Over een opwekkingsbeweging – Per Olov Enquist: De reis van de voorganger

logo-idW-oud

 

OVER EEN OPWEKKINGSBEWEGING – Per Olov Enquist: De reis van de voorganger. Ambo, Amsterdam 2003

Het boek begint op de begraafplaats van de Hernhutters in Denemarken, in het zuiden van Jutland. Allemaal dezelfde platliggende stenen, een naam, de geboortedag en de sterfdag, en een motto. De begraafplaats was al sinds 1773 in gebruik en meestal was niet meer te lezen wat er op de stenen stond. Maar als de zon ’s morgens vroeg op de stenen scheen wilde dat toch nog wel eens lukken. Zo zag Enquist op een van de stenen het motto: ‘Ze was gering, maar ze deed haar best’.

Enquist is op deze begraafplaats omdat Efraïm Markström de wens te kennen heeft gegeven dat hij bij zijn begrafenis aanwezig zou zijn. Waarom? Enquist was toch een Zweed, en Markström ook? Blijkbaar heeft Markström bij de Hernhutters begraven willen worden, en hij zal gedacht hebben: Enquist is vaak in Kopenhagen en dan is de reis voor hem niet te ver. Zo maakt Enquist de kerkdienst bij de begrafenis van Efraïm mee. Er wordt gezongen over het bloed van Jezus en de predikant leest iets uit de Lebenslauf van Efraïm voor. Volgens Enquist moeten alle Hernhutters een kroniek van hun eigen leven schrijven en die kroniek wordt zorgvuldig bewaard. Na de dienst vraagt Enquist of hij de Lebenslauf van Efraïm eens mag zien. Dat mag en Efraïms Lebenslauf blijkt tien centimeter dik te zijn! Allemaal bladen met de hand geschreven, maar er zitten ook stukken in van Lewi Pethrus, voorganger van de Pinkstergemeente, en van Sven Lidman, zijn grote vriend én tegenspeler.

Zo vindt Enquist het materiaal voor zijn boek.

Maar eerst aandacht voor wat Enquist over de Hernhutters vertelt, omdat zij, volgens hem, op alle opwekkingsbewegingen die na de achttiende eeuw in Zweden gekomen zijn, dus ook op de Pinksterbeweging van de twintigste eeuw hun stempel hebben gedrukt.

De Hernhutters, zegt Enquist, wilden geen nieuwe kerk stichten, maar als zuurdesem in de bestaande kerken werken. Alles kwam aan op je inleven in het lijden van Christus, op het in Hem opgaan. Dat moest gevoelsmatig, intuïtief gebeuren en logisch denken kwam er niet aan te pas. Dat opgaan in Christus was erotisch, zo niet seksueel gekleurd. De wond in de zijde van Christus aan het kruis was een plek, waar je je geborgen kon weten en zijn bloed betekende warmte, nog eens: warmte.

Lewi

Lewi, van zeer eenvoudige komaf, is arbeider. Hij is socialist, maar houdt zich toch verre van de aan het begin van de vorige eeuw ook in Zweden opkomende sociaal-democratie. Hij wil het denken van de arbeiders beïnvloeden en hun geweten vormen; hij droomt ervan schrijver voor arbeiders re worden. Op een vergadering van zijn vakvereniging doet hij het voorstel niet meer te vloeken. Dat is moedig van hem, maar zijn voorstel wordt aangenomen.

Daarna treffen we Lewi aan als voorganger van Filadelfia, een kleine baptistengemeente in Stockholm. Lewi laat ook niet-gedoopten aan het avondmaal toe en dat is voor baptisten onaanvaardbaar. Hij wordt met zijn gemeente uit de unie gestoten en dan begint het. Om te begrijpen wat er dan begint moet je weten dat de mensen in Enquists boek een onderscheid maken tussen ‘verlost’ en ‘in tongen spreken’. Ben je ‘verlost’, dan ben je al een heel eind op weg, maar echt contact met God heb je pas als je ‘in tongen spreekt’. Heeft Lewi dat echte contact met God? Er is een jongen die hem smeekt hem in de dienst de handen op te leggen, zodat hij ook ‘in tongen zal spreken’. Lewi is radeloos, weet niet hoe hij het heeft, en legt uit armoe die jongen maar de handen op. Dan valt de jongen op de grond en begint ‘in tongen’ te spreken. Even daarna begint Lewi ook ‘in tongen’ te spreken. Zo begint in 1913 de Pinkstergemeente in Zweden. (Volgens mijn encyclopedie klopt dat jaartal – Enquists verhaal is niet helemaal uit zijn verbeelding geboren.)

Lewi’s gemeente ontwikkelt tijdens de Eerste Wereldoorlog en het interbellum een enorme activiteit in de achterbuurten van Stockholm: er worden gaarkeukens en tehuizen voor daklozen opgericht. De mensen stromen toe, vooral vrouwen tussen de twintig en veertig jaar. In de achterbuurten van Stockholm is het aantal verlaten, en alleenstaande vrouwen met kinderen schrikbarend hoog. Er heerst in de gemeente een strenge tucht: alcoholgebruik ( ‘in de brandewijn zijn’!), dansen, bioscoopbezoek en nog veel meer is zonde. De vrouwen mogen geen sieraden dragen; ze mogen geen loshangend haar hebben en moeten een knoetje maken. ‘Pinksterknoetjes’ dus.

Pinksteren gaat als een lopend vuur door Zweden en ver over de grenzen van dat land. Het weldenkende deel van de Zweedse natie begint zich er zorgen over te maken: wat moeten al die ‘brabbelaars’, die in extase op de grond vallen? O, daar zijn wel verklaringen voor: autosuggestie, massahysterie, enzovoort. Maar in een gesprek met een zenuwarts en met een hoge functionaris van de politie weet de zeer scherp argumenterende Lewi zijn gemeente uitstekend te beschermen. Voor de lutherse, Zweedse staatskerk hebben Lewi en zijn geestverwanten geen goed woord over: die lutherse dominees zijn ‘staatspadden’, met een goed betaalde baan.

Dankzij Lewi groeit de Pinksterbeweging over de hele wereld als kool, met name in Brazilië. Lewi reist daarheen, en zegt tegen de Braziliaanse gemeenten dat ze niet meer op steun uit Zweden moeten rekenen. Ze moeten zelfstandig verdergaan en een alles omvattende organisatie is uit de boze. Waaraan is de enorme bloei van de Pinksterbeweging te danken: aan het heldere verstand en het enorme organisatietalent van Lewi, of aan de Heilige Geest? Volgens Lewi aan de Geest, maar Enquist heeft daar zo zijn gedachten over. Wanneer het gebouw van Filadelfia veel te klein is geworden en Lewi plannen maakt voor een grote tempel met duizenden zitplaatsen, tekent hij aan dat Lewi ‘overlegt met God. En met de bouwcommissie’.

Al lezend kon ik mijn sympathie voor Lewi niet onderdrukken.

Sven

Sven is van goeden huize en woont met zijn moeder, een weduwe, in een bescheiden appartement. Sven is dichter en versierder, ik kan er geen ander woord voor bedenken. Hij wil een groot dichter worden, maar zijn angst is dat hij dat niet wordt. Alles wat hij met vrouwen doet, doet hij om hoger te komen op de ladder van het dichterschap. Een orgasme ligt voor hem dicht bij het ontvangen van inspiratie voor een nieuw gedicht.

In de Zweedse literatuurkritiek wordt hij wel erkend en uitgevers zien hem graag komen. Margot, een ongelukkig getrouwde vrouw, bewondert zijn dichterschap en zoekt contact. Daaruit ontstaat een verhouding en Margot, die ruim in de financiën zit, huurt ergens in Stockholm een eenvoudige kamer, waar ze ongestoord de liefde kunnen bedrijven. Dat is allemaal mooi, maar Margot wordt onrustig en begint zich af te vragen wie Sven eigenlijk is. Ze zegt tegen hem: je lijkt wel een ui, ik pel de ene schil na de andere van je af en houd ik dan iets over, of niets? Dan blijkt Margot zwanger te zijn. Ze staat erop van haar man te scheiden, met Sven te trouwen en samen hun kind groot te brengen. Maar er is geen haar op Svens hoofd dat daarover denkt. Hij dwingt haar zich voor tweehonderd kronen te laten aborteren door een arts. Wanneer Margot bijkomt van de ingreep neemt Sven een prostituee mee naar het door Margot gehuurde liefdesnest. Sven gaat dat opbiechten bij Margot en dat vindt hij héél eerlijk en héél goed van zichzelf. Margot doorziet dat en scheldt hem de huid vol. Sven antwoordt dat hij het allemaal heel moeilijk vindt en dat hij er zo graag over zou willen… schrijven.

Margot kijkt hem met een gezicht stijf van afschuw aan en vertrekt. Ze zullen elkaar in geen dertig jaar meer zien.

Na een nieuwe affaire met Carin lijkt Sven met zijn dichterschap dood te lopen. Hij voelt niets meer, kan niets meer, drinkt veel te veel en denkt aan zelfmoord. Maar hij maakt ’s nachts een gedicht: ‘Leer mij, God, om nederig knie en hart, geest en gemoed te buigen’ is de eerste regel. Wanneer hij de laatste regel geschreven heeft wordt alles licht en krijgt hij het gevoel dat zijn hele wezen is veranderd.

Ook over Svens bekering heeft Enquist zo zijn gedachten. Misschien had hij alleen maar op de rand van zijn bed gezeten en gezien dat zijn onderbroek vuil was en zijn lichaam mager. Misschien had hij bedacht dat hij niets had aan zijn trotse voorvaderen en dat hij een arm en zondig mens was. Misschien had hij bedacht dat er altijd nog iets beter was dan doodgaan en was hij daarom naar de lieve Jezus toegegaan. Bij wie hij, althans voor zijn eigen gevoel, van harte welkom was.

Na een niet al te lange tijd komt Sven bij de Pinksterbeweging en hij wordt daar met zijn grote literaire gaven een gevierd prediker. Sven en Lewi leren elkaar waarderen en zelfs bewonderen: ze houden van elkaar.

Het conflict

In de loop der jaren ontstaat er spanning tussen Sven en Lewi en je komt er als lezer niet goed achter wat de oorzaak daarvan is. Benijdt Lewi Sven om zijn literaire gaven? Denkt Sven wel eens dat Lewi eigenlijk een boerenkinkel is? In 1941 wordt het Lewi allemaal teveel en hij vertrekt naar Chicago. Dat kon nog in WO II: eerst met het vliegtuig naar Lissabon en dan de oceaan over.

In Chicago heeft Lewi een burnout, en hij kan bidden wat hij wil: het helpt niets. Totdat God een lange toespraak tegen hem houdt en zegt dat hij op zijn eigen benen moet gaan staan. Enquist zegt dat God die toespraak houdt, maar voor mijn gevoel bedoelt hij dat Kristina, Lewi’s moeder, die toespraak tot haar zeer geliefde zoon houdt. Lewi keert terug naar Stockholm en gaat de confrontatie met Sven aan.

Margot komt nog een keer bij Sven in de kerk. Ze is knap en goed gekleed, een opvallende verschijning tussen al die pinksterknoetjes. Eigenlijk is ze van plan een getuigenis af te leggen en eens even een boekje open te doen over de gevierde prediker Sven Lidman. Maar ze komt er niet toe. Na de dienst praat ze met Sven: alles wat Sven over God poogt te zeggen hóónt ze weg. Ze zegt alleen dat ze Sven zo graag zou zien als een man die iemand is – ze houdt nog steeds van hem.

Intussen groeit de onvrede in de Pinksterbeweging. Het financiële beheer is niet duidelijk en sommige leden van de kerkenraad worden verdacht van het vermengen van persoonlijke en kerkelijke belangen. Efraïm wil dat het financiële beheer tegenover de gemeente verantwoord wordt, en wordt de gemeente uitgezet. Sven keert zich tegen Lewi’s plannen een dagblad uit te geven en een politieke partij op te richten, publiceert in een dagblad een woedend artikel tegen Lewi en wordt de gemeente uitgezet. Zo lijdt Lewi in 1948 de ene overwinningsnederlaag na de andere en de Pinksterbeweging gaat zienderogen achteruit.

Onder alle bedrijven door zeggen Sven, Lewi en alle anderen dat ze van elkaar blijven houden. Omdat dat moet van de Heilige Geest? Dat zal wel. Maar ik geloof dat ze het nog menen ook. Jaren na de breuk maken Lewi en Sven samen een wandeling, gearmd.

Laatste woorden zijn in een opwekkingsbeweging altijd erg belangrijk. Sven vlak voor zijn dood in 1960: ‘Fiasco. Fiasco. Fiasco. Fiasco’. Lewi, vlak voor zijn dood in 1974:’Het is niet te verklaren’.

Waarom?

Waarom heeft dit boek mij zo gefascineerd? Enquist wijdt aan het einde van zijn boek een paar prachtige bladzijden aan de religieuze ervaring in de Pinksterbeweging. ‘De taal van de Pinksterbeweging inzake het wonder van het geloof was altijd een ondoorzichtige. (…) De woorden waren als het ware te groot en werden te vaak herhaald. (…) De hele tijd bevestigde men het heerlijke, alles was heerlijk en men was zeker van zijn zaak, al voordat het begonnen was, als een op voorhand gedane belofte, bijna een bevel. Soms moest ik denken aan een partijcongres van de communisten in de oude DDR…’.

Maar dat is toch niet de eigenlijke reden waarom dit boek mij heeft gefascineerd. Enquist is een scherp waarnemer, maar hij verricht geen sectie op de mensen over wie hij schrijft: hij laat hen zien met al hun tegenstrijdigheden, raadselachtig. Dat is het fascinerende van dit boek.

Hij schrijft ook over zijn eigen moeder, op haar negenentwintigste weduwe geworden, wel verlost maar nooit bij de Pinksterbeweging gekomen. Hij zou haar meer vreugde gegund hebben. Zou Enquist het ook van zijn moeder gedacht hebben: ‘Ze was gering, maar ze deed haar best’?

A.A. Spijkerboer