Luther als antisemiet

logo-idW-oud

 

LUTHER ALS ANTISEMIET

In najaar 2005 promoveerde René Süss aan de Protestantse Theologische faculteit in Brussel op een studie naar Luther en de Joden. Onlangs is deze studie in wat gewijzigde vorm als boek uitgebracht: Luthers theologisch testament. Over de Joden en hun leugens. Inleiding, vertaling, commentaar. Het behelst, zoals de titel aangeeft, een integrale vertaling van het beruchte smaadschrift Von den Juden und ihren Lügen (1543) dat Luther drie jaar voor zijn dood schreef. Daarnaast biedt het behalve een uitgebreid commentaar op dit geschrift, waarbij het in het historisch perspectief van het (moderne) antisemitisme wordt geplaatst, ook inleidende hoofdstukken over de Joden in het Europa van Luther, de Hebreeuwse bijbel in de theologie van Luther, de verhouding tussen wet en evangelie bij Luther en een overzicht van diens geschriften over de Joden. Het sluit af met de vertaling van Luthers laatste geschriftje, geschreven vlak voor zijn dood in 1546, dat Süss als Luthers eigenlijke ‘theologische testament’ beschouwt: Een waarschuwing voor de Joden. Al met al een veelomvattend en hartstochtelijk geschreven boek, waarbij de historische hoofdstukken duidelijk beter uit de verf komen dan de theologische.

Dit boek is een strijdschrift waarin Süss de ganse ‘Lutherforschung’ de wacht aanzegt. Er worden als het ware steeds grotere cirkels om Luther heen getrokken, met steeds pijnlijkere consequenties. Ik zie drie hoofdlijnen die Süss als lasso’s om Luthers nek gooit. In de eerste plaats wil hij afrekenen met de mythe als zou Luthers Over de Joden en hun leugens een antisemitische ontsporing zijn van een oude, teleurgestelde, door katholieken en kolieken geplaagde reformator, dat in strijd is met zijn eigenlijke, positievere opvattingen over de Joden (zoals bijvoorbeeld verwoord in het Dat Jezus Christus een geboren Jood is uit 1523). In de tweede plaats bestrijdt Süss de opvatting dat de nationaal-socialisten bij hun programma van de ‘Endlösung’ Luthers antisemitische teksten hebben misbruikt; integendeel, stelt hij, “zij gebruikten die zoals ze door Luther waren bedoeld.” En in de derde plaats beschouwt Süss Luther zo ongeveer als de figuur waarin het antisemitische karakter van nu eens het protestantisme, dan weer van de hele christelijk kerk, kernachtig naar voren komt, zodat dit boek min of meer een definitieve afrekening is met het gehele christelijke geloof (als al niet met Christus zelf), als een naar zijn wezen misdadige, want antisemitische onderneming, waartegen Joden zich hebben te wapenen. Het is jammer dat de auteur zich tot deze laatste bankring heeft laten verleiden. Zij weerspiegelt ongetwijfeld zijn persoonlijke visie, maar ze houdt zijn onderzoek meer in de klem dan dat ze het productief maakt. Ik kon me althans regelmatig niet aan de indruk ontrekken dat de stelling van het wezenlijk antisemitische karakter van elke theologie het verborgen gravitatiepunt van deze studie is waaromheen de stof werd opgezet, zonder nog ruimte aan tegenspraak te bieden. Dat is jammer, en was ook niet nodig. De eerste twee cirkels die zich bezig houden met de feiten omtrent Luther en zijn anti-Joodse uitspraken zijn al ernstig en schokkend genoeg. Ik licht er één, in het boek overheersende zaak uit.

Süss legt een directe verbinding tussen Luther en Hitler. Hij is daarin niet de eerste: niet alleen Julius Streicher beriep zich in Neurenberg op Dr. Luther, zoals bekend, ook de humanistische filosoof Karl Jaspers kwam tot de conclusie “Was Hitler getan hat, hat Luther geraten, mit Ausnahme der direkten Tötung durch Gaskammern”, zoals ook Thomas Mann zijn Doktor Faustus schreef vanuit eenzelfde schrik over de onvermoede diepten van de Teutoonse ziel. We zijn dus gewaarschuwd. Nu, wie leest hoe Luther dit smaadschrift tegen de Joden afsluit, voelt inderdaad weinig neiging om te ontkennen dat Luther volop stof heeft gegeven voor het toenemende proces van het ‘onschadelijk maken’ van Joden door de nazi’s. De maatregelen die hij tegen de Joden aanbeveelt na zijn lange tirade vol theologische venijn, jaloezie en regelrechte vunzigheid, doen huiveringwekkend ‘profetisch’ aan: hun scholen en synagogen moeten in brand worden gestoken, maar ook hun huizen moeten worden afgebroken: geef ze een stal als de zigeuners. Neem ze hun gebedenboeken en talmoed af en verbied de rabbijnen voort te gaan met het onderwijzen van hun God onterende leer. Ontzeg ze een vrijgeleide, geef ze een straatverbod, sluit ze op in hun huizen. Verbied ze het woekeren, en neem hun geld en sieraden in bewaring. Ja, men moet “de jonge, sterke Joden en Jodinnen dorsvlegels, bijlen, houwelen, schoppen, spinrokken en spinnewielen ter hand stellen en hen hun brood laten verdienen in het zweet huns aanschijns, zoals het de kinderen van Adam opgelegd is.” Ik denk onwillekeurig aan het opschrift boven de poort van Auschwitz: Arbeit macht frei. En wie nog niet overtuigd is: de beroemde uitspraak van Goebbels ‘Die Juden sind unser Unglück’ stamt van… inderdaad.

Het is, zoals gezegd, schokkend om deze dingen te lezen. Süss maakt inderdaad hard dat er een directe lijn loopt van Luther naar het antisemitisme van de nazi’s. En zijn paragrafen over de receptiegeschiedenis van Luther als Duitse, antisemitische held in de 19e eeuw, bevestigen alleen maar deze conclusie. De vraag is alleen: welke consequenties moet je hieraan verbinden? Dat de Duitse geschiedenis (en die niet alleen!) ook vóór 1933 stikt van antisemitisme is bekend. En dat ook Luther daarin volop heeft gedeeld, komt in dit boek helder naar voren en is uiterst pijnlijk, zeker voor wie Luther beschouwt als een heilige. Maar, zou ik ook eens nuchter willen vragen, welke lutheraan (of christen) van vandaag zal dit geschrift van Luther nog omarmen? Zelfs Melanchton, Luthers kameraad, was er in die dagen al verlegen mee, zo laat Süss zelf zien. En is alles wat Luther over de Joden zegt per se onzin, omdat hij ook vreselijke dingen over ze zegt? Süss zou met zijn derde lasso Luther werkelijk te pakken hebben kunnen krijgen, als hij dieper op diens theologie was ingegaan om de beangstigende, maar ook open vraag te stellen, in hoeverre de antisemitische uitlatingen van de reformator inherent zijn aan zijn theologie; in hoeverre met andere woorden Over de Joden en hun leugens ook een werkelijk theologisch geschrift is dat serieus moet worden genomen als uiting van het geloof in Jezus Christus. Dit heeft hij mijns inziens, ondanks zijn aanzetten daartoe, niet overtuigend kunnen aantonen. En gelukkig maar, zou ik eigenlijk willen zeggen. Maar wat hij wel heeft aangetoond is dus al erg genoeg: Luther is een onheilspellend moderne antisemiet geweest. Waarvan acte.

Wessel ten Boom