Karl Barth over echte mystiek

KARL BARTH OVER ECHTE MYSTIEK

Het is wel bekend dat Barth zich tegen de mystiek heeft gekeerd omdat je in de mystiek in God op kunt gaan en in ieder geval de afstand tussen God en de mens uit het oog verliest. Maar in de Gesamtausgabe, Gespräche 1959-1962, Zürich 1995, vond ik woorden over mystiek die me veel deden. Ze staan in het verslag van een gesprek met predikanten van de Broedergemeente met hun sterke door Zinzendorf geïnspireerde, op Christus gerichte geloof, in de paragraaf over de band met de Heiland. In het volgende citeer ik hieruit.

‘Met die band zal bedoeld zijn een leven in concrete en bewuste – vijftig jaar geleden zei je “doorleefde” – betrokkenheid op Jezus Christus, kortom in de beste zin van het woord een christelijk leven. Dit mag en moet geleefd worden! Het is hetzelfde als de “omgang met de Heiland”, een leven in de Heilige Geest of vanuit het Woord, in gesprek met Hem als de meerdere. “Hij de meester, wij de broeders; Hij is de onze, wij zijn van Hem.” Hij blijft de Kurios. Navolging betekent toch: er is er één die vooropgaat. Zodra daar helder over gedacht wordt, blijven er immers twee, dat wil zeggen: er is geen gevaar dat je afglijdt, de mystiek in; oftewel: omdat er in de band immers twee personen blijven, zou dat nu juist echte mystiek zijn (Gal 2, 20)!’

Dan vraagt een van de predikanten: ‘Zouden we in plaats van: “dat u, onzichtbare meester, ons zo voelbaar nabij bent” niet beter kunnen zeggen: “dat u… ons in het geloof nabij bent”?’ Barths antwoord: ‘Daaruit spreekt een beetje de neiging afstand te nemen van Zinzendorf. Dertig jaar geleden zou ik dat ook gezegd hebben. Maar “voelbaar” is hier niet sentimenteel bedoeld, het betekent dat je erbij betrokken bent. Ik zou er de nadruk niet op leggen, maar er zal wel een beetje gevoel bij zitten; geloof kan immers niet iets koels en onverschilligs zijn! Het gaat om het gevoel dat je in het geloof hebt. Je mag daar rustig een beetje warm van worden. Ik zou dus Zinzendorf in bescherming willen nemen tegen al te strenge predikanten van de Broedergemeente. Zeker, of het goed zit, of het gevoel uit geloof is, blijkt hieruit dat je vasthoudt aan: “Wenn ich auch gleich nichts fühle von deiner Macht, du führst mich doch zum Ziele, auch durch die Nacht.” Het gevoel is secundair en kan wegvallen. Je mag het niet alleen op het gevoel baseren. Gevoel is het relatieve in het geloof, niet het absolute. Maar in wat relatief is komt de betrokkenheid aan de dag. Het is niet meer dan betrokkenheid, maar het is wel onze betrokkenheid.’

Nadat Barth aan het gevoel de daaraan toekomende plaats heeft gegeven zegt hij dat hij ook nog een paar vragen aan Zinzendorf heeft. In de Broedergemeente leek God de Vader wel eens te verdwijnen achter de Zoon.Barth: ‘Waar blijft bij Zinzendorfs band met de Heiland het element van de aanroeping van de Vader? (…) Is het christelijk leven iets anders dan antwoord op de oproep “Roep mij aan in de nood!” (Psalm 50, 15) Dat doet Jezus zelf immers ook.’

Dat laatste zinnetje ziet er zo onschuldig uit, maar het is in dit verband zo ráák.

A.A. Spijkerboer