Scheiding en trouw

logo-idW-oud

 

SCHEIDING EN TROUW

Er kan ons van alles overkomen op de weg van het leven, door schuld of onschuld. Soms gaat het goed, soms ook niet. Dat is niet erg als het iets onbelangrijks en vervangbaars is; dat hoort bij de beweging en dingen van het leven. Maar het is erg, zelfs ernstig als het gaat over het huwelijk.

Jong, enthousiast, idealistisch en vol hormonen ontmoeten mensen elkaar. Verliefd worden is niet zo vreemd. Veel keus, veel verlangen, veel behoefte aan warmte, aan een uitgaanspartner, aan lichamelijkheid. Maar de gelovigheid, de eigenschappen, de karaktertrekken, de idealen, het milieu, de afkomst, harmonieert dat wel? Voorlopig onbelangrijk, slechts het verlangende lichaam lijkt te tellen. Trouwen? De familie wil het graag, het lichaam heeft haast en misschien is er al een kind op komst en feest moet gevierd worden. Dat zou mooi zijn maar dan wel met alles erop en eraan. Dus in de kerk.

Natuurlijk: de dominee zal de wens van het jonge paar toejuichen. Nieuwe belangstellenden zijn zeer welkom in een afkalvende tijd. De dominee heeft een kleine keuzemogelijkheid: welk formulier heeft jullie voorkeur? Willen jullie voor God en zijn gemeente belijden dat je elkaar van God ontvangen hebt en derhalve trouw zult blijven ‘tot de dood jullie zal scheiden’ of liever ‘zolang jullie zullen leven’? Het is wel hetzelfde maar het klinkt wat anders.

Het betekent in ieder geval ‘trouw’ blijven, geen nieuwe verliefdheden halverwege, geen slippertjes, geen ander naast of in plaats van deze gekozene en dat bij leven gedurende –tegenwoordig mogelijk- zo’n 60, 70 jaar. Beloven jullie dat? Ja, dat zijn we vast van plan, wij zullen het beter doen dan onze vrienden, ouders, kennissen. Onze liefde is sterk.

Liefde, trouw, wat is dat eigenlijk? Is liefde de aantrekkingskracht tussen mensen, het gevoel van steun in het leven, de uitdaging, de stimulans voor het werk en goede verdiensten; voorwaarde voor veiligheid en de vorming van een gezin?

Kun je als je jong bent liefhebben met lichaam en geest, met hart en ziel? Kun je dat al overzien? Heb je lief met aanvaarding van de nog in ontwikkeling zijnde identiteit van jezelf en de ander? Weet je welke invloed de situaties in het leven, ‘de goede en de kwade dagen, de gezondheid en de ziekten’, zullen hebben op het karakter van jezelf en de ander? Nee, de toekomst is onzeker: maar ‘wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren Hand’…

We menen het als we trouw beloven; natuurlijk willen we zekerheid, voor ons zelf en voor de ander. En God is getuige en zal ons Zijn zegen geven. Een prachtige dag.

Het leven zelf blijkt minder zegenrijk dan we geloofd en gehoopt hadden. En de partners reageren verschillend. Goed dan kun je aan elkaar leren, groeien, je laten beïnvloeden, elkaar ondersteunen. Maar die beleving wordt niet altijd positief beleefd, groei gaat niet altijd gelijk op en soms zal het verschillende kanten uitwaaieren. Dat voelt alsof men verlaten wordt. Of heeft men zelf de ander verlaten door de eigen groei toe te laten en te benutten? Maar het leven ‘door God geschonken’ mag toch ingevuld met de mogelijkheden die de Schepper zo ruimhartig uitdeelde?

Als de ander het niet kan meebeleven; is hij/ zij dan niet meer nodig? Was men te afhankelijk en heeft men de afhankelijkheid van elkaar teveel gezien als noodzaak voor de liefde in plaats van als twee zelfstandigen het huwelijk aan te willen gaan? Hoe kan men de ander nog tot ‘steun’ zijn? Er is toch een belofte aan vooraf gegaan: ‘Belijdt en belooft u dat u haar/hem in liefde en trouw zult helpen en respecteren in goede en kwade dagen?’

Hoe kan men elkaar helpen als men afhankelijk is van elkaars afhankelijkheid? Hoe kan de vader/moeder-figuur in de relatie accepteren dat het ‘kind’ in de vrouw/man-partner de volwassen zelfstandigheid onderkend heeft en zo de liefde wil beleven? Een gevoel van wederzijds onbegrip, van tekort en van schuld vullen de lege plaats van de liefde. Trouw blijven ‘tot de dood ons scheidt’?

Prof. De Kruijf geeft in zijn boekje Ethiek onderweg de christelijke goede raad: ‘Blijf trouw aan wie je trouw beloofd hebt’. Het lijkt: zo was de regel en zo blijft het, ondanks onze aanmerkelijke levensverlenging met nieuwe mogelijkheden van ontwikkeling en ontplooiing, niet alleen voor de man maar ook voor de vrouw.
De Kruijf herinnert aan de bijbelse taal van het verbond die in de kerk gesproken wordt (117). Een verbond is niet een contract dat gesloten wordt tegen ‘de ontbinding’ die mogelijk is. Maar een verbond bevat de belofte: ‘bij de ander te blijven tot de dood’ en ‘is een gelijkenis van de liefde van God die tot het einde gaat.’ (112)

Heeft de trouwbelofte in het verbond alzo een ‘gelijkeniskarakter’ (117)? Theologisch gezien ongetwijfeld. Maar leven mensen, ook met een kerkelijk huwelijk, alleen volgens theologische ‘regels’? Of kan ook de zeer menselijk psychologische kant in de kerk herinneren aan Gods trouw, waarop wij een beroep mogen doen in de ‘kwade dagen’ zodat ook wij op ónze wijze trouw zullen blijven tot het einde? Het ‘goddelijk’ handelen is ons veelal niet gegeven.

Moet de nadruk op het ‘gelijkeniskarakter’ in de trouwbelofte zo blijven of kunnen we aanvaarden dat ons menselijk leven geen goddelijk karakter kan hebben? En dat God in zijn trouw de mens kan helpen om een niet te vermijden echtscheiding niet met ruzie en ellende gepaard te laten gaan, zodat een echtpaar elkaar het onbegrip, de schuld durft te belijden en te vergeven?

Bij de vraag naar scheiding of trouw kunnen we ons afvragen: doen we elkaar wel recht in een samenleven met zogenaamde ‘trouw’? Is het ‘trouw’ om ondanks alle wrijvingen of gedachten-ontrouw bij elkaar te blijven?

Daarom: kunnen we ook ‘trouw-zijn’ in het recht doen aan elkaar? Kan trouw ook gezien worden als we elkaars karakter aanvaarden, elkaars identiteit, elkaars groei en zo nodig elkaars financiële rechten? Met uit de bijbel herkenbare woorden: wij willen ondanks ons verdriet over het uit-elkaar groeien: elkaar recht doen. En dat recht-doen bestaat eruit dat we elkaar de vrijheid teruggeven, het eigen leven, een nieuwe mogelijkheid. Wij willen recht-doen aan de groei van de ander, aan elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden, aan elkaars behoefte die anders is geworden dan toen we elkaar leerden kennen.

Moeten we dan kiezen voor de uiterlijke oneerlijke ‘trouw’, waarin het ‘tekort’ aan elkaar de schuld slechts doet oplopen? Gelukkig, het bleek op een gemeentegespreksavond dat de vaste woorden van prof. De Kruijf toch openingen gaven voor de soms onvermijdelijkheid van echtscheidingen. Van ‘gelovige’ echtscheidingen. Aan beschouwingen over een mogelijke vervanging in het formulier van ‘trouw totdat de dood ons scheidt’ door ‘trouw door elkaar recht te doen ’ kwamen we helaas niet meer toe. Vandaar dit artikel.

Want wat is het bijbelse ‘rechtdoen’? ‘Misj’pat, rechtspreken, heersen, de heerser had macht om recht te spreken’ (Pop, Bijbelse woorden en hun geheim). Bovendien wordt misj’pat in de bijbel ook gebruikt voor identiteit: hoe is iemand? (De vraag van koning Ahazia aan zijn boden over Elia, wie is die man: ‘Hoe is de ‘misj’pat’ van die man?’; 2 Kon.1, 7.)

Als je de ander ‘recht doet’ erken je derhalve ook zijn/haar identiteit. Wat heeft de partner anders nodig in het leven, soms het leven na jaren waarin de identiteit duidelijker is geworden en ook de benodigde krachten om de mogelijkheid van die identiteitsvorming te kunnen voeden, ontplooien, voltooien. Het benodigde is gewijzigd door natuurlijke- en geestelijke groei. Hoe kan men ‘elkaar recht doen’? Wat is zo ‘goed mogelijk recht’ voor beiden?

In ieder geval niet wat één van de partners vindt dat goed zal zijn voor de ander, maar goed is wat ook als goed beleefd kan worden. En dat betekent in de eerste plaats dat men elkaar aangeeft wat hem of haar ‘recht en goed zal doen’. Wat ‘goed’ is, blijkt nooit als een op zichzelf staand ideaal beschouwd te kunnen worden. Niet door de partner, niet door de kerk, niet door de theologie, niet door regels. Het is altijd contextueel; het is –goed – voor ieder met dat karakter, het doet hem en haar recht in die relatie, in die situatie maar oordeelt ook.

Elkaar recht doen in een echtscheiding; uiteraard onvindbaar in de bijbel, maar de vraag: ‘doe mij recht Here’ (Ps. 7, 9) met in de NB: ‘De Ene zal oordelen; richt mij Ene’ laat het oordeel in het recht doen duidelijk horen. Zo ook 2 Samuel 18: 19,31: ‘De Heer heeft u (David) recht verschaft tegenover uw vijanden’, waarbij het ‘recht doen’ ook betekent dat zijn zoon Absalom tussen die vijanden gedood is. Naast het ‘oordelen’ zal dan ook het woord ‘offer’ (113) moeten vallen.

God wil helpen dingen recht te zetten, die mensen verkeerd gestart zijn. Met alle pijn daaraan verbonden. En als partners bij de kerkelijke huwelijksinzegening zouden kunnen beloven te ‘pogen elkaar lief te hebben en naar het evangelie elkaar recht te doen’ dan zou de te ontvangen zegen daarover uitgesproken kunnen worden.

God zegen onze poging, wij zijn maar mensen.

Christine Smalbrugge-Hack