Van de Beek over de hel

logo-idW-oud

 

VAN DE BEEK OVER DE HEL

‘De hel, want er moet recht gedaan worden.’ Dat was de kop boven een artikel van dr. A. van de Beek in het Nederlands Dagblad van 17 december 2008. Dit artikel is een samenvatting van een lezing die hij in Delft heeft gehouden. Van de Beek zegt dingen die in het huidige klimaat in de PKN hoognodig eens gezegd moeten worden en tegelijk ben ik bang dat hij zijn lezers de verkeerde kant op stuurt.

Hij begint met te zeggen dat er weinig meer over de hel gezegd wordt: een liefdevolle God kan mensen toch niet voor eeuwig pijn laten lijden? Maar in de Bijbel wordt met name in de psalmen wel om recht geroepen. In psalm 137 wordt maar even tegen Babel gezegd: ‘Gelukkig hij die jouw kinderen grijpt en op de rotsen verplettert’. Vreselijk, onchristelijk zelfs – ja je zult in Srebrenica je kind in je arm houden en zien dat een soldaat van Mladic je kind de keel afsnijdt.

Nu hebben de mensen in Israël meegemaakt dat er soms op aarde geen recht gedaan wordt. Dat roept om recht na de dood. Vandaar dat in Daniël 12:2 staat dat van degenen die in de aarde slapen sommigen het eeuwige leven zullen ontvangen terwijl anderen voor eeuwig verafschuwd zullen worden. De hel, dat betekent dat er recht gedaan wordt. Vandaar de kop boven Van de Beeks artikel.

Maar we belijden toch dat Jezus Christus is ‘nedergedaald ter helle’? Die woorden worden op verschillende manieren uitgelegd, maar die komen er voor Van de Beek op neer dat de hel geneutraliseerd wordt. – Hier maak ik een eerste kanttekening. De hel betekent voor mij dat je helemaal alleen bent met je schuld, door God en alle mensen verlaten. De schaduwen van de hel kunnen nu al op je leven vallen. Op de vraag: ‘Dominee, gelooft u in de hel?’ heb ik vaak geantwoord: ‘Ik geloof ín Jezus Christus, tégen de hel’. Dat betekent dan meteen ook dat je andere mensen niet dood verklaart, zoals de jongens vroeger op het schoolplein.

Van de Beek stipt even aan dat in Openbaring het vonnis over Rome voltrokken wordt. Dan gaat hij aan de hand van gelijkenissen van Jezus de duimschroeven verder aandraaien. Die gelijkenissen kondigen soms het oordeel aan over ons kerkmensen, die voor hun eigen gevoel hun schaapjes op het droge hebben. Maar dat oordeel treft ons wanneer de gezindheid die bij het zijn-in-Jezus Christus hoort (Fil. 2:5) niet in ons is. Dan komt het: ‘In de kerk wordt weinig meer over de hel gesproken. Volgens begrafenisdiensten gaat vrijwel iedereen naar de hemel’. – Hier maak ik een tweede kanttekening: wanneer Van de Beek dit zegt geef ik hem groot gelijk. Bij de begrafenisdiensten die ik meemaak is het meestal: een lofprijzing van de overledene waarbij tegen het eind God ook nog even zijn neus om de hoek van de deur steekt. Voor mij is dat een symptoom van de interne secularisatie van de PKN.

Dan gaat Van de Beek verder: is er dan helemaal geen weg naar het heil? Ja, die is er toch wel: ‘Als de goddeloze sterft aan zichzelf, aan zijn oude bestaan, als hij komt in diepe boete en berouw, ja dan is er een weg naar het heil, maar anders kan hij naar de hel met zijn moorden en martelen (…)’ – Mijn derde kanttekening: hier stuurt Van de Beek zijn lezers de verkeerde kant op. Want hij verwijst zijn lezers naar hun eigen innerlijk. Is zelfonderzoek dan verkeerd? Nee, dat niet. Bij zelfonderzoek kun je tot de conclusie komen dat je verzet tegen Gods genade veel dieper zit dan je gedacht had, maar wat dan? Berouw? Ja, en als je dan eens denkt: kan ik het helpen dat ik ben zoals ik ben? Dan ben je toch een hopeloos geval?

* * *
Tot zo ver Van de Beek. Bij het lezen van zijn artikel dacht ik meteen aan vraag en antwoord 52 van de catechismus over de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden: ‘In alle droefheid en vervolging verwacht ik met een opgeheven hoofd Hem als Rechter uit de hemel, die zich eerst om mijnentwil voor Gods gericht gesteld en heel de vloek van mij weggenomen heeft’. Prachtig. Maar antwoord 52 is nog niet uitgesproken, want er volgt: ‘Hij zal al zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich nemen in de hemelse vreugde en heerlijkheid’. Deze laatste zin ruikt naar de brandstapel en ik kan me best indenken dat iemand die bij Gods vrije genade wilde blijven de heren van de Bloedraad en hun beulen vijanden van Jezus Christus en zijn eigen vijanden mocht noemen. Maar wij, niet vervolgde leden van de gemeente?

We komen verder dan Van de Beek, en eigenlijk ook dan de catechismus, met de uitleg van de wederkomst om te oordelen die Karl Barth in 1935 in zijn colleges in Utrecht gaf. Hij spreekt wel degelijk over een scheiding tussen rechtvaardigen en goddelozen bij het laatste oordeel: ‘Deze rechter is de wederkomende Christus. Hij, in wie de barmhartigheid van God getriomfeerd heeft over en in de menselijke natuur, hij scheidt wanneer hij beslist, hij plaatst de schapen aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linker, hij beloont de daders van de goede werken en straft de daders van de slechte werken, hij leidt naar de eeuwige vrede en werpt in de eeuwige pijn. Het is werkelijk geen grapje deze beslissing en scheiding tegemoet te gaan (…) Hier zullen eersten de laatsten en laatsten de eersten zijn en de maat waarmee hierbij gemeten wordt zal zijn: het werkelijk laten gelden van de vrije genade in ons leven en dat zal dus geen menselijke maat zijn. Wel te verstaan: hier zullen ook de beste theologische vermommingen en verschansingen ons helemaal niets helpen. Niet alle orthodoxen, niet alle piëtisten, maar ook niet alle kohlbruggianen zullen in de hemel komen! De ogen van de Zoon van God zullen altijd nog iets scherper kijken dan alle mensenogen. Hier zullen vermoedelijk ook zogenaamde tollenaren die er maar niet genoeg van krijgen de lof van ‘de genade, alleen de genade, en de hele genade’ te zingen, als farizeeërs ontmaskerd en allerlei schijnbare farizeeërs met een tollenaarshart, dat alleen God kende, gerechtvaardigd naar hun huis afdalen. (…)

Dat is wat de wederkomst van Christus en zijn oordeel over levenden en doden betekent en ons brengen zal: deze beslissing over ons, deze scheiding tussen ons: de eeuwige, de radicale en definitieve beslissing en scheiding. Hoe zou deze dag en dit oordeel niet te vrezen zijn? Maar de christelijke prediking kan niet zijn dat we te vrezen, of half te vrezen en half te hopen hebben. Hier kunnen we alleen hopen en dan ook helemaal hopen. Het is immers de dag en het is immers het oordeel van Jezus Christus dat we tegemoet gaan. Juist alleen de hoop en dan de alleen en helemaal op hem gerichte hoop zal ons redden op deze dag en in dit oordeel! De vrees voor hem echter – ja wat zou die anders kunnen zijn dan deze: op deze dag en in dit oordeel anders dan alleen en helemaal hopend op hem aangetroffen te worden?’

Met Barth kom je verder dan met Van de Beek omdat Barth je van jezelf af radicaal op Jezus Christus wijst, terwijl je bij Van de Beek kunt blijven steken in je eigen berouw. Met Barth kom je ook verder dan met de catechismus omdat hij in 1935 in Utrecht spreekt tot mensen die niet te vuur en te zwaard vervolgd worden.

* * *
Hoe komt het toch dat op het ogenblik vrijwel iedereen in de hemel komt? Ik weet het niet. Tegen het eind van de vorige eeuw hoorde ik iemand zeggen: God wilt u dat met Judas ook nog even goed maken? Wie denk je wel dat je bent wanneer je zulke dingen zegt?

In dit verband denk ik ook aan Lucas 13:22-30. In vers 23 vraagt iemand aan Jezus: ‘Heer, zijn het weinigen die behouden worden?’ Hij stelt een beschouwelijke vraag en krijgt een praktisch antwoord, dat niet alleen tot hem is gericht: ‘Strijdt om in te gaan door de enge poort’ en dan volgt meteen een ernstige waarschuwing: ‘Want velen, zeg ik u, zullen trachten in te gaan, doch het niet kunnen’. Lees je de perikoop verder dan krijg je de indruk dat Jezus zich richt tot mensen die voor hun eigen besef ‘gebeiteld’ zitten. Dat besef is een groot obstakel om die strijd te strijden. Dát geeft hoop aan mensen die twijfelen aan hun eigen geloof.

In zijn Gnomon zegt Bengel dat die strijd bestaat uit geloof, met gebed, zorgvuldigheid en geduld. Hij ziet bovendien vers 29 als een antwoord op de vraag van die man en noteert: er zijn evenwel velen die behouden zullen worden en dan allermeest degenen van wie jíj nooit gedacht zou hebben dat ze behouden zouden worden.

In Johannes 21:20-23 informeert Petrus eens bij Jezus hoe het met Johannes verder zal gaan. Hij krijgt ten antwoord dat hij Jezus moet volgen en dat het hem niets aangaat hoe het verder met Johannes zal gaan. Zou het ons dan wèl iets aangaan of er velen of weinigen behouden zullen worden?
Aan de strijd om in te gaan door de enge poort hebben we de handen al helemaal vol.

A.A. Spijkerboer