Kinderzegen

logo-idW-oud

 

Kinderzegen

In Bertram’s hotel blijft alles zoveel mogelijk bij het oude. Een ambiance waarin welgestelde gasten zich thuis voelen in een sfeer van gisteren. Toch merkt Miss Marple daar tijdens haar verblijf kritisch op: “The essence of life is going forward”. We moeten voort. Dat besef is natuurlijk niet uitsluitend te danken aan het negentiende eeuwse procesdenken. In het ‘rustige’ pre-industriële tijdperk speelde het fenomeen ‘ontwikkeling’ ongetwijfeld eveneens een rol van betekenis. En na de teleurstellende ervaringen van twee wereldoorlogen in de vorige eeuw waarna eigenlijk niemand meer in ernst kon geloven in ‘vooruitgang’, is de ‘voortgang’ in techniek en denken nog steeds onmisbaar. Of onze tijd nu postmodern is of niet (daarover worden hoogdravende filosofische debatten gevoerd), zeker is dat veel mensen gedesoriënteerd zijn. Het wordt bijna afgezaagd om te spreken over de maalstroom van het bestaan. Het leven wordt door menigeen ervaren als ‘een vreemde reis’. Misschien is er daarom in onze tijd wel zo’n behoefte aan beleidsplannen. Werknemers horen op de hoogte te zijn van het organisatiebeleid. In hun werk moeten zij de daarmee verband houdende ‘targets’ halen en worden daar vervolgens op ‘afgerekend’ en intussen kan het beleid voor de zoveelste keer zijn bijgesteld. Gedeprimeerdheid, vervreemding en ‘déjà vu’-gevoelens lijken daardoor in de mode.

Ontwikkeling van kinderen in cultuurhistorisch perspectief

In vroeger tijden was het niet ongebruikelijk dat kinderen meewerkten alsof ze al volwassen waren en ook in andere opzichten ‘meededen’ met de ouderen. Ouderen die op hun beurt vaak wat kinderlijker waren dan nu. Totdat in de moderne tijd de kinderwereld en de pedagogische provincie werden gecreëerd. Kinderen mochten ‘anders’ zijn. Weliswaar eerst alleen in de ‘betere kringen’ en pas geruime tijd later ook onder het ‘gewone volk’. Specifieke aandacht voor kinderen in velerlei opzicht was het gevolg: volksonderwijs, kinderboeken, kindermode, kindergeneeskunde, pedagogiek en ontwikkelingspsychologie, massaproductie van speelgoed, kinderbescherming, kinderhulp in ontwikkelingslanden en een gedifferentieerd educatief overheidsbeleid.

Lang vóór Rousseau had Luther zich al gestoord aan het onmenselijke klimaat in de scholen en het wereldvreemde leerplan. “Das junge Volk muß‚ lecken und springen oder ja was zu schaffen haben, da es Lust innen hat”, schrijft hij in één van zijn Schulschriften.

En geruime tijd vóór Rousseau was er – eveneens in kerkelijk verband – Johannes Gerson (eigenlijk Jean Charlier), predikheer van de Notre Dame en curator van de Parijse universiteit, die het opnam voor kinderen. Hij verweet zijn collega’s dat ze weinig rekening hielden met kinderen en hij beklemtoonde dat de kindertijd een eigen waarde vertegenwoordigde. Opvoeding zou het beste kunnen geschieden in een geest van zachtmoedigheid en met veel geduld. “Men moet kinderen zeer veel tijd gunnen en ze niet in een haastig proces naar geestelijke ouderdom voeren.” Hij gebruikte daarvoor theologische argumenten waarbij hij verwees naar het optreden van Jezus. In geloofsopzicht kunnen volwassenen een voorbeeld nemen aan kinderen. Men moet het Koninkrijk Gods ontvangen met de gezindheid van een kind. In zijn godsdienstpedagogische geschrift Traktatus de parvulis trahendis ad Christum (1410) noemt hij vooral de liefde als uitgangspunt bij onderwijs en opvoeding: “Want wat heeft onderwijs nog voor zin als de liefde ontbreekt? Aangezien het kind in die situatie niet graag luistert of geloof hecht aan het gesprokene en niet geneigd is de geboden serieus te nemen. Daarom is het aan te raden om af te zien van elke vorm van heerszuchtigheid en is het beter om kind te worden met de kinderen.”

Nu, zes eeuwen later, wordt er (terecht) over geklaagd dat ‘echte kinderen’ opnieuw ‘gemankeerde volwassenen’ zijn geworden. En tijdens een onlangs gehouden pedagogisch congres werden kanttekeningen geplaatst bij het regelmatig testen van kleuters en werd er opnieuw voor gepleit om kinderen niet te snel vast te leggen op hun prestaties en tijd te gunnen in hun ontwikkeling. En in de Luther-Akademie Sondershausen-Ratzeburg werd onlangs een congres gehouden met de sympathieke titel Das Ja zum Kind. Kennelijk valt er nog steeds veel te doen.

Pasgeboren kinderen zijn nog niet opgenomen in de maalstroom van ervaringen en lijken onveranderd. Zoals de ‘kindren’ bij Muus Jacobse in zijn nog altijd aansprekende gedicht

Het kind

Ons is geen toekomst en geen keus gelaten:

Wij moeten voort, verward en hulpeloos,

In een cultuur van films en radio’s

En, soms, wat over het verleden praten.

Niemand ontkomt er aan – alleen het kind

Is nog hetzelfde als voor duizend jaren:

Nieuw en verwonderd ligt het rond te staren

Alsof de wereld pas vandaag begint.

O makker in ditzelfde grauw getij,

Nog altijd komt het kind tot jou en mij,

Nog altijd kan de wereld nieuw beginnen,

In ieder kind kan het opnieuw beginnen.

Zolang God kindren in ons midden zendt,

Heeft Hij zich nog niet van ons afgewend.

Daan Thoomes.

——————

Literatuur:

• Muus Jacobse. Het oneindige verlangen. Gedichten en Liederen. Gekozen en ingeleid door Ad den Besten. (Callenbach) Nijkerk, 1982

• Martin Luther, Pädagogische Schriften. Hrsg. von H. Lorenzen. (Schöningh) Paderborn, 1969

• Martinus Nijhoff. Verzamelde gedichten. (De jongen). (Prometheus / Bert Bakker) Amsterdam, 1995

• Hugo von St. Victor, Das Lehrbuch / Johannes Gerson, Traktat über die Hinführung der Kleinen zu Christus. Übersetzt, eingeleitet und erläutert von Joseph Freundgen. (Verlag von Ferdinand Schöningh) Paderborn, 1896