Een ‘groene geest’ spreekt zich uit voor het Birmese volk

logo-idW-oud

 

EEN ‘GROENE GEEST’ SPREEKT ZICH UIT VOOR HET BIRMESE VOLK

20 september 2007. De Birmese theologe Dr. Anna-May Say Pa staat achter het spreekgestoelte in het auditorium van de Vrije Universiteit. Een korte, kordate vrouw met een heldere stem. Zij is gedurende een maand in Nederland en spreekt als gasthoogleraar op de Dom Helder Camara leerstoel. Een scherm met beamer-beelden op de achtergrond lijkt overbodig in een context waarin we juist die dagen via de nieuwsberichten zien hoe Boeddhistische monniken met geweldloos protest de straten in Birma kleuren. Oranjerood, nu nog wel. Maar ieder houdt de adem in en vreest een ander rood. Prof. Say Pa, hoogleraar oude testament aan het Myanmar Theological Institute in Rangoon, zal spreken over ‘Verlangen naar vrede en recht te midden van geweld en militarisme’. Wat valt er te zeggen in deze context?

Zonder omhaal van woorden zet prof. Say Pa de toon van haar lezing met een bewerking van Psalm 137. De tekst is geschreven door één van haar volksgenoten, een Karen-vrouw, lid van een voornamelijk christelijke, etnische minderheid uit Birma. Het Karenvolk vormt één van de minderheden die door de Birmese milities steeds verder de vluchtelingenkampen in gedreven worden. Vanuit die ervaring klinkt:

‘In deze lege tijd
leef ik zo bitter,
beroofd van wat mij lief was.
Mijn tranen vloeien vanzelf
want ik ben weg,
weg uit het land waar ik van houd,
weggevoerd, als een pluisje op de wind.

Het is zwaar om te leven
In een vreemd en ontvreemd land.
Herinnering brandt in mij,
heimwee
naar het Karen land waarvan ik droom.

Dromen, ze zijn zo nabij
Maar ik, ik ben ver weg’

(vrij vertaald (FS) naar een tekst van Naw May Oo, ‘Longing to see the Motherland’, in: Birma, Voices of Women in the Struggle, ed. The Thanaka Network, Bangkok 1999)

Het wordt nog stiller in de zaal. De aanwezigen voelen hoezeer Say Pa haar eigen heimwee van dat moment verwoordt. Verscheurd als zij zich voelt door haar tijdelijk verblijf in Nederland en het verlangen om juist in deze dagen bij haar volk en haar studenten te zijn. Met de taal van de psalm karakteriseert Prof. Say Pa de situatie van haar volk als een vorm van ballingschap in eigen land. Een leven zonder vrijheid, waar de militaire elite de Birmese bevolking van hun eigen land en cultuur vervreemdt. Dat doen ze letterlijk, door geld, goed en grond te ontnemen en mensen zo het oerwoud en de armoede in te drijven. Nog verregaander, probeert de militaire overheid de eer en identiteit aan mensen en etnische groepen te ontnemen. Het verkrachten van vrouwen en het dwingen van mannen en kinderen tot dwangarbeid blijkt daartoe al eeuwen lang een beproefd middel. VN-rapportages hebben herhaaldelijk aangetoond hoe het Birmese leger geweld tegen vrouwen als oorlogsstrategie gebruikt. Ondertussen lijkt de internationale gemeenschap met China en India voorop slechts oog te hebben voor de nog onontgonnen rijkdommen van het ‘Land der Gouden Pagode’s’. Olie, gasleidingen en edelstenen liggen immers te wachten op handel en buitenlandse firma’s popelen om het toerisme naar het cultuurhistorisch erfgoed rond Rangoon, Mandalay en Bagan een flinke impuls te geven. Wie buiten Birma roept om een boycot krijgt het verwijt dat het land daardoor slechts verder achterop zal raken. Wie binnen Birma roept om een boycot krijgt op zijn minst levenslang huisarrest, zoals Aung San Su Kyi. Wat zal Say Pa gaan zeggen?

Say Pa spreekt geen gebruikelijke politieke taal, noch roept zij op tot harde actie, laat staan geweld. Zij kiest de taal van de psalmen, van de Schriften, een taal die niet minder scherp is dan welke politieke taal ook, maar die haar precies de moed en de ruimte geeft die zij nodig heeft om zich behoedzaam uit te spreken, wetend dat in een politiestaat als Birma de oren en ogen van de junta verder kunnen reiken dan de grenzen van het vervreemde land.

Zo verheft zij haar stem om op exemplarische wijze de situatie van vrouwen in haar land te beschrijven via het narratief van Rechters 19-21. In dat Bijbelgedeelte gaat het om een vrouw, de concubine van een Leviet, die vanwege onenigheid met haar man naar het huis van haar vader in Bethlehem terugkeert. Daar vindt de vrouw echter geen bescherming, want haar vader geeft haar opnieuw mee aan de Leviet. Tijdens de terugreis overnachten ze in Gibea. Benjaminieten aldaar schenden het gastrecht, de Leviet levert zijn vrouw uit om te worden mishandeld en verkracht, tot aan het ochtendgloren: ‘Terwijl het langzaam licht werd, sleepte ze zich naar het huis waar haar man te gast was. Voor de drempel viel ze neer. Toen haar man die ochtend bij de eerste zonnestralen de deur opende en naar buiten ging om zijn reis te vervolgen, zag hij zijn vrouw daar liggen, haar handen uitgestrekt naar de drempel. ‘Sta op, zei hij tegen haar. Kom, we vertrekken’. Maar er kwam geen antwoord’. (Rechters 19:26-26 NBV). Dit gruwelijke gebeuren vormt de aanleiding tot een spiraal van geweld: een bloedige wraakactie van de stammen van Israel op het broedervolk Benjamin en tot de uiteindelijke roof en kidnap van jonge meisjes als vrouwen voor de overgebleven Benjaminieten.

Dr. Say Pa constateert hoe de vrouw, met wie deze geschiedenis begint, in feite geen eigen stem heeft in het verhaal. Haar geluid wordt niet vernomen, haar verhaal niet verteld. Daarom kiest Say Pa ervoor om zelf het verhaal opnieuw te vertellen, in de ik-vorm, als was zijzelf de ‘groene geest’ van de Levietische concubine. Zo verbindt zij het schriftgedeelte met elementen uit de inheemse Birmese traditie waarin geloofd wordt dat het land van de Gouden Pagode’s inmiddels is verworden tot het land van de Groene Geesten. Groene geesten zijn volgens Birmees volksgeloof de zielen van mensen die door geweld om het leven zijn gekomen. Roepend om recht en wraak waren deze geesten rusteloos rond. Zij zullen niet rusten totdat de daders van hun gewelddadige dood voor het gerecht staan. Het land is vol van zulke geesten, aldus Say Pa. Tijdens spirituele sessies worden deze geesten opgeroepen om mensen te inspireren zich niet neer te leggen bij het aangedane onrecht. Zo worden de geesten tot profetische stemmen die de wreedheid van het militaire bewind aanklagen waar een gewoon mens dat niet ongestraft openlijk kan doen. Waar Say Pa één van deze ‘groene geesten’ stem geeft via het Schriftverhaal, kunnen mensen zich identificeren met de verhalen uit de Schrift en hun stem verheffen. Het verhaal werpt licht op de werkelijkheid waar de Karen vrouwen vandaag de dag mee geconfronteerd worden. Het helpt hen om hun stem te verheffen en anderen om hun stem te herkennen, zo hoopt Say Pa.

Op grond van het bijbelverhaal en in het spoor van Dom Helder Camara, keert Say Pa zich vervolgens af van gewelddadige actie in de huidige tijd, omdat daar slechts nieuw geweld uit voortkomt, zo stelt zij. En wie zijn de slachtoffers van geweld? In eerste instantie de kwetsbaren in de samenleving. Het benoemen van het geweld dat vrouwen en anderen wordt aangedaan, geeft Say Pa de kracht om te strijden voor een andere, door de schrift geïnspireerde werkelijkheid. Dat is een wereld van vrede en recht, die zij vanuit de Birmese context gesymboliseerd ziet in de maaltijd, zoals in Jesaja 25. Heimwee knaagt, het land is ontvreemd, de verzadiging door de maaltijd is nog ver weg, maar in eschatologisch perspectief is dit toch wat Say Pa hoop geeft: ‘Dat ooit de volken in Birma, de jonge Karen vrouw en de Birmese, de generaals en Aung San Suu Kyi, de rijken en de armen, allen samen rijst eten. Dat is mijn hoop voor de toekomst, dat vormt mijn inspiratie en kracht’.

Studenten van de cursus ‘intercultureel Bijbellezen’ die later in de week met Say Pa in gesprek gaan, zijn onder de indruk. Het concept ‘hoop’ heeft opeens vlees en bloed aangenomen. Hier staat iemand die aan haar mens- en christen-zijn de moed ontleent om onrecht te benoemen. Iemand die bij sommigen vragen oproept vanwege haar feministische insteek. Maar in elk geval iemand die aan de schrift de hoop ontleent om te blijven geloven in een toekomst van God. Een gerichte boycot, dat bepleit ze. Vooral een boycot tegen passiviteit, tegen wegkijken en tegen geweld. ‘Het enige dat ons werkelijk helpt, is een spiritualiteit van geweldloosheid’. Dat betekent dat Say Pa in haar werk continu zoekt naar wegen waardoor de passiviteit van mensen doorbroken wordt. Zowel het christendom als het boeddhisme hebben immers de neiging tot berusting, als ‘God’ en ‘lot’ of ‘karma’ met elkaar vereenzelvigd worden. Say Pa strijdt voor een brede beweging van theologisch geïnspireerd, geweldloos verzet waarin de religieuze tegenstellingen tussen christenen en boeddhisten en tussen etnische groeperingen overbrugd wordt. Daaraan werken ziet zij als haar ultieme opdracht en daarom ook kiest zij er bewust voor om de bijbelse verhalen te contextualiseren.

Nu de situatie in Birma weer uit het dagelijks nieuws is verdwenen, Say Pa terug in Rangoon is, en de situatie nog steeds kritiek, bid ik of de groene geest, de Heilige Geest en de geesten van de internationale gemeenschap elkaar mogen vinden. Alleen dan is vreedzame verandering mogelijk voor een land dat als paradijs geschapen werd.

Ciska Stark

N.a.v. ‘Longing for Peace and Justice in the Midst of Violence and Militarism; An Indigenous
Woman’s Voice’, lezing Dr. Helder Camaraleerstoel 2007, zie www. Domheldercamarachair.org