Scheiding
SCHEIDING
I
De Gereformeerde Bond binnen de PKN heeft een brochure geschreven over scheiding. Ik vind dat te prijzen. Scheiding is een van de tekenen van onze tijd. Het getuigt van moed om daar vanuit God het nodige over te zeggen.
Wie over scheiding spreekt, voelt zich gedwongen om een pastorale toon aan te slaan. We weten hoe verdrietig een scheiding is voor alle partijen – partners, eventuele kinderen, familie, vrienden; hoe machteloos men er bij staat te kijken, als het al te laat blijkt te zijn; we voelen teleurstelling, soms ook plaatsvervangende boosheid of regelrechte gêne om dit mislukken, maar ja, wie zou hier willen oordelen, als de twee geliefden er zelf niet eens uitkomen… De verleiding is groot om de betrokkenen pastoraal te sparen; om niet over schuld, maar over pech te spreken of twee levens die ‘uit elkaar gegroeid zijn’; en verder moeten ze vooral mans genoeg zijn om er zelf weer uit te komen.
Ik denk dat een dergelijke pastorale toon niet aan de orde is. Het versterkt de sprakeloosheid waarin twee mensen zijn terechtgekomen en vergroot dus alleen hun machteloosheid en verstikkende woede; en het doet natuurlijk voorkomen alsof een scheiding een buitenaardse komeet is die toevallig net op dit adres langskwam. Waar liefde is, wórdt niet uit elkaar gegroeid, zo simpel zullen we het toch moeten stellen, wil de liefde werkelijk liefde blijven heten en niet verworden tot een soort dramatisch gevoel van verbondenheid of ingesleten huiselijkheid. Dus waar dan toch uitgroei is, was daar wel liefde? Wie in het geval van een scheiding niet over schuld wil spreken, doet er geloof ik beter aan om dat woord helemaal weg te laten uit zijn vocabulaire; die wil ook niet de ander maar vooral zichzélf sparen. Er is trouw beloofd, er is in de liefde geloofd, er is volop gebruik gemaakt van het recht dat hierbij hoort, en dat recht is niet gering. Waar dat wordt verbroken is iets ernstigs aan de hand. Daar is toch zoiets als liefde verspeeld en kapot gemaakt. Is het niet al een vorm van liefdescynisme om dan slechts een schouder op te halen? Hoe anders zou het zijn als de omgeving protesteert en in boosheid uitbreekt, in plaats van deze of gene partner juist te bevestigen in zijn ‘tragisch lot’. En hoe anders zou het zijn als ook partners tegen elkaar hardop zouden uitspreken dat ze zich tot op de grond toe verraden en in de steek gelaten voelen, in plaats van de ‘wijste’ te willen zijn, bijvoorbeeld om maar vooral kinderen voor ruzies te sparen, en eerst innerlijk, en dan later ook daadwerkelijk, het hazepad te kiezen. Een kind krijgt meer liefde van een ouder die in toorn tegen zijn partner uitbarst en hem of haar herinnert aan het gesloten verbond, dan van één die innerlijk afsterft en zijn vrouw of man stilzwijgend voor een ander verruilt.
Dit gaat in tegen onze omgangsvorm elkaar te sparen; tegen onze neiging om in de eerste plaats slachtoffers te zien en geen daders. Maar inmiddels zijn we zelf al lang slachtoffer van dit denken geworden, dat onophoudelijk meelij wil genereren, voor alle partijen, maar aansprakelijkheid vermijdt. We zijn o zo redelijk, en elkaar o zo welgezind. We zoeken alleen maar voor iedereen het beste. Maar de vraag is of de mechanismes die uiteindelijk tot een scheiding leiden wel zo redelijk zijn. Liefde is een raadsel, maar haat ook. Er zit ook wel degelijk een neiging in de mens om iets willens en wetens kapot te maken, om de boel te verstieren; om het geluk van de ander te vernietigen – of, nog veel vreemder, juist dat van hemzelf…
Waar liefde verdwijnt waar eerder liefde was, kan vrede niet zomaar haar intrede doen. Daar staan twee zielen tegenover elkaar. En zij voelen zich niet enkel tragisch onbegrepen, maar ook bitter verraden. Een scheiding bevestigt dit voor altijd, en maakt daarom nog eens extra en veel definitiever kapot wat al kapot was. Nelly Barth bijvoorbeeld weigerde te scheiden van haar man Karl, toen zijn liefde (vriendelijk gezegd: ook) andere wegen ging. Hij heeft dit gerespecteerd. Natuurlijk is wie scheidt voor altijd ergens een weduwe of weduwnaar, maar dan ontijdig. Hoe vaak je ook ‘hertrouwt’.
Dit alles neemt echter niet weg, dat er legitieme redenen zijn om te scheiden. Zouden die er niet zijn, we zouden liefde tot een klucht verklaren. De vraag is alleen: hoe die redenen te objectiveren?
II
Volgens de brochure van de Bond is er één legitieme reden: overspel, en de brochure plaatst overspel vervolgens in het rijtje van homoseksualiteit, pedofilie en bestialiteit. Trouw rook natuurlijk een rel en zette dit extra aan. Maar wat je verder ook van al deze kwaliteiten vindt, hierin is de Bond in elk geval niet burgerlijk: zonde is zonde. Wie niet tot Herodes gerekend wil worden, is misschien vergeten dat Jezus het opnam voor tollenaars en hoeren, en dat was niet omdat zij zo kwetsbaar waren. Dat er niets zo burgerlijk is als een heteroseksueel die zijn schaapjes op het droge heeft en een keertje vreemd gaat, is natuurlijk ondertussen wel waar. In die zin is dit rijtje inderdaad wel even slikken. Ik ben geneigd de zaak om te draaien: juist dat inmiddels zo half om half getolereerde vreemdgaan (volgens de radio is het 31% van de Nederlanders) tast veel meer sociale verbanden aan dan het bespringen van een geit, hoe ‘a-sociaal’, in- en inzielig en uiteindelijk wreed dit verder ook is.
Waarschijnlijk stoort ons aan dit rijtje echter vooral dat het één misschien toch met het ander heeft te maken. Daar raken we een gevoelig punt. De vraag namelijk in hoeverre God op het gebied van seksualiteit niet iedereen ‘onder de zonde heeft besloten’ (Rom. 11: 32), en dus niet alleen de notoire viezerik. Hoe hypocriet kan een maatschappij zijn ten opzichte van haar seksueel ontspoorden, als zij zonder blikken of blozen verkondigt dat op seksueel gebied alles geoorloofd is zolang het gaat op vrijwillige basis? Wat een cynisme om voor de één de lustbevrediging openbaar aan te wakkeren, het als gezond uit te roepen of zelfs als de eigenlijke zin van het leven te vieren, maar dit een ander volkomen te ontzeggen? Dit rijtje raakt ons, omdat het de vraag stelt naar kuisheid sowieso; naar het gebod om elke lustbevrediging te temperen en te besnijden omwille van barmhartigheid en menselijkheid. Dat doet dus pijn. Dit rijtje stelt de vraag naar het verband tussen hedonisme en perversie, en wie voelt zich daarin niet een tikkeltje betrapt?
De vraag of een scheiding misschien ook met deze ‘almacht van het hedonisme’ te maken heeft, en dus een vorm van hernieuwde kuisheid en zelfbehoud zou kunnen zijn, lijkt mij nog niet zo gek, al is ze natuurlijk not-done temidden van de huwelijks- en scheidingsbeurzen.
III
Anders dan wellicht gedacht, vormt overspel bij Mozes niet direct de reden tot het schrijven van een scheidbrief door de man; daar gaat het veel algemener om een verstoorde relatie tussen de echtgenoten in de ogen van de man (vgl. Deut. 24:1). Overspel – of ‘ontucht’ zoals de NBG 1952 heeft – geldt wel bij Jezus als reden, en dan ook als de enige legitieme reden voor een scheiding. De man mag zijn vrouw niet wegzenden, anders dan wanneer zij ‘overspel pleegt’ (vgl. Mat. 5: 32). De NBV draait deze pointe om en vertaalt dat de man een vrouw sowieso niet mag wegzenden – het zal wel pastoraal bedoeld zijn, maar het maakt van een vrouw een object ( – en heeft met vertalen ook weinig meer te maken, maar dit ter zijde). Wat Jezus hier dus aan Mozes bevestigt is dat er wel degelijk zoiets bestaat als ‘overspel’, als een ‘echtbreuk’, dus een inbreuk die het verbond feitelijk kapot maakt, zodat deze breuk vervolgens geformaliseerd moet worden. Het lijkt me, met Mozes, het begin van alle erkenning dat een verhouding niet zomaar ‘overgaat’, maar ook daadwerkelijk verstoord wordt, en misschien zelfs wel pertinent door één van de twee. Waar twee kijven… ja, vast en zeker, maar dat mag er niet toe leiden de ogen te sluiten voor concrete stappen van één van de twee partners die een onherstelbare breuk veroorzaken.
Er zit dus veel wijsheid in de Bond om bij een scheiding naar een criterium te vragen en dit ook te geven. Wie een criterium geeft, helpt het om de zaak te objectiveren. Dat is zinvol, want geeft houvast. Er komt een element van redelijkheid in, waar beide partijen aan zijn gebonden. Het wordt mogelijk om van schuld te spreken, van ‘dader’ en ‘slachtoffer’, en het biedt tegelijkertijd een uitweg om de balans op te maken en hoe dan ook opnieuw te beginnen. De vraag is alleen: wat is overspel? Hiervóór zegt Jezus dat iedere man die naar een andere vrouw kijkt en haar begeert reeds in zijn hart overspel, dus echtbreuk pleegt (vgl. Mat. 5: 28). En dan wordt het toch iets ingewikkelder met dit trouwverbond. Kan het ooit iets anders zijn dan een verbond tussen twee reeds bij voorbaat ‘overspelige naturen’? En in hoeverre kan dan niet-overspel nog zijn definitie zijn?
Het lijkt me niet te veel gezegd als we stellen dat het ‘christelijk huwelijk’ zich in laatste instantie niet opvat als een verbond van vrije partners die zich aan een contract gehouden weten, maar als een verbond van verkiezen en verkozen zijn dat rust in de wederzijdse vergeving; een verbond dus dat juist uit die vergeving zijn kracht haalt. Twee partners die elkaar ook in hun overspel trouw blijven. Niet om dit overspel te zegenen of aan te moedigen. Niet om het op te eisen of je er op te laten voorstaan. Maar dit huwelijk wil een leerschool van besnijdenis en vergeving zijn, waarin overspel niet het laatste woord heeft. Achter het verbond zweeft de uitverkiezing als zijn fundament.
De crisis van onze huwelijken is een teken des tijds dat wij het ‘christelijke’ karakter zijn kwijtgeraakt, maar er ook nog geen andere, ‘heidense’, vormen voor hebben gevonden. Die zullen ongetwijfeld weer komen, meer op natuurlijke wetten geïnspireerd – hetzij meer in Romeinse, hetzij meer in Germaanse vorm. Geen enkele maatschappij kan zich op den duur zo een vernietiging van emotioneel kapitaal veroorloven. Wat daarmee echter verloren gaat is dat de mens in zijn liefde tot één persoon een beeld mag zijn van Gods uitverkiezende liefde. Waar theologische noties als uitverkiezing, vergeving en zonde worden weggeworpen, is het christelijke huwelijk dan ook tot zijn einde gedoemd.
Maar dan gaat het dus om meer dan dat je partner een keer is vreemdgegaan. Dan gaat het over Gods oordeel over ons onvermogen om een ander werkelijk lief te hebben – wat bij een scheiding op een onthutsende manier aan het licht komt.
Wessel ten Boom