Commentaar (Onze Gouden Eeuw)

logo-idW-oud

 

COMMENTAAR (Over onze Gouden Eeuw)

Op 15 september j.l. was ik bij de presentatie van A. Th. Van Deursens De last van veel geluk in de Rode Hoed. Van Deursens boek is het eerst verschenen deel van een nieuwe algemene geschiedenis van Nederland en het gaat over de periode van 1552-1702. Over de Tachtigjarige Oorlog en de Gouden Eeuw dus.

Collega’s van Van Deursen kregen de gelegenheid iets over zijn werk te zeggen. Eén van hen zei dat hij gebruik maakt van het meest recente onderzoek naar onze vaderlandse geschiedenis en dat hij tegelijk de dierbare verhalen niet verwaarloost. Het eerste kan ik niet beoordelen, maar het tweede wel. Van Deursen laat de Brielse veerman Coppestock optreden en ook Jan Haring die de vlag van het admiraalschip van Bossu wist te bemachtigen.

Sneuvelen er ook reputaties in dit boek? Dat zou ik niet zeggen, maar er zijn wel twee figuren die met kop en schouder boven alle andere uitsteken. Dat zijn Willem van Oranje en Michiel de Ruyter. De eerste, ondoorgrondelijk, ook in zijn geloof, maar je ontkomt niet aan de indruk dat hij zich geroepen wist de leiding van de opstand tegen Spanje op zich te nemen; een scherp gevoel voor de machtsverhoudingen en dus een goed politicus; tegelijk vond hij dat doopsgezinden, gereformeerden, luthersen en rooms-katholieken vreedzaam naast elkaar konden leven; dat de gereformeerde kerk nooit staatskerk is geworden is aan hem te danken. De tweede: de eenvoud zelve, een uitstekend admiraal, én in het gevecht én voor zijn matrozen; deze ‘volbloed protestant’( Van Deursen) sneuvelde in een oorlog tussen de rooms-katholieke vorstenhuizen Habsburg en Valois-Bourbon, die hem niets aanging. Maar er sneuvelt ook iets dat ik altijd voor een vaststaand feit heb gehouden: Maurits’ uitspraak dat hij niet wist of de predestinatie ‘groen of blauw’ was: deze uitspraak duikt pas in 1827(!) in de literatuur op.

Ik doe Van Deursens werk onrecht door bij deze details te blijven staan. In zijn boek krijgen niet alleen de politiek en de oorlog, maar ook de handel, de economie, de kerken, de letterkunde, de schilderkunst en het geestelijk klimaat van de Gouden Eeuw het volle pond. Daar komt nog eens bij dat Van Deursen een goed verteller is. Een prestatie van de eerste rang.

Op het gymnasium vertelde onze leraar oude geschiedenis dat de huidige Grieken nog steeds apetrots waren op Pericles en Themistocles, Socrates en Plato, Sophocles en Euripides. Maar hij voegde daar aan toe: ‘Dat verbeelden ze zich maar; ze hebben niets meer te maken met hun Gouden Eeuw.’

Hebben wij nog iets met onze Gouden Eeuw te maken? Ik schaam me er nogal eens voor Nederlander te zijn.

Maar er is niets tegen wanneer een mens voorbeelden heeft. Die zijn in onze Gouden Eeuw vele te vinden.

AAS