Spiritualiteit en geloof

logoIdW

SPIRITUALITEIT EN GELOOF

Afgelopen januari werden de media naast alle politieke en economische zaken onder meer gevuld met berichten over spiritualiteit. Hoewel het thema sinds de New Age-hausse al jaren lang door de woorden ‘zingeving’, ‘bezinning’ en ‘heling’ besproken wordt en de Maand van de Spiritualiteit reeds sinds 2007 over ons land waait, is mij de aandacht ervoor nog nooit zo opgevallen als dit jaar, mede door Elma Drayer (Trouw 24 jan.).

De Geest moet dus wel voelbaar geweest zijn. Ook in de theologie? Waarschijnlijk denken theologen en zeker de serieus ingestelde IdW-Barthlezers: met dat ‘zweverige’, dat New Age-achtige, dat irritante gevoelsbeleven, bemoei ik mij niet. Wij hebben de Geest van Pinksteren en daar zullen wij ons bij houden. Maar waren die ‘vlammen’ en die wonderlijke spreekmogelijkheden ook niet wat ‘zweverig’ en een bijzondere ervaring?

Mijn vraag is: hebben wij de ‘spirituelen’ nog iets te zeggen? Wat moeten wij doen: begrip opbrengen, afkeuren, aanvullen, negeren? Of kunnen we misschien iets van het verschil laten zien aan gelovigen die geboeid door de golf van spiritualiteit hun ‘geluk’ trachten te vinden met behulp van ‘Happinez’, cursussen over engelen, ‘mindfulness’ en meditatie-oefeningen, goeroes etc. etc.? Misschien is die aandacht heel nuttig, want als zovelen in spiritaliteit het geloof beleven, dan kan de theologie toch niet achterblijven?

Eigenlijk vind ik het juist voor Barthlezers een heel boeiend onderwerp. Barth’s invloed was dermate groot dat het leek of theologen zich vooral ver van de ervaring, het gevoel en van de natuurlijke Godskennis moesten houden. De Openbaring was christologisch geënt en kon onmogelijk haar plaats opgeven aan Natuur en Ervaring. Als we het Heil gronden op bodem-ervaring, die altijd subjectief ónze ervaring zal zijn, dan verliest de boodschap van buitenaf haar prioritaire en eschatologische kern en fundament. Het nazisme van de Tweede Wereldoorlog had ook aan theologen de les geleerd dat de aardse werkelijkheid geen Heil zal brengen en het mensdom afhankelijk zal zijn van wat ons gegeven wordt van Andere Zijde.

Dat nu was wel wat veel gevraagd van vooral vrouwen en later ook mannen die steeds meer de waarde onderkenden van het gevoels- en ervaringsbeleven naast het vaak mannelijke autoritaire rationalisme en objectivisme.

De New Age-wereld ontstond waarin men de emotionele en rationele overtuigingen in de beste gevallen trachtte te overbruggen. Heel vaak echter sloeg de slinger eenzijdig door naar de emotionele, gevoelservaringen. Daarbij vond men de oude mystieke wereld aan haar zijde, die zich voedde met mythische wijsheden van rond het begin van onze jaartelling. Een wereld van Geesten, Goden, onder-en bovenwereld, en duistere goden met scheppende krachten.

Men vond de oude gedachtewereld van de Gnostiek. De Gnostiek zocht een verklaring voor de natuurlijke en aardse ellende en richtte zich daarin onder invloed van vele verschillende godsgedachten op de Demiurg, een duistere god, die deze wereld met al haar demonische machten in haar greep zou hebben. Men zocht naar bevrijding uit die duistere wereld, de hang naar vrede en geluk. Daartoe was ‘gnosis’ onontbeerlijk, de ‘kennis’, het ‘inzicht’ van een in de mens aanwezig goddelijk Bestaan dat zich als een ‘Licht der Lichten’ trachtte te herenigen met het naar de aarde weggevallen en gevangen ‘lichtdeeltje’. De ‘gnosis’ van de mens in zijn ‘zelfkennis’ bracht Verlosser en schepsel weer samen. Haar eigen wijsheid was de weg naar bevrijding.

Deze oerkennis van ‘eenheid’ waarbij de mens ‘in principe deel uitmaakt van God’ vinden we in diezelfde periode als ‘een van de grondprincipes van het Hermetisme’ (R. van den Broek).1

In het Hermetisme is in tegenstelling tot de Gnostiek God geen Duistere Kwade Scheppergod, maar is in het goddelijke overal aanwezig en doordringt al het geschapene. De mens kan door de ‘zelfkennis via de kosmos, participeren in het goddelijke’ en valt in ‘diepste wezen met God samen’.

Ook hierin herkennen we veel van de huidige spiritualiteit. Ook nu geeft men ervaringen aan van het goddelijke dat in ‘alles’ zou zijn, het zich één voelen met het goddelijke, via een natuurervaring, een bijzondere stilte, een meditatie, een ontmoeting, men kan het als mens bereiken en ervaren. De weg er naartoe gaat langs vele cursussen.

Die aandacht in spirituele en christelijk gelovige kring voor de weg van eenheid met het transcendente vinden we onder andere ook bij Baruch de Spinoza die vorig jaar in de belangstelling stond. Het was en is een graag ontvangen ‘blijde boodschap’ dat ‘we deel uitmaken van dat eindeloze, eeuwige geheel’ dat ons ‘gelukkig en blij maakt’2 en bevrijding geeft.

Waarom? Was Spinoza een moderne hermetist en zochten en zoeken gelovigen naar een mogelijkheid om te geloven in een God die het Persoonzijn heeft moeten afleggen in de seculariteit? Een God die nu reeds ‘alles en in alles is’, een hang naar het pantheïsme en het pan-en-theïsme (proces-theologie)? Daarbij komt dat we bij Spinoza ook het verlies van de schuldvraag vinden door de nadruk die hij legt op de causaliteit, alle gebeuren heeft een ‘oorzaak en gevolg’. Ook dat sluit aan bij ons verlies van de begrippen: zonde, schuld, boete en verzoening. Men belijdt aan zichzelf dat er geen menselijke ‘schuld’ kan zijn; het kwaad komt uit onze genen, ons brein leidt ons de verkeerde kant op in onze begeerten, hebzucht en jaloezie, eventueel gepaard aan geweld en doodslag.

Hoe komt dat? Voor veel gelovigen is het spreken over God als Persoon een grote barrière, hoewel men spreekt over een god waar wij zelfs op zouden lijken. Vele malen kan men de geruststellende tekst horen: ‘geschapen naar Gods Beeld en gelijkenis’. Dat dat ‘naar’(‘be’)misschien slechts een mogelijkheid aangeeft op de weg naar uiteindelijke Opneming in Gods Beelddrager Christus, daar wordt maar niet over gesproken, terwijl de werkelijkheid ons heel wat anders laat zien. Het lijkt jammer om de benoeming van een ‘gelijkenis’ te annuleren.3

Wat de gelovige aanspreekt is de gedachte dat de mens nu reeds een ‘deel van het Geheel’ is, één met de onpersoonlijke Ene. Eén ook met de kosmos; als deeltje dat op natuurlijke wijze opgaat in het heelal, hopelijk in een goddelijke transcendentie. Een kosmische Eenheid, het Systeem’ zoals Leo Vroman het noemde, wel met een hoofdletter, maar: ‘ik noem u dus geen God, geen Heer of ander woord…’4 In het neutrale woord Systeem klinkt een menselijk één zijn met de kosmische orde.

Al deze gedachten van een nu reeds één zijn met het goddelijke, op gevaar af ook het Zelf reeds als ‘goddelijk’ of ‘godin’ te benoemen (‘Godinnenbeweging’ eind vorige eeuw in Amerika), staat uiteraard tegenover de barthiaanse God als een ‘Tegenover’, de Ganz Andere die ons aanspreekt. De ‘Anrede’, de ‘roep’ van een God die door de weg van Christus de mogelijkheid opent van de Geest die in ons wonen zal.

Die weg behelst meer dan de mystieke trap naar Boven. In die weg van Zijn relatie met ons komen de begrippen en ervaringen voor van ‘schuld, vergeving en verzoening’. Ook dat is namelijk de ervaring van het menselijk leven, dat afhankelijk is van de ander die wij vergeven en door wie wij vergeven willen worden zonder ‘wraakoefening’. Het ware ‘beeld’ van een liefdevolle God. Het jodendom beschreef het reeds in het verhaal van Kaïn als het ondergaan van de verzoening na schuld, schuldbelijdenis en vergeving in de plaats van een in oude en nieuwe tijd gewilde wraakoefening (Gen.4, 13-15). En Jezus bevestigde de doorbreking van die spiraal schuldeloos: ‘Vader, vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen.’

Is deze boodschap over het verschil in spiritualiteit en evangelie nog hoorbaar? En is dat soms waar Dominee 2.0 naar verlangt zonder in de zware orthoxie te belanden?

Christine Smalbrugge-Hack

Dr. C. Smalbrugge-Hack is gepromoveerd op Barth en Levinas

1    Reeds in 1999, 27 februari (Hervormd Nederland) en in 2006, 21 april en in 2007, 4 mei (Volzin), stonden interviews met en besprekingen over het werk van Gilles Quispel en Roelof van den Broek.

2    Jan Knol, En je zult spinazie eten, aan tafel bij Spinoza, Wereldbibliotheek 2006, 2009, 5e druk, p.29.

3    N.D.Mettinger heeft er op gewezen dat naast het verschil in ‘oerbeeld’ en ‘afbeelding’ (‘selem’en ‘demut’) het ‘be’ in het Priesterschrift van Genesis eerder als een ‘beth-normae’ dan als een ‘beth-essentiae’kan worden gezien. Christina Hack, Groter dan ons hart, Boekencentrum 1993, p.108.

4    Leo Vroman, Psalmen, 1994.