Het tegoed van het Oude Testament
HET TEGOED VAN HET OUDE TESTAMENT
– Eschaton en geschiedenis bij Noordmans in bijbels perspectief (III)
In een vorig artikel hoorden we Noordmans spreken over ‘onze’ geschiedenis, gezien vanuit de bijbel (IdW 39/10). Daarbij mogen we echter niet vergeten dat in het Oude Testament al een zelfde geschiedenis heeft plaatsgehad. We horen ter afsluiting van onze serie Noordmans nog eens expliciet over het Oude Testament:
‘Deze verhouding van het goddelijk “mijn” en “dijn” regeert overal in de bijbel. Wij vinden haar niet alleen in het Nieuwe Testament bij Jezus en Zijn Tolk, de Heilige Geest, maar ook reeds in het Oude, tussen Wet en Profeten. Wat de profetie gaf, was niet iets geheel nieuws, maar het was ontvouwing van hetgeen God in de vorm van wet reeds had bekend gemaakt. De Wet is de zedelijke en ceremoniële, de staatkundige en kerkelijke regeling van de betrekking tussen God en Zijn volk. De Profetie laat door historische beschrijving en door prediking zien, wat er in verleden en toekomst uit die betrekking gevolgd is en volgen moet of zal. De wet is dus meer blijvend en zakelijk; de profetie bewegelijk en geestelijk. De profetie zou geen grond hebben, zij zou een slag in de lucht zijn, als zij niet uit de wet kon spreken. Maar de wet zou dood zijn en zij zou de mens ook doden, als zij niet telkens door de profetie levendmakende kracht ontving. “De letter doodt, maar de Geest maakt levend.” (2 Cor. 3:6)’ (234)(1)
‘God is een enig Heer, naar het grote sjema van Israël. De kennis van Hem ligt in de geschiedenis in de lengte naar ons toegeworpen door de profetie. Wij moeten de lijn van achteren naar voren inpalmen. Zo heeft de christelijke Kerk gedaan, toen zij van Jezus op de profeten terugging.’ (43)
‘”Niet bij brood alleen zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.” Dat is het sociale pro-gram, waarmee Jezus uitkomt. Als men goed toeziet, merkt men, dat er in dat opzicht geen onderscheid is tussen Oud en Nieuw Testament. Beide gaan uit van de woestijn. Jezus herhaalt eenvoudig de woorden van Mozes, als de broodvraag ter sprake komt. Mozes is op dit punt niet meer aardsgezind dan Hij. En Jezus is niet zo hemelsgezind, dat Hij die vraag over het hoofd zou zien. Zij staat bij Hem zelfs voorop; hier in de verzoeking, maar evengoed in het Onze Vader, in de laatste drie beden als de noden des levens aan de beurt komen. Tussen die beden en de verzoe-kingen bestaat een merkwaardige overeenkomst. Door de laatste heeft Jezus leren bidden. Daarom kan men deze beden pas recht gebruiken, als men de macht der verzoekingen kent.’ (127, 128)
Voortgang
Hoe gaat de geschiedenis van Israël in het Oude Testament voort? Noordmans heeft daarover een mooi hoofdstuk geschreven. Het gaat over de geschiedenis van Rizpa. Op Saul en zijn huis rust een bloedschuld, die oorzaak is van hongersnood. ‘Als boete voor deze bloedschuld levert David nu twee zonen van Rizpa en vijf zonen van Saul’s oudste dochter Merab aan de Gibeonieten uit. Op een aan de Here gewijde berg te Gibeon werden deze zeven mannen opgehangen om verder overgelaten te worden aan het gevogelte des hemels en het gedierte des velds; de dood der gevloekten, die geen eerlijke begrafenis kregen. Dan volgt de daad van Rizpa, die in onze tekstwoorden beschreven wordt. Zij nam een treurgewaad, zoals rouwdragenden dat droegen, en spreidde het onder zich uit op de rots. Zij hield de wacht bij de gehangenen van het begin van de gerstenoogst in April, tot de najaarsregens in October.’ (vgl. 2 Samuël 21:10) Het verhaal ‘beschrijft de daad van een vrouw, die daarmee een zeer bijzondere plaats inneemt in de heilsgeschiedenis. Wanneer Abigaïl in staat is koningen met raad te dienen, dan kan Rizpa aan goden waarheden voorhouden en hun veranderingen afdwingen in hun besluiten. Zij gaat tot de grenzen en tot over die grenzen. Want het zitten van deze vrouw, van de gerstenoogst af tot de herfstregens toe, onder de zeven kruisen op de berg, strijdende tegen Gods gevogelte en Gods gedierte, de voltrekkers van Zijn vloek en de gasten van Zijn zoenoffer, – deze houding hoort niet meer geheel thuis in ons mensenleven. Rizpa zit midden in de nederlaag. Maar zij verheft zich daaruit om God zijn vaten te ontroven. Zij vecht tegen God zelf en tegen Zijn vloek. (…) Toch is het haar om God te doen. Maar zij neemt geen genoegen met die zijde van Hem, die haar op de berg ontmoet. Zij eist dat Hij ook anders zal kunnen zijn. (…) En dat andere recht is haar geworden. Toen David van haar doen hoorde, liet hij het gebeente der gehangenen afnemen en met dat van Saul en Jonathan in hun familiegraf bijzetten. Rizpa had in Israël de Wet verzet. Later moet een gehangene nog vóór zonsondergang begraven worden (Deut. 21:23).’ (64 v.v.)
Voortgang in de geschiedenis is er dus, zegt Noordmans, door een opnieuw actualiseren van de Wet, door een op-nieuw zien van Jezus door Woord en Geest. Is er in deze tijd zoiets mogelijk?
Er zijn nogal wat problemen in de wereld met alles wat met man en vrouw, seks en huwelijk te maken heeft. Een groot deel van het christendom, de ‘echte’ christenen, hebben daarop het aloude antwoord: man-zijn en vrouw-zijn is er om kinderen te krijgen, daarom geen condooms, geen homoseksualiteit, want dat is tegen de heilige vruchtbaarheid. Maar is dat wel bijbels, is dat niet een traditie, geërfd van Aristoteles?
Wat zegt Jezus op een vraag naar man en vrouw, seks en huwelijk? Matteüs 19: 4-6: ‘Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt? En Hij zei: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn. Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.’
Ja, dat is gewoon een citaat uit het Oude Testament. Maar het gaat daarin niet over vruchtbaarheid, maar om de juiste verhouding van naastenliefde, toegepast op man en vrouw. En dan gaat het dus om eeuwige liefde tussen man en vrouw, zoals de profeten al gezegd hadden.
Dat kennen wij wel uit de opera: Orpheus en Euridice, of uit de poëzie: Dante en Beatrice. Maar dat toepassen op ons eigen leven?
Nou, daar zouden we mee kunnen beginnen. En protestanten beginnen niet met: hoe gaan we dat nou eens doen? Maar met: laten we die woorden geloven, dat ze voor ons bestemd zijn. Dan zullen ze ons omvormen.
Aart van den Dool
(1) De paginering verwijst naar Dr. O. Noordmans, Gestalte en Geest, Amsterdam 1956. Vgl. Dr. O. Noordmans, Verzamelde Werken 8; de paginanummering van de eerste uitgaven staat hierin vermeld.