschap voltrekt zich in een steeds maar voortgaand proces van ‘beter weten’. Een perfectionistische visie. Stukje voor stukje (volgens de werkwijze van ‘piecemeal engeneering’) wordt zo de empirische werkelijkheid in kaart gebracht. Een voortdurend proces van toetsing aan bepaalde theorieën. Vereenvoudigd voorgesteld als in de methode van trial and error. Geen veralgemeniseringen meer van afzonderlijke waarnemingen. De weg van inductie leidt niet tot algemene conclusies. Het omgekeerde kan wel: falsificeren of weerleggen van empirische kennis. De veel geslaakte verzuchting ‘in Nederland regent het altijd’ valt (gelukkig) niet inductief te bevestigen. Het omgekeerde is wel mogelijk: één droge dag is voldoende om de onwaarheid van de genoemde uitspraak aan te tonen.

A wonderful world

Popper (1902-’94) was een optimistisch mens. Zo was hij van mening dat hij in de best denkbare wereld leefde, namelijk de vrije wereld van het empirisch onderzoek. In 1986 voegde hij aan zijn biografie de zin toe: ‘My belief is that we are living in a wonderful world’. Onze tijd is zowel in economisch als in moreel opzicht de beste tijd die we ooit hebben gehad. We zijn echter – nog steeds volgens Popper – wel dommer dan ooit tevoren, omdat we nog steeds niet in staat zijn om van onze fouten te leren. De oorzaak daarvan ligt misschien wel in een falende opvoeding en aangezien opvoeding een techniek is gaat het hier om een technisch mankement en is dat dus te verhelpen. Leren van fouten is de belangrijkste manier om in de wetenschap en in het leven iets te verbeteren.

Ten aanzien van het vinden van wetmatigheden ligt het in de diverse takken van wetenschap wel wat gedifferentieerd. Popper onderscheidt de generaliserende wetenschappen (bijvoorbeeld de fysica, biologie en sociologie) van de historische wetenschappen. Volgens zijn opvatting is er in die tweede groep van wetenschappen geen sprake van wetmatigheden of generalisaties. Historische theorieën (eigenlijk: ‘quasi-theorieën’) zijn gerelateerd aan bepaalde gezichtspunten of interessegebieden en verschillen principieel van wetenschappelijke theorieën. Geschiedenisopvattingen zijn belangrijk omdat ze gezichtspunten opleveren maar ze zijn zelden wetenschappelijk controleerbaar.

De geschiedenis verloopt ook niet volgens een bepaald plan en in dit verband neemt Popper stelling tegen de opvatting dat God zich in de geschiedenis openbaart. Voorstanders van die opvatting – zoals Hegel, zijn grootste opponent – zien de wereldgeschiedenis zich voltrekken als in een toneelstuk en vragen zich af wie de auteur daarvan is. In de ogen van Popper is het eenvoudigweg godslasterlijk om dan God te noemen. Volgens hem zijn historicisme en christendom onverenigbaar. Dat heeft hij zijn gehele leven verdedigd. Te beginnen in zijn geschriften The Poverty of Historicism en in The Open Society and Its Ennemies. Hij bekritiseerde daarin het idee dat het de taak van de sociale wetenschappen is om de geschiedenis te voorspellen en hij keerde zich tegen linkse, rechtse en ook klassieke politieke filosofen die in een omvattende blauwdruk de weg zien naar een rechtvaardige maatschappij. En in zijn afwijzing van Gods openbaring in de wereld-geschiedenis zoekt hij steun bij Karl Barth. Bij Barth is hij dan natuurlijk recht in de leer als hij stelt dat we niet uit de natuur of de geschiedenis kunnen afleiden hoe we moeten handelen. Maar over het hoe dan wél, gaan de meningen weer uiteen. Bij Popper zijn wij het die doel en zin invoeren in de natuur en in de geschiedenis. Wij kunnen kiezen voor vrijheid, gerechtigheid, democratie, afschaffing van oorlogen, hulp aan armen en behoeftigen, et cetera. De zedelijke vooruitgang hangt van ons zélf af. Dat is de boodschap van Popper. In zijn bewoordingen is dat wel verenigbaar maar zeker niet identiek met de christelijke moraal. Hij volgt Barth ook niet in diens theologie van het Woord van God en is er geen notie dat God altijd groter is. Dat moet duidelijk worden onderscheiden. Popper noemt zichzelf dan ook geen christelijk denker maar een rationalist. ‘I do not think that we can (..) rest our case on Christianity.’(!)

Voor het sociaal-wetenschappelijk onderzoek bestaan er inmiddels al weer nieuwere gangbare methodologieën maar dat neemt niet weg dat de falsificeerbaarheid een belangrijk beginsel blijft voor het vergaren van empirische kennis. Definitief is deze ‘harde’ kennis zeker niet. In dat opzicht kunnen we het nog steeds met Popper eens zijn.

Daan Thoomes

Literatuur:

Dahrendorf, R., “Ich” – das sind die anderen; einige Bemerkungen zum Problem der Autobiografie. In: Neue Zürcher Zeitung, 24. September 2003

Popper, K.R., ‘Über Geschichtsschreibung und über den Sinn der Geschichte’ (1962). In: K.R. Popper. (1994). Alles Leben ist problemlösen. Über Erkenntnis, Geschichte und Politik. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft

Popper, K. (2000). In search of a better world. Lectures and essays from thirty years. London / New York: Routledge, p. 211

Popper, K. (2000). The lesson of this century. With two talks on freedom and democratic state. London / New York: Routledge