Waar de bodem drassig wordt

logoIdW

 

WAAR DE BODEM DRASSIG WORDT

Er bestaan aantrekkelijke vijandbeelden. Zo was het voor veel protestanten aan het begin van de twintigste eeuw verleidelijk om ‘onjuiste’ standpunten van een ander weg te zetten als ‘historistisch’. Waarom dat is, en wat ons dat te zeggen heeft, daar heeft Herman Paul een knappe en zeer leesbare monografie over geschreven. Zijn boek Het moeras van de geschiedenis gaat over de geschiedenis van het begrip ‘historisme’ in Nederland. Hoewel de precieze betekenis van dit begrip lastig is vast te leggen, blijkt het een bijzonder boeiende vraag te zijn waarom juist dit woord in de vroege twintigste eeuw zo aantrekkelijk was als polemisch begrip. Welke gemeenschappelijke zorg zal de verschillende ‘historisme’-critici hebben gedreven?

Voor lezers van In de Waagschaal lijkt mij dit een belangrijk boek. Een paar voorbeelden om dat te illustreren.

De theologie van Karl Barth is wel beoordeeld als een ‘antihistoristische’ reactie op het klimaat waarin de geschiedenisfilosofie van Ernst Troeltsch kon gedijen. Deze ‘historist’ pur sang wilde al het denken over mensen en hun godsdienst principieel ‘historiseren’: alle menselijke waarden kunnen alleen begrepen worden in hun historische samenhang. De geschiedenis is voor Troeltsch een onafzienbare stroom van op- en neergaande meningen, ideeën en invalshoeken, oorzaken en gevolgen. Vaste punten of blijvende waarden zijn er in deze stroom niet waar te nemen – voor wie daarnaar zoekt blijkt de geschiedenis drassige grond. Barth, zou je kunnen zeggen, wilde tegenover Troeltsch juist wel, antihistoristisch, instaan voor de blijvende waarde van het absolute (26, 86).

Waarschuwingsborden

Nu kunnen we daar tegenover stellen dat je Barth tekort doet door hem te schilderen als bijna reactionair of conservatief, of als verdediger van ‘het’ absolute. Maar in zijn gegrepen zijn door een absolute aanspraak, en in zijn theologische verwerking daarvan, was hij toch ook een kind van zijn tijd. Dat kun je zeggen zonder daarmee de zeggingskracht van zijn theologie tekort te doen. Integendeel: misschien schuilt het spannende van zijn theologie juist wel daarin dat zij zich direct verhoudt tot de fronten van haar tijd. Het zou ‘historistisch’ zijn om niet van een blijvende actualiteit van historisch ‘verklaarbare’ standpunten te willen weten.

Dat is precies wat Paul duidelijk maakt. De ‘antihistoristen’ van de vroege twintigste eeuw vreesden allemaal dat een exclusief ‘historiserende’ benadering van het verleden een obstakel zou vormen om ook andere dan historische en verklarende vragen aan de geschiedenis te stellen. Wat is er in de historie bijvoorbeeld te vinden aan moois, goeds, waars of geniaals? En waarom was dat goed, waar, mooi of geniaal? Zulke vragen zijn even zovele waarschuwingsborden: wanneer er geen antwoord meer op komt, wanneer de enige legitieme vraag nog is ‘hoe is het zo gekomen?’, dan verandert het verleden in een moeras. Vaste grond, blijvende waarden zul je er dan niet vinden. Dan is iedereen alleen nog maar een willoos product van een blind voortjakkerende geschiedenisstroom.

De ethische theologie in Nederland

In Nederland had onder meer de ethische theologie met dit moeras te maken. Met haar voorliefde voor de gelovige persoonlijkheid (de waarheid is ‘ethisch’: kennis van God in Christus komt pas tot leven waar die kennis ingaat in levenspatronen en -houdingen) had de ethische stroming maar weinig verweer tegen historiserende tendensen. Historisten benaderden de persoonlijkheid en het bewustzijn van de gelovige vooral als een analyseerbaar product, gekweekt door een lange geestesgeschiedenis. Daarmee kwam de persoonlijkheid als het terrein dat toegang bood tot vaste theologische inzichten onder druk te staan.

Dat is misschien wat snel geformuleerd, maar deze globale schets zou wel eens een verhelderend licht kunnen werpen op allerlei theologische ontwikkelingen in de vroege twintigste eeuw. Bijvoorbeeld in het denken van Oepke Noordmans wordt de rol die de ethisch-theologische categorie van de ‘persoonlijkheid’ speelt steeds kleiner; in plaats daarvan lijkt hoe langer hoe meer de nadruk te vallen op het veel minder organische, veel ‘eschatologischere’ werk van de Geest. Verder verloor de ethische theologie in de loop van de twintigste eeuw hoe langer hoe meer terrein en werd haar plek grotendeels ingenomen door ‘barthianen’: een raadselachtige ontwikkeling die misschien ook verband houdt met het antwoord dat Barth wel en dat de ethische theologie niet kon geven op de vragen van ‘historisten’. En zo zijn er meer vroeg-twintigste-eeuwse ontwikkelingen die althans voor mij duidelijker in een kader komen te staan nu ik Pauls Moeras heb gelezen.

Bestaat het moeras?

Het moeras van de geschiedenis is goed geschreven, met de nodige humor en avonturierzin, en dat tovert het boek af en toe zelfs om in een spannende detective. Daarbij beheerst Paul de stof meesterlijk: hij had met gemak een boek kunnen schrijven van twee keer deze omvang. Maar de beperking houdt het fris. Bestaat er een ‘moeras van geschiedenis’ waarin alles wat van waarde is onder dreigt te gaan? In dit boek blijkt dat theologen, maar ook filosofen, politici, architecten, kunsthistorici en vele anderen zich in de loop van de twintigste eeuw met enig recht druk hebben gemaakt over deze vraag, in allerlei vormen. In onze tijd spelen er misschien andere ‘moeras’-vragen. Er zijn terreinen van wetenschap die zulke absolute aanspraken maken dat zij in strijd lijken met andere benaderingen van de werkelijkheid. Zijn wij ons brein? Is de samenleving waarin wij leven een krachtenveld van uitsluitend economische factoren? Worden de laatste knopen over onze werkelijkheid ontward in natuurkundige en quantummechanische laboratoria? De theologie kan voortijdig de strijdbijl begraven door te stellen dat het hier inderdaad om andere en feitelijk onschadelijke benaderingen van de werkelijkheid gaat. Maar het zou wel eens kunnen dat werkelijk spannende theologie ontstaat waar kerk en theologie middenin deze krachtenvelden gaan staan, de stemmen van de tijd honoreren en verwerken, en waarschuwingsborden plaatsen in het moeras.

Edward van ’t Slot

N.a.v. Herman Paul, Het moeras van de geschiedenis: Nederlandse debatten over historisme, Amsterdam: Bert Bakker 2012

Auteur is predikant van de Protestantse gemeente in Zolle