Hendrikse op de weegschaal

logo-idW-oud

 

HENDRIKSE OP DE WEEGSCHAAL

De redactie van IdW. nam in het vorige nummer de handschoen op die ds.Klaas Hendrikse de kerk ingooide. Vijf predikanten schrijven over hun visie op dit onderwerp. En over hun ergernis!
En hoewel pas kort weer terug als abonnee meng ik mij graag in het gesprek.

Mijn beleving van de ‘kennismaking’ met Hendrikse was geheel anders dan de voorgaande schrijvers. Voor het eerst zag en hoorde ik hem vorig jaar in het televisieprogramma Het Vermoeden in gesprek met Annemiek Schrijver. Zijn verhaal kwam bij mij over als een bewogen ‘beleving van God‘ die in zijn Naam JHWH belooft ‘met ons mee te trekken’. Hier was een modern gelovig man aan het woord die trachtte uit te leggen dat God niet rationeel, vanuit een overgenomen leer met verstand te denken is, maar alleen maar ‘ervaren’ kan worden.

Het is waar: in de woordjes ‘alleen maar’ zit de theologische adder. Het geloven vanuit de ervaring, de eigen beleving in een al dan niet ‘bestaan’ van God is reeds lange tijd, bij gemeenteleden en soms bij hun voorgangers een veel voorkomende opvatting van geloven. De ergernis over ‘de leer’, de dogmatiek gaat vaak zo ver dat men iedere theologische uitleg verfoeit en overstapt op een zeer persoonlijke beleving van God die slechts ‘in ons’ gevoeld kan worden. Het wordt dan een individueel gevoelsmatig aanvaarden van een Gods bestaan dat mede door feminisme, new age, en individualisme in deze jaren wortel schoot. Hendrikse gaat daar niet geheel in mee: geen God als gevoel ‘in het eigen binnenste’(129). Hij leest de teksten waarin Israël op grond van ervaring aangeeft welke God uit alle goden hun God zal zijn. In die verhalen moet Openbaring te vinden zijn. En hoe vaak hebben theologen zich in de dogmatiek juist ook bezig gehouden met de verhouding van ervaring/gevoel en Openbaring; van Schleiermacher (Spijkerboer in nr.2) en Karl Barth?

De discussie lijkt mij door het schrijven van Hendrikse vooral te gaan over drie belangrijke noties:
-de Naam-van God- ;- de Ene Waarheid rond het ‘bestaan’van God-; en -het belijden der Kerk-. En dat alles in het raamwerk van Openbaring en ervaring.

De Godsnaam

Hendrikse noemt zich a-theïstisch. Het klinkt voor gelovigen provocerend. Maar waarschijnlijk zijn vele theologen het met hem eens als hij zegt niet te kunnen geloven ‘op een theïstische manier’: ‘in een persoonachtig wezen’dat over eigenschappen beschikt, zoals almacht, alwetendheid en alomtegenwoordigheid’(p.37). Hij zegt dat ‘God’een soortnaam is, maar hij lost het probleem niet op als hij Gods eigennaam JHWH geïsoleerd gebruikt. Hendrikse verwijst naar Exodus 3 waar God aan Mozes zijn naam JHWH Elohim (vs.15) bekend maakt, een actieve, communicerende God ‘die gebeurt’en die ‘ervaren’ kan worden als ‘wat meetrekt met mensen die onderweg zijn’ (25) en ‘achteraf als God gezien kan worden’(Ex.33) (.170).

Dit is zijn geloofsbelijdenis waarbij de uitdrukking dat God ‘gebeurt’ zoals reeds meermalen is opgemerkt geen uitvinding is van Hendrikse. Vele theologen spraken reeds in deze trant; zoals ook Karl Barth sprak over ‘Ereignis’.

In het ‘belijden’ van Hendrikse valt op dat hij spreekt over ‘wat’meetrekt. De onzijdigheid heeft hij nodig om afstand te kunnen houden van God als een ‘persoon’ in onze betekenisgeving. De bijbel gaat ons echter wel voor in het persoonlijk spreken van en over God (wat iets anders is dan God tot een ‘persoon’ verklaren). Deze God trekt mee met de mensheid, maar op Zijn manier en voor mensen persoonlijk te ervaren in het leven.

Wat Hendrikse echter nalaat en daarmee God juist als algemene godheid overeind houdt, is de volledige Godsnaam te laten spreken. Als God zich in Exodus 20 presenteert, staat ook daar: ‘Ik ben de HERE, uw God…’ JHWH Elohim. Hoewel slechts bepaalde gemeenten het woord HERE gebruiken, moet het er in de uitleg over de Godsnaam wel bij, opdat we zullen weten dat Hij Heer (Jhwh) is onder de goden (elohim): HERE God. En dat die woorden van de ene God in de joodse uitleg staan voor zowel De Barmhartige (JHWH) als de Rechter (Elohim). (M. van Loopik).

Nu gelovigen en zelfs de synode bij monde van ds. De Fijter zo geschokt zijn door het schrijven en spreken van Hendrikse, moeten we wel constateren dat wat bekend en acceptabel was bij theologen, in de praktijk van de prediking vaak niet werd omgezet in begrijpelijke taal voor gemeenteleden en belangstellenden. En zomin men in mijn jeugd luid en duidelijk doorgaf dat Genesis 1 als een prachtig lied beschouwd kan worden dat pas in de Babylonische Ballingschap van Israëls geschiedenis geschreven werd als houvast voor de ballingen, zomin heeft men in onze tijd de naam van God uitgelegd als zijnde een eigennaam met verschillende functies in tegenstelling tot de soortnaam van de goden. Daar begint de verwarring zodra we over ‘God’spreken, zodat zowel Hendrikse als Kuitert hun ‘tienduizenden’ kunnen verslaan.

Gods Bestaan
Bestaat God?

Hendrikse zegt: ‘dat God bestaat geloof ik niet. Ik geloof wel in God’(25). Dat is dan in het kort de aanloop naar zijn belijden. En wie beter dan theologen kunnen die woorden begrijpen? Want we moeten toegeven: in onze betekenis van ‘bestaan’ kunnen we niet over God spreken. ‘Bestaan’wordt gebruikt voor iets of iemand die concreet kan worden aangewezen en wetenschappelijk in zijn/haar bestaan geverifieerd kan worden.

Toch zijn velen gevallen over de vraag als zodanig en over de uitspraak van Hendrikse zodat men zonder meer afhaakt. Maar is hier niet iets aan de hand dat te maken heeft met taal en betekenistheorieën? Zijn wij niet tezeer gewend om nog steeds in navolging van Plato betekenis aan een woord te geven door te verwijzen naar een eenduidig bestaan: wat hier op aarde bestond had zijn/haar ideële waarde in een bovenaards Ideeënrijk. Daar lag de werkelijke eenduidige Waarheid van wat hier op aarde slechts afbeelding kon zijn. Het woordje ‘god’paste daar precies in. De mensheid sprak over god of goden en de Ene Werkelijke Betekenis lag in het Hemelrijk. Daar bestond God en de mens gebruikte die bestaande Waarheid.

In de loop der eeuwen echter hebben verschillende filosofen naar voren gebracht dat de betekenis van die Ene Waarheid bij mensen in een werkelijk veelvoud bestaat en mede afhankelijk is van de cultuur waarin men leeft , de context. Maar eveneens afhankelijk is van de functie die het woord heeft en de wijze waarop het woord gebruikt wordt en beïnvloedt: het effect! Juist het joods relationele denken geeft ondersteuning aan deze uitleg van de meervoudigheid van de Ene Waarheid. We weten dat ‘dabar’ zowel ‘woord’ als ‘daad’ betekent en joodse exegeten vele interpretaties van één tekst als waar toelaten.

Zo is in het christelijk denken en belijden voor mij ook cruciaal: God die op aarde (context) in Zijn Beelddrager Jezus in zijn ‘functie’ ervaren kan worden met het ‘effect’ van de Geest. Het lijkt toch bijzonder dat de strijd in Nicea en Chalcedon waarover soms zo denigrerend gesproken kan worden, zo ‘filosofisch modern’is uitgevallen…Juist de Triniteit lijkt mij een van de belangrijkste mogelijkheden voor theologen om met Hendrikse en anderen in debat te gaan over het ‘bestaan’ van God die noch Hendrikse noch zijn critici meer zien als die eenduidige godheid die alles wil wat wij willen.

Maar Hendrikse houdt overeind wat hij bestrijdt : God als godheid, door te zeggen:’om in God te geloven is Jezus niet perse nodig’(23).

Het belijden der kerk

Het ligt voor de hand dat als voor Hendrikse en voor meerderen het woordje ‘God’ voldoende is geworden en Jezus als aards vertegenwoordiger van God uit het zicht verwijderd wordt, het Protestantisme eenvoudig een ‘beweging’genoemd kan worden (Nienke van Dijk in Volzin 21 dec.’07). Een ‘beweging’doet denken aan de politiek van ondermeer Rita Verdonk waarin men geen grondslag behoeft aan te geven omdat een ‘beweging’ geen ‘ideologische veren’ meer heeft. Echter: ‘mensen van de weg’ als volgelingen van Christus in een gemeenschap van kerken zijn in 2000 jaar uitgegroeid tot ondermeer het Protestantisme dat tracht de paulinische zegswijze over het ‘lichaam van Christus’als fundament en identiteit te bewaren. Een fundament dat steeds weer geanalyseerd behoord te worden en doorgrond met de kennis van eigentijdse wetenschap. Zodra het Protestantisme zich laat aanpraten een ‘beweging’ te zijn heeft zij geen fundament meer nodig, geen ontvangende verzoenende boodschap en geen gave van Openbaring van een ‘Drieënig God’. Juist het fundament is identiteitsbepalend. Maar mag evengoed in ieder tijdperk hertaald worden.

Gezien de huidige ‘hertaling’ is de schrik van velen en van de Synodepraeses misschien begrijpelijk. Er dreigt veel verloren te gaan. Maar levend in deze tijd toch ook een prachtige kans om over de bezwaren tegen de traditie in gesprek te gaan en de waarde van ons erfgoed uit te leggen? Het zou een belangrijke ‘Bètha cursus’ kunnen voortbrengen!

Tot slot: Openbaring en/of Ervaring? Het denken van Hendrikse kan samengevat worden als: Openbaring vanwege de eigen ervaring.

In de kerken echter kan De Naam de gemeenten dragen door het handhaven van de lofzang (Marquardt: ‘over God spreken kan alleen maar zingend’) en door het gebed als dank voor de ontvangen ervaring vanwege de gegeven Openbaring.

Christine Smalbrugge-Hack