Terzijde, De Triomf der genade
De triomf der genade
De Amsterdamse architect Arnold Ingwersen, medewerker van Elsevier, heef in zijn pas verschenen boek „Tussen kerk en hangar” een hoofdstuk aan Karl Barth gewijd. Een enkel citaat moge de lezers van In de Waagschaal worden aangeboden:
„Barth is de geleerde zonder blijk te geven van zelfs maar een latent kunstenaar te zijn. Daarom blijven zijn gedachten alleen maar hangen in de hersenen van hoge kerkelijke leiders; het gelovige volk laten ze echter onberoerd”.
„Hoewel verering van Barth reeds jaren bestaat heeft ze geen geestelijke opwekking gehad, noch groter geloofsmoed, noch sterker geloofskracht doen zien. Het is slechts uitgelopen op een rel met de christelijke vakverenigingen en de christelijke scholen en dat er wat christenen lid zijn geworden van de Partij van de Arbeid. Zielig resultaat”.
„Het staat dan ook voor mij vast dat Barth’s krachtsmoment reeds voorbij is, omdat zijn gedachten geen weerklank gevonden hebben bij het ware gelovige volk zelf, bij het volk Gods”.
„De berg van het Barthianisme heeft in Nederland slechts een muis gebaard”.
Ja wel, meneer, Barth’s krachtsmoment is reeds voorbij,
Gods volk heeft Barth niet kunnen overtuigen.
Verkondig en herhaal het vrij en blij:
de zaak van Bazel viel compleet in duigen!
In Holland heeft men Barth wel hoog vereerd,
dat doet men in ons kikkerland sinds vele jaren,
maar welke theoloog werd wezenlijk bekeerd?
De berg van Barth kan enkel muizen baren!
Jawel, meneer, u hebt gelijk, zegt u het wel,
bij ’t volk van God heeft Barth geen steun gevonden.
De hele zaak is uitgelopen op een rel
met Ruppert en de christelijke bonden.
Nu ja, een paar supporters werden socialist
en scholden op de scholen met de bijbel.
Een geestelijk reveil Geen sprake van. Slechts twist
om d’antithese, alleen maar Barthiaanse heibel!
Jawel, meneer, Karl Barth is eigenlijk een stumperd,
wanneer u hem eens plaatst naast Bilderdijk!
Door Kuyper wordt hij glansrijk weggebumperd,
er zit geen leven in, hij is een theologisch lijk!
Wij kunnen hem misschien het best begraven
op ’t kerkhof van de Vrije Universiteit.
Dan gaan de Barthianen aan het draven.
Wat zielig resultaat, zij zijn hun meester kwijt.
Jawel, meneer, u hebt het goed begrepen;
Karl Barth is een geleerde, maar heeft geen talent.
Alleen de high-church weet met hem te dwepen.
Een kunstenaar? Welnee, meneer, zelfs niet latent!
De hersens, waarin Barth’s gedachten blijven hangen,
zijn hersens van wat synodale leiders, maar ze zijn heel klein.
Het volk der Doleantie, dat laat zich door Barth niet vangen,
dat wil niet zwemmen in het water van de Rijn.
Jawel, meneer, de firma Barth, zij heeft haar tijd gehad,
U hebt de puntjes op de i gezet!
De man van Bazel bazelt en hij kletst maar wat.
Breng nu het volk van God maar vroeg naar bed.
Jawel, meneer, Karl Barth behoort al weer tot het verleden
net als die and’re Karl, Karl Marx van Trier.
God zij geloofd, verhoord zijn uw gebeden!
En schrijft u maar van week tot week in Elsevier!
J.J. Buskes
(In de Waagschaal, jaargang 11, nr. 33. 12 mei 1956)