Van bijbelse naar publieke theologie?

logoIdW

VAN BIJBELSE NAAR PUBLIEKE THEOLOGIE?

Zo hard als het pamflet van Ruard Ganzevoort Spelen met heilig vuur1 bij mij en anderen aankwam, zo hard bleken zijn ‘geloof’ en ‘ongeloof’ niet te zijn. In een gemeentebijeenkomst trachtte hij nadere uitleg en toelichting te geven op wat hij geschreven heeft. Bijvoorbeeld: ‘De binding aan de kerken is voor de hedendaagse theologie een groot risico’

‘Theologen zullen, als zij een functie willen behouden in de samenleving, buiten de kaders van de christelijke kerk moeten treden’

‘Theologen zullen zich moeten richten op publieke theologie’

‘Theologen zullen hun claim op de waarheid moeten opgeven’

‘Zij zullen hun plaats moeten zoeken door het gesprek aan te gaan over levenswijsheid in kunst en cultuur, politiek en economie, zorg en onderwijs, wetenschap en sport’2

In dat gesprek hebben theologen, volgens Ganzevoort, last van de religieuze beelden en taal zoals:

‘Vergeving. Zonde.Het Kwaad. Offer. Heiligen. Schuld. Genade. Voorzienigheid. Bevinding. Geheimenis. Gebod. Gehoorzaamheid. Geloof. Waarheid. Wonder. Heil. Gemeenschap. Eeuwigheid. God.’ En Hemel, voeg ik er maar bij.

Ganzevoort noemt die woorden in vervolg op socioloog Ulrich Beck ‘zombie-categorie‘n’. Veel van de klassieke theologische begrippen ‘zijn betekenisloos geworden.’3 ‘Ze zijn zo zwaarbeladen dat ze een sta-in-de-weg vormen voor het gesprek.’ Ze ‘verwezen ooit naar een levende werkelijkheid, É.maar zijn nu alleen vergeten te sterven.’4

Als ik deze regels als inleiding op de 63 pagina’s lees, gaat alles bij mij ‘borrelen’. Deze, alle levensvragen bij elkaar rapende bijbelwoorden afdanken?? Dan denk ik: sluit dan de kerken maar (ook nog voordelig met bijv. een financieel overschot voor de grootse plannen met Hydepark!); stuur theologiestudenten naar andere opleidingen en stuur de docenten en hoogleraren theologie maar naar huis. Die kunnen dan beter lezingen gaan houden over de waarde van het leven, over ‘levenswijsheid in kunst en cultuur’, over een participatie- maatschappij met ‘compassie voor de ander’ en moraal als zingeving van leven.

Zo rigoureus zal schrijver het niet bedoelen, want op diezelfde pagina lezen we ook: dat hij er van ‘overtuigd is dat het nog steeds zinvol is om theologische taal te spreken die zoekt naar een hogere of diepere dimensie, naar iets wat ons overstijgt, naar ultieme antwoorden.’ En ook in zijn lezing kwam hij veel minder hard en a-theologisch over dan in deze eerste bladzijden, die een inleiding vormen op wat er door hem aanbevolen wordt. Want ondanks genoemde overtuiging vindt schrijver dat we ‘breder moeten kijken en de theologische taal moeten ontdoen van haar kerkelijk christelijke tradities in verankerde vanzelfsprekendheid.’5

En dan volgt de aanbeveling om op weg naar een publieke theologie toegang te zoeken naar in de maatschappij aanwezige gedachten, behoeften, verlangens die gevonden worden in optredens zoals die van Madonna aan het kruis; van Pussy Riot; in ‘Zij gelooft in mij’ van André Hazes; in hedendaagse films, literatuur, theater, popmuziek etc.etc. En uiteraard in de nieuwste vinding: De Passie, het spel in de open lucht dat de films van The Passion of the Christ achter zich laat, en live op televisie gevolgd kan worden. Met een enorme belangstelling, waar je met verbazing en verwondering naar kijkt en luistert. Onvoorstelbaar hoe het bijbelse verhaal van Jezus’ kruisiging zo hoorbaar en zichtbaar zoveel mensen ondanks kou en regen op de been brengt en emotioneert en vragen stelt. Maar ook hoe het gewenste gevoel van saamhorigheid een ‘publieke’ en populaire troost brengt.

In de maatschappij is dus plaats voor het drama van de kruisiging in theatervorm aan de hand van het bijbelverhaal. Maar helaas niet voor uitleg van de kernen van de bijbelse begrippen die daar bij horen en in levensvragen voelbaar worden, zoals o.m. de bekritiseerde woorden ‘offer’, ‘schuld’, ‘verzoening’, ‘heil’. Uitleg, begrijpelijk niet op dat moment, maar bijvoorbeeld wel in vervolguitzendingen, zoals ouderen onder ons vroeger geboeid konden luisterden naar Karel Deurloo en Nico Bouhuys in ‘De kerk hoort het oude Woord’. De zucht van al die mensen naar iets ‘meer dan het gewone’ (Boerwinkel) bevestigt met Ganzevoort dat hedendaagse mensen net als vroeger op zoek zijn naar antwoorden op het levensraadsel, naar zingeving en troost voor onderweg. En zouden dan de prachtige bijbelse woorden zinloos en functieloos moeten zijn? Woorden met achtergronden van de Hebreeuwse, Griekse en Aramese taal in de context van de oude wereld, met dezelfde zingevingsvragen die men herkende in de volop levende mythen van de buur-volken en die men in de verhalen als ware geschiedenis optekende?

Dat bijbelse geheel is altijd het fundament geweest onder het kerkelijk doen en laten, met de missie naar buiten; op vele verschillende manieren, maar wel met dezelfde kernen. Moet die functie van het christelijk fundament nu gelegd worden in wat schrijvers, theater- en filmmakers, spirituelen en musici met die levende vragen over het begrip van de kernwoorden in hœn levensbeleving gevonden hebben?6 De theologie kan toegeven: het traditionele fundament heeft altijd een claim op de Ene Waarheid meegevoerd, waar meerdere interpretaties mogelijk zijn. Maar is het daardoor onbruikbaar?

Als we menen de grond van onze wijsheden dan maar te vinden in de creativiteit van kunstenaars, musici, leraren zingeving, filosofen en brein-onderzoekers etc.etc., blijven we steken in de menselijke gevoelservaringen en biologische vindingen, zonder duiding van de oorsprong van die belevingen. Ze kunnen wel aanwijzingen en richtingwijzers zijn voor de levensvragen, maar geen fundamentele bron vormen, van waaruit ongeweten de functionele creaties spruiten. De bron wordt gedempt door de subjectieve en pluriforme waarheden.

Zolang we zeggen een christelijke kerk te zijn, vinden we die bron juist in de bijbelse verhalen, en in die ene Mens die de bijbel tekent als boodschapper van de onzichtbare God met de nu afgekeurde ‘sta-in-de-weg’woorden, die juist door theologen nader toegelicht kunnen worden.

Die bijbelse woorden en verhalen zijn immers tekenen van het onbewijsbare? Verwijzing naar het Andere dat slechts van een Andere Kant kan komen en waar de theologie al die studiejaren aan mag wijden? Dan gaat het om de door Karl Barth genoemde ‘Ganz Andere’ die wij God zijn gaan noemen in navolging van de vele godenverhalen, en die in de bijbel de eigennaam JHWH krijgt, teneinde persoonlijke communicatie met het volk en met de mens te initi‘ren, in plaats van een menselijke Onzijdigheid. Is dat niet de taak van theologen en predikanten om dat uit te leggen aan de kerkelijke gemeente, die toch eerst de christelijke wijsheid zal moeten leren kennen, alvorens een gesprek aan te kunnen gaan met de buitenwereld?

Wil men begrip krijgen voor de in hedendaagse taal beluisterde kern-gevoelens die in theater, film, literatuur etc. leven van bijbels genoemde woorden als ‘schuld’en ‘verzoening’; ‘genade’en ‘heil’; ‘offer’ en ‘verantwoordelijkheid’, dan zal in dat gesprek door gemeente en kerk de theologische vorming gebruikt moeten worden. Anders voegt het niets toe aan de creativiteit en rijkdom aan initiatieven in alle kunstvormen van het ‘maatschappelijk middenveld’.

Kerkelijke hulp en aandacht bieden aan de ‘buitenwereld’ als ‘missionair’ gebied? Dat kunnen humanitaire maatschappelijke groepen en verenigingen vaak met de best mogelijke enthousiaste en goede manieren, waarvan de kerk slechts met jaloezie kennis kan nemen en eventueel bescheiden bij aan kan sluiten. De tijd van speciaal christelijk sociale initiatieven (de tijd van Heldring etc.) is voorbij. Maar het liefst en het gemakkelijkst zoekt men inhoud door gemeente te willen zijn als ‘de handen van God’.

Als van ieder van die twintig zogenaamde ‘zombie-woorden’ (met ‘vergeving’ als toevoeging) door op die terreinen gespecialiseerde theologen in hedendaagse begrijpelijke taal en voorbeelden uitlegartikelen geschreven zouden worden, zouden gemeentepredikanten geholpen kunnen worden. Men zou over stof kunnen beschikken om de kerkelijke gemeente de veelal volslagen weggezakte christelijke wijsheid uit te leggen, alvorens te pretenderen met de buitenwereldse wijsheid in gesprek te willen gaan.

Ben ik nu bezig In de Waagschaal een toevloed van artikelen uit verschillende christelijke hoeken te bezorgen? Met misschien een stel nieuwe jonge gemeentepredikanten als abonnee?

Als kerk kunnen we in het door Ganzevoort gewenst gesprek met de hedendaagse wereld niet zonder de functie van bijbelwoorden, die zich verschuilen in de woorden: theologie, kerk en gemeente.

Christine Smalbrugge-Hack

Dr. C. Smalbrugge-Hack is theologe en woont in Zeist

1 Ruard Ganzevoort, Spelen met heilig vuur; waarom de theologie haar claim op de waarheid moet opgeven, Ten Have 2013.

2 Id. p.5

3 Id. p.5/6

4 Id. p.6

5 Id. p.7

6 Ganzevoort verwacht terecht van de kant van theologen bezwaren tegen zijn pleidooi van een ‘gedeeld fundament in een publieke theologie’. P.43