Commentaar (De mond van God)
COMMENTAAR (De mond van God)
Een mallotige kunstenaar heeft een cartoon getekend waarin God orale neigingen worden toegedicht, hetgeen de projectietheorie, waarvan deze kunstenaar ongetwijfeld een aanhanger is, weer bevestigt. Is dat even lachen! Maar het moderamen van onze kerk voelt zich gekwetst, en schrijft een open brief waarin het opkomt voor allen die zijn naam belijden.
Inderdaad: Gods mond wordt hiermee ontheiligd. Want Hij spreekt en het is er. Als er één lichaamsdeel typerend is voor de Here, dan is het wel zijn mond, die roepstem van zijn hart. Maar deze mond spreekt, troost, oordeelt, klaagt aan en spreekt vrij. Zijn mond gééft, en hoeft niets te hebben, zoals de zon geen warmte nodig heeft maar enkel uitdeelt. En Hij hoort naar de gebeden van zijn kinderen in nood. Maar is een mens werkelijk in nood omdat zijn God bespot wordt met een viltstift? Wie zo redeneert, doet een appèl op onderbuikgevoelens het eigenlijke slachtoffer te zijn van de moderne maatschappij. En dat geldt noch voor christenen, noch voor moslims. En voorzover dat wel voor ons geldt (en in strikte zin is dat natuurlijk zo, omdat de kerk een vreemdelinge is), is dat alleen maar goed bijbels.
Er zijn veel dingen over deze brief te zeggen. Tien jaar geleden was deze brief ondenkbaar. Maar tegenwoordig lijkt het wel of de kerk een kans ruikt om in een ‘theïstische alliantie’ met de Nederlandse moslims op te komen tegen de secularisatie. Een heilloze weg van een nieuwe antithese die ons alleen maar verder zal marginaliseren. Er valt iets te zeggen over geloven in het tijdperk na Fortuyn, waarin we allemaal zo vreselijk snel gekwetst zijn, als al niet worden ‘gecriminaliseerd’. In die zin is de verontwaardiging van de synode meer een uitdrukking ván deze tijd dan een verzet tégen deze tijd. En tot slot: over de ‘babylonische gevangenschap’ van onze kerk van de huidige beeldcultuur, waar deze brief ook een teken van is. Ik krijg wel eens de indruk dat onze synode vandaag de dag meer wakker ligt van de beeldvorming van de kerk bij de anderen, dan van de vraag of er in de gemeenten eigenlijk goed gepreekt wordt, of laten we zeggen: of daar ook gelóóf is. Ik denk dat die vraag Jezus meer bezig houdt, dan de hele verzameling cartoonisten bij elkaar.
Maar áls de synode dan spreekt omdat het haar werkelijk om de eer van God te doen is, en niet om de presentatie van een relevant middenveld waar Nederland nog steeds rekening mee moet houden – laat dan de synode ook werkelijk haar zorg uitspreken voor het oordeel Gods over allen die zijn naam bespotten omdat Hij ‘niet onschuldig zal houden wie zijn naam ijdel gebruikt’ (Ex. 20:7); immers ‘Die in de hemel zetelt lacht; de Here spot met hen’ (Psalm 2:4). Ik zag liever een Paasbrief ter bemoediging in de volharding van het geloof. Maar als je zo spreekt, dan zal ook iets van Gods toorn moeten klinken over dit Nederland.
We hebben tenslotte niet voor niets een mond gekregen.
WtB