Opgroeien in een risicomaatschappij

logo-idW-oud

 

OPGROEIEN IN EEN RISICOMAATSCHAPPIJ

De Duitse socioloog Ulrich Beck heeft bekendheid verworven met zijn introductie van de term ‘risicomaatschappij’. Deze kenmerkt zich door een onzalig mechanisme want in dezelfde mate waarin technisch-wetenschappelijke vooruitgang wordt geboekt, wordt de kans op catastrofen vergroot. In zijn nieuwste risicoanalyse schrijft Beck dat de bedreigingen nog weer zijn toegenomen door het proces van globalisering. Er zou nu sprake zijn van een ‘Weltrisikogesellschaft’. De noodlottige bedreigingen spelen zich af op het wereldtoneel. Het betreft dan de kans op het instorten van de internationale financiële markten, de kans op milieurampen en klimaatveranderingen door de toenemende belasting van het milieu, en de kans op catastrofen die veroorzaakt worden door internationaal opererende terroristen. Hoe beter deze noodlotscenario’s in beeld worden gebracht, des te beter zijn we in staat ons tegen die gevaren te weren. Beck pleit in dit verband sterk voor een mondiale politieke strategie (een ‘Weltinnenpolitik’) en stelt weinig vertrouwen in de zelfvernieuwende krachten van de moderne technologische samenleving.

Nog los van de vraag naar Beck’s sociologische of politieke gelijk, dringt zich de vraag op met hoeveel (noodlottige) bedreigingen een mens eigenlijk kan leven. Niet alleen volwassenen worden daar dagelijks mee geconfronteerd, maar ook kinderen. De televisie zorgt wel dat niemand daaraan kan ontsnappen. Bovendien zijn allerlei onderwijs-programma’s speciaal ontworpen om schoolkinderen al vroegtijdig te confronteren met de kwalijke gevolgen van milieuvervuiling en met de dreiging van conflicten op allerlei gebied. Soms worden volwassen-politieke problemen op deze wijze in de school gebracht en worden kinderen in hun mogelijkheden ‘overvraagd’. Uiteraard gebeurt alles met de beste bedoelingen en zeker niet om kinderen bang te maken. De sfeer en de invalshoek van waaruit problematieken worden benaderd, zijn natuurlijk allesbepalend. Toch is het in dit verband goed om nog eens de inaugurele rede van Lea Dasberg uit 1980 in herinnering te brengen waarin zij zich uitsprak tegen een sfeer van doemdenken in de opvoeding en pleitte voor een pedagogiek van de hoop. Kinderen willen graag groot worden en een toekomstverwachting hebben en kunnen niet opbloeien in een uitzichtloze sfeer van doemdenken. Kinderen zijn concreet ingesteld en willen graag wat ‘doen’ voor het goede doel. ‘Pedagogisch’ willen we graag dat kinderen zich leren inzetten voor idealen. Een schoner milieu en een wereld zonder oorlogen zijn doelen die daartoe uitstekend kunnen dienen, maar dan wel op een voor kinderen aangepaste wijze.

Pedagogen kunnen echter ook te snel oordelen. In een krantenartikeltje heb ik enige jaren geleden een aantal factoren opgesomd waardoor het in onze tijd niet altijd een pretje is om kind te zijn. Zo noemde ik toen: de toegenomen prestatiedruk op school, de mode om op school veel te veel te willen meten met allerlei testen, ouders die door drukke banen en andere bezigheden te weinig ‘beschikbaar’ zijn voor hun kinderen, te veel ouders die graag hoogbegaafde en sociaal-vaardige kinderen willen hebben, de voor-, tussen- en naschoolse opvang, en de vele kinderen die thuis te maken hebben met ruzies en scheidingen en met stiefouders moeten leren omgaan, het vervagen van generatiespecifieke verschillen waardoor kinderen soms te weinig ‘grenzen’ worden gesteld en zich gaan gedragen als ‘gemankeerde volwassenen’. Uit een Unicef-onderzoek dat onlangs in maar liefst 21 landen is uitgevoerd, bleek daarentegen dat Nederlandse tieners het gelukkigst zijn met hun bestaan. De kinderen gaven zelf aan hoe tevreden ze zijn. De onderzoeksvragen hadden betrekking op: welvaart, gezondheid, onderwijs, veiligheid en welbevinden. Waar praten we dan eigenlijk nog over?

Daan Thoomes

Naar aanleiding van: Ulrich Beck, Weltrisikogesellschaft. Auf der Suche nach der verlorenen Sicherheit. Suhrkamp-Verlag, Frankfurt am Main 2007.