Kennen wij onszelf?

logo-idW-oud

 

KENNEN WIJ ONSZELF?

Het moet eind jaren vijftig, begin jaren zestig zijn geweest dat ik Arie voor het eerst ontmoette. Of nu ja, ontmoette, meer dan een vluchtig zien kan het niet geweest zijn. Zo veel hadden wij elkaar destijds trouwens nog niet te zeggen. Dat veranderde zo een tien jaar later, toen ik hartelijk welkom werd geheten aan het Surinameplein. ’s Avonds togen wij naar het Olympisch Stadion om Ajax tegen Olympique Marseille te volgen. Ik vond de massale mensenstroom in het donker interessanter dan het voetbal, dat zich ergens ver weg beneden ons afspeelde, al leefde ik enorm op toen er gescoord werd en ik hardop juichte. Aan het geroezemoes om mij heen merkte ik echter dat niet Ajax, maar de Fransman gescoord had. Ook Arie keek even verbaasd op, want een ieder weet dat hij zich niet zomaar gewonnen geeft. Natuurlijk voelde ik mij behoorlijk onthand, en dat heb ik bij Arie eigenlijk altijd wat gehouden.

Ik ben niet vergeten dat hij de volgende dag, na een tamelijk spontane opmerking van mijn kant over het kennen van deze of gene, even inhield en toen vroeg: ‘Wessel, kennen wij onszelf eigenlijk wel?’ Kijk, voor de ernst van zo een man blijf je een beetje bang, maar je neemt er ook je pet voor af. Ik vermoed dat er in de stilte van de keuken of de studeerkamer erg veel petten voor Arie Spijkerboer zijn afgenomen in de afgelopen decennia, meer dan hij wil weten.

Zijn proefschrift over Barth heb ik woedend in de hoek gesmeten – maar wel uitgelezen. Machteloosheid, zeker, om de ijzeren logica die gehanteerd werd om Jezus, Barth en de sociaal-democratie aan elkaar te kitten. Dat vond ik not-done. Nu kan ik Arie daar beter in volgen, maar ik voel nog steeds geen enkele aandrang om mij openlijk tot de ‘rechtsstaat’ te bekeren. Wie dat doet voert mijns inziens of een stille strijd met de ondemocratische wortels van de kerk of ontkent de legitimiteit van alle huidige staten die géén rechtsstaten zijn, wat ik nogal opruiend vind. Ik denk dat het genoeg is als een christen zich tot het Koninkrijk Gods bekent. Ik bespeur hier ook wel een verschil tussen zijn generatie, die het geloof als burger wilde ‘vertalen’, en mijn generatie, die in wezen a-politieker is.

Soms vraag ik me af: wat zou Paulus met Arie aan moeten? Daar maak ik me wel eens een beetje zorgen om. Ik zou me kunnen voorstellen dat zelfs Paulus verbaasd is over de ernst waarmee Spijkerboer hier op aarde zijn verzen heeft uitgelegd. Toch denk ik dat hij ook zal zeggen: als ik daarmee één ziel gered heb van angst en verslagenheid, dan heb ik niet voor niets gesproken. Ja, laten we het maar ronduit zeggen: Arie heeft voor velen verwoord wat het is om een christelijk geweten te hebben, ook als ze die last zelf niet konden dragen. Dat vereist een ontzaglijke innerlijke vrijheid die niet iedereen wordt gegeven. Ook zelf heeft hij dat zogezegd geweten.

Ruim vijf jaar geleden vroeg Arie mij toe te treden tot de redactie met de woorden ‘Ook jij hoort daarbij’. Hij zou zich terugtrekken en hooguit nog wat hand- en spandiensten verrichten. Hij meende het in alle ernst. Maar dat bleek toch niet helemaal waar te zijn. Oom, kennen wij onszelf eigenlijk wel?

Wessel ten Boom