Veertig jaar Barmen

Veertig jaar Barmen

Toen Hitler begin 1933 de macht gegrepen had ging er een golf van nationaal enthousiasme door Duitsland. Deze golf droeg de Duitse Evangelische Kerk naar toch ook daar nog ongekende ‘hoogten’. Een driemanschap, dat de opdracht haf om de vele Duitse landskerken in het geweldige gebeuren van die dagen tot een eenheid samen te smeden, legde een verklaring af, waarin o.m. het volgende te lezen staat.

‘…Een machtige nationale beweging heeft zich meester gemaakt van ons Duitse volk en het omhoog geheven. Een veel omvattende hervorming van het rijk in de ontwaakte Duitse natie komt op gang. Wij spreken een dankbaar Ja uit tot deze wending in de geschiedenis. God heeft ons die geschonken. Hem zij de eer! Gods Woord verplicht ons ertoe om in het grote gebeuren van onze dagen een nieuwe opdracht van onze Heer aan zijn kerk te zien…’

Er zijn uit die tijd nog veel gekkere uitspraken te vinden, maar deze representatieve uitspraak van een zeer representatief driemanschap geeft al reden genoeg om te veronderstellen, dat Hitler gemakkelijk spel zou hebben bij zijn poging de Duitse Evangelische Kerk naar zijn had te zetten.

Hij liet dan ook in juli 1933 verkiezingen voor nieuwe besturen in de Duitse protestantse kerken houden. De nazi-partij maakte een enorme propaganda, de massa’s protestenten, die de kerk alleen nog maar bij hun doop, bij hun confirmatie en op hun trouwdag van binnen hadden gezien, werden opgetrommeld om te gaan stemmen, Hitler zelf hield, de avond voor de verkiezingen, nog een radiotoespraak, en het resultaat laat zich raden: in veel kerken behaalden zijn ‘Deutsche Christen’ genoemde, aanhangers een grote overwinning.

Ariërparagraaf

Kort daarop volgde de invoering van de áriërparagraaf’ in de Duitse Evangelische Kerk. Het kwam er op neer, dat Christenen uit de Joden de kerk uit moesten, en desnoods maar een aparte kerk moesten zien te vormen. Op dit punt is het kerkelijk verzet tegen Hitler ontstaan. Niemöller richtte de ‘Pfarrernotbund’ op, en wie daar lid van werd nam op zich om zich met hand en tand tegen de invoering van de ariërparagraaf in de kerk te verzetten. Rondom deze ‘Pfarrernotbund’ ontstond de ‘Bekennende Kirche’. Wat moeten wij ons bij deze Belijdende Kerk voorstellen? Christenen die elkaar vonden omdat ze het evangelie niet door het nationaal-socialisme wilden laten corrumperen. Niet weinigen van hem hadden aanvankelijk sympathie voor het politieke streven van het nationaal-socialisme en zij hebben pas later – vanuit hun trouw aan het evangelie – ontdekt wie er begin 1933 de macht gegrepen had. Door een zeer handige kerkpolitiek te voeren is Hitler erin geslaagd hen uit elkaar te manoeuvreren, en zij hebben ook nog andere nederlagen moeten incasseren. Er zijn ook streken van Duitsland geweest, waarin men nooit geweten heeft, dat er zoiets als een ‘Bekennende Kirche’ bestond, maar op het punt van de ariërparagraaf heeft ze al die lange en moeilijke jaren nooit concessies gedaan.

Achteraf bezien kan het (zeker vanaf de hoogten die wij inmiddels hebben bereikt) weinig lijken, maar in die tijd was het veel, ontzaggelijk veel.

Barmen

De eerste synode van de Belijdende Kerk kwam in mei 1934 in Barmen bijeen. Om paal en perk te stellen aan de theologische razernij, waartoe de kerk dreigde te vervallen, en om de gemeente helderheid te geven, nam zij een theologische verklaring aan, die als ‘Barmer Thesen’ de geschiedenis in is gegaan. De eerste stelling luidt – en men houden die tegen de achtergrond van de hierboven aangehaalde uitspraak van het driemanschap:

‘1. Jezus Christus, zoals Hij ons in de Heilige Schrift wordt betuigd, is het ene Woord van God, dat wij te horen, dat wij in leven en in sterven te vertrouwen en te gehoorzamen hebben. Wij verwerpen de valse leer, als zou de kerk als bron van haar verkondiging behalve en naast dit ene Woord van God ook nog andere gebeurtenissen en machten, gestalten en waarheden als Gods openbaring kunnen en moeten erkennen’.

Deze eerste stelling doet denken aan zondag 1 van de catechismus, maar ze spitst wat daar wordt gezegd toe op de openbaring. Zo verwerpt ze de nog steeds wijd verbreide ‘natuurlijke theologie’, d.i. de gedachte, dat de mens door eigen inzicht tot een zekere mate van Godskennis zou kunnen komen: je zou dus eerst kunnen ontdekken, dat er een God bestaat, en dan vast voorbereid zijn op de boodschap, dat God genadig is. Dat op deze manier het evangelie op een zeer zwak fundament komt te staan, is eigenlijk niet zo moeilijk in te zien. Zo heeft de eerste stelling een strekking, die ver uit gaat boven de situatie, met het oog waarop ze is opgesteld.

 

Staat en maatschappij

De tweede stelling slaat op de gedachte, dat je christelijk leven in twee sectoren op zou kunnen splitsen, in kerk en gezin zou je je wel aan de Bergrede moeten houden, maar in staat en maatschappij zouden andere wetten gelden, waaraan je je ook als Christen maar te houden zou hebben. Deze gedachtegang heeft sinds de negentiende eeuw een ware ravage in het protestantisme aangericht, en in het Duitsland van de jaren dertig kwam het erop neer dat brave Christelijke huisvaders een SA-uniform konden aantrekken om op straat aan acties tegen Joodse zaken mee te doen. Tegen deze achtergrond leze men de nu volgende tweede stelling:

‘2. Zoals Jezus Christus Gods reële aanzegging is van de vergeving van al onze zonden, zo en met gelijke ernst is Hij ook Gods krachtige aanspraak op ons hele leven; door Hem overkomt ons een vrolijke bevrijding uit de goddeloze bindingen van deze wereld tot vrije en dankbare dienst aan zijn schepselen.

Wij verwerpen de valse leer als zouden er gebieden van ons leven zijn, waarop wij niet aan Jezus Christus, maar aan andere heren zouden toebehoren, gebieden waarop wij de rechtvaardiging en de heiliging door Hem niet nodig zouden hebben’.

In deze stelling wordt gesproken over de navolging van Christus in het publieke leven, en dat op een door en door bijbelse manier, niet: ‘Jezus is om onze zonden gestorven, daar mag je wel heel dankbaar voor zijn, en daar moet je maar eens het een en ander aan goede werken tegenover stellen’, maar: ‘Uit de macht van de zonde bevrijde mensen, mogen ook in staat en maatschappij als vrije mensen leven’.

Ik noteer nog de vijfde stelling om te laten zien, hoe hierin ’t reformatorische belijden over de overheid wordt opgenomen en verder geleid naar het vierkante Neen tegen de totalitaire staat:

‘V. De schrift zegt ons, dat de staat naar goddelijke beschikking de taak heeft in de nog niet verloste wereld, waarin ook de kerk staat, naar de mate van menselijke inzicht en menselijke vermogen, onder bedreiging met en uitoefening van dwang, voor recht en vrede te zorgen. De kerk erkent, in dankbare eerbied jegens God, de weldaad van deze zijn beschikking. Zij herinnert aan Gods Rijk, Gods gebod en gerechtigheid, en daarmee aan de verantwoordelijkheid van regeerders en geregeerden. Zij vertouwt en gehoorzaamt de kracht van het Woord, waardoor God alle dingen draagt.’

Daarop volgen dan de verwerping van een staat, die zich de functies van de kerk toeëigent, en ‘zo de enige en totale ordening van het menselijk leven wordt’, en van een kerk, die zich de macht van de staat  toeëigent.

Karl Barth

Niemand minder dan Karl Barth heeft de Barmer Thesen opgesteld, Nu schudde ook hij zoiets niet zo maar uit zijn mouw: er was al een door hem opgesteld voor-ontwerp, dat een kleine synode in januari had aangenomen, maar men dorst dit ‘gereformeerde’ gerecht niet zo maar voor te zetten aan de uit Lutheranen en Gereformeerden bestaande synode van Barmen. Daarom werden er twee Lutheranen aan Barth toegevoegd om een nieuw ontwerp te maken. In het jongste nummer van de Junge Kirche publiceert Wilhelm Niemöller een brief van Barth, waarin te lezen staat hoe dat in zijn werk ging. De commissie kwam in Frankfort bijeen. Na een ochtend praten kreeg Barth de opdracht iets op papier te zetten, Na het diner ging Barth met een pot zwarte koffie en twee Braziliaanse sigaren aan het werk, terwijl de andere heren een dutje gingen doen. Toen zij na drie(!) Uur weer ten tonele verschenen, was het werk gedaan, en ze vonden het allemaal wel goed zo. Alleen bracht Asmussen later nog een verscherping in stelling twee aan.

Belijdenisgeschrift

Zijn de Barmer Thesen een belijdenisgeschrift? M.i. wel, en dan een van het gehalte van de catechismus. Een ware rijkdom aan noodzakelijk inzicht ligt in deze simpele zinnetjes meters hoog opgetast. Het is wel jammer, dat de kerken na de oorlog niet de moeite genomen hebben zich dit inzicht eigen te maken. Hadden zij dat wel gedaan, dan zou het met ‘de dood van God’ en ‘de theologie van de revolutie’ anders gelopen zijn, en misschien had b.v. de Nederlandse Hervormde Kerk zich alle verdrietelijkheden rondom het Getuigenis kunnen besparen.

De sfeer in de kerk is ook erg veranderd. Is er niet een onderstoom van gemoedelijkheid, waardoor de kerk eigenlijk niet weet waarom ze, wat ze gehoord heeft, duidelijk en scherp zou formuleren? Dan heb je inderdaad geen belijdenisgeschriften nodig! Hoe dan ook, er is in en voor onze eeuw al een belijdenisgeschrift geboren, en dat kan noch van de achttiende, noch van de negentiende eeuw worden gezegd.

ds. A.A. Spijkerboer

De Rotterdam, 4 mei 1974