K.H. Miskotte over het jodendom

logo-idW-oud

 

K.H. MISKOTTE OVER HET JODENDOM

Enkele tientallen jaren geleden dook in de theologie de term anti-judaïsme op, maar wat wordt daarmee bedoeld? Ik heb mijn oor te luisteren gelegd en gehoord dat anti-judaïsme oorspronkelijk is bedoeld als verzachting van anti-joods. Harde uitspraken over de Joden in bijvoorbeeld het Evangelie volgens Johannes zouden niet anti-joods zijn, maar anti-judaïstisch, dat wil zeggen: gericht tegen bepaalde groepen in het Jodendom en de daarin levende opvattingen. Maar sindsdien heeft de tijd niet stilgestaan en nu zit er een luchtje aan anti-judaïsme, het luchtje van antisemitisme.

Komt nu ook Miskotte – naar aanleiding van de rampzalige preek van collega Mos – in de kwade reuk van anti-judaïsme te staan en is daarvan sprake in het laatste hoofdstuk van zijn dissertatie, Het wezen der joodse religie? In dit hoofdstuk bakent Miskotte de prediking van het Oude Testament (dus niet die van het Nieuwe Testament!) af tegen de correlatie, de wederzijdse afhankelijkheid van God en de mens, die hij kernmerkend vindt voor de Joodse religie. Een voorbeeld: ‘Daarom is de moreele minderwaardigheid van vele “bijbelheiligen”, welke voor den Talmud zo- ergerlijk is dat hij die stuk voor stuk tracht weg te werken, voor de Kerk een getuigenis, dat het in de Schrift om de ontkenning der correlatie, om de doorbreking der menschelijke religie gaat. Voorzoover zij moreel minderwaardig zijn, verwijzen zij naar Gods Oordeel en voorzoover zij nochtans heiligen, afgezonderden en geroepenen zijn, verwijzen zij naar Gods Genade(…) Zoo leest de Kerk het O.T. onder het gezichtspunt van den Godsnaam’. (547-548)

Ik kan me wel indenken dat Miskotte hier voor moderne lezers veel te ver gaat. Maar zulke moderne lezers moeten dan wel bedenken dat Miskotte zich in zijn dissertatie helemaal inleeft in het denken en voelen van Joodse denkers zoals Cohen, Buber en Rosenzweig en dat hij geen andere conclusie kan trekken dan dat het scherpste tegenbeeld van de leer der correlatie te vinden is in de theologie van Kohlbrugge. Hij stelt dat op de laatste bladzijde van zijn dissertatie bijna onderkoeld vast. Wie spreekt over anti-judaïsme bij Miskotte maakt van een theologisch oordeel een morele veroordeling en dat moet je niet doen. Wie Miskottes opvattingen wil bestrijden – en daar is op zichzelf geen enkel bezwaar tegen – moet maar eens proberen in het werk van Cohen, Buber en Rosenzweig passages te vinden die wél stroken met de prediking van het Oude Testament.

Wie zich wil verdiepen in wat Miskotte over jodendom en heidendom te zeggen heeft kan terecht bij de dissertatie van Gerrit de Kruijf, Heiden, Jood en Christen, een studie over de theologie van K. H. Miskotte. (Baarn, 1981)

Ik noem even de derde stelling bij zijn promotie: ‘De christen is volgens Miskotte wel een derde gestalte naast de heiden en de jood, maar hij is niet vanuit een evolutie-standpunt gezien de superieure; daarvoor spookt in zijn ziel nog teveel heidendom en leeft er in zijn geest nog teveel wetticisme: krachtens het geloof in de rechtvaardiging keert de christen telkens in tot eigen armoede.’

Hoe komt het dat het jodendom in onze kerk een onaantastbare grootheid geworden lijkt te zijn? Is God, die boven en buiten ons aan het werk is, uit ons gezichtsveld verdwenen, zodat we naar de ethiek moeten vluchten? Zoals een Jood wiens naam me is ontschoten eens zei: ‘Als God niet bestaat hebben we altijd de Thora nog’. Je kunt een collega horen zeggen: geloven is doen, dat hebben we van het jodendom geleerd. Dat begon allemaal al toen Miskotte nog leefde en ik heb hem toen een keer met grote nadruk horen zeggen: ‘Wij geloven niet in Israël’.

Het mooiste dat ik van Miskotte over het jodendom heb gelezen is Het Jodendom als vraag aan de kerk uit de bundel Om de waarheid te zeggen, Kampen 1971, 185-193. De eerste zinnen van dit artikel zijn deze:’Met jodendom bedoelen wij de nabijbelse religie van Israël, waarin de talmudische verklaring der Wet overheerst; met Israël: het volk, dat over de gehele wereld verstrooid, zich, zelfs ondanks zichzelf, handhaaft met de voornaamste kenmerken zijner “cultuur”, die van de oorsprong af van overwegend godsdienstig-zedelijke aard is geweest’. Zo, dan weten we tenminste wat Miskotte bedoelt en dan begint hij, zonder zich ook maar één ogenblik in nevelen te hullen, aan een adembenemend verhaal: Israël vraagt. Israël vraagt in een voortdurende onrust, met een voor velen irritante volharding, naar de zin van het leven. Omdat zijn geest die zin, zo ergens, dan in de volkomen verwerkelijking van het Goede ziet, kan hij niet anders dan achterdochtig zijn tegen alles wat ‘bestaat’ zonder meer. Dit vragen zit in alle varianten van het jodendom, in de orthodoxie, bij de liberalen en bij de zionisten. Zijdelings gaat de vraag naar de kerk uit: hoe kunnen jullie vrede hebben met deze wereld, met jullie eigen zelfgenoegzaam bestaan?

Zo gaat het alle bladzijden door en ik lees dit artikel als Miskottes antwoord op de vraag of God ons door het jodendom iets te zeggen heeft. Toen hij oud geworden was heb ik hem eens gevraagd of hij nog iets wilde schrijven. Zijn antwoord: ‘Ik zou zo graag nog eens ingaan op wat onze Joodse vrienden beweegt’. Blijkbaar vond hij het artikel over het jodendom als vraag aan de kerk niet genoeg. Maar wij hebben daar de handen vol aan, en hopelijk ook het hart vol van.

Nu ik toch aan het citeren ben uit de mondelinge overlevering van Miskotte nog iets anders. Ik heb hem ook eens gevraagd of er zoiets bestond als een artikel waarmee de kerk staat of valt. Zijn antwoord liet niet lang op zich wachten: ‘Ja, dat Jezus Christus voor ons ingetreden is’. Inderdaad, waar niet verteld en geloofd wordt dat Jezus Christus voor ons in de bres gesprongen is daar begint de gemeente te verwelken en sterft ze langzaam maar zeker af. Nog één citaat uit Om de waarheid te zeggen: wanneer het ‘Christus alleen’ en het ‘door het geloof alleen’ tot ons doordringt ‘komt er een onmiddellijkheid, een innigheid, een beslistheid in ons leven die wij tevoren niet kenden’(102).

Dát heeft Miskotte op zijn hart, ook als hij met het jodendom bezig is.

A.A. Spijkerboer