De geweldenaars

logoIdW

 

DE GEWELDENAARS

De roman ‘De geweldenaars’, geschreven door Flannery O’Connor, is het eerste deel in de reeks Christelijke Klassieken. Deze reeks verschijnt onder verantwoordelijkheid van uitgever Coen Verboom en Friesch Dagblad-recensent Tjerk de Reus. Zij kiezen literaire romans die zijn geïnspireerd door het christelijke gedachtegoed. Tjerk de Reus is al jaren in de ban van
Flannery O ‘Connor. In zijn nawoord schrijft hij dat hij een groot schrijver aan de vergetelheid wil ontrukken. Hij noemt haar een meesterlijk verteller die grote thema’s met lichtvoetigheid en met scherpzinnige, maar ook vileine humor verbindt. Het eigene van haar werk ziet hij in haar religieuze belangstelling. Dit laatste is ook het kenmerk van ‘De geweldenaars’ . Het laat zien wat religie met mensen kan doen, maar ook mensen áán kan doen. Dit boek maakt schrijnend zichtbaar waar een onvoorwaardelijke roeping én ontkenning van het totale mens-zijn toe kan leiden. De gevolgen van een dergelijke houding worden vandaag de dag openbaar binnen en buiten de Rooms-Katholieke kerk. Actueel ook voor wie de ontwikkelingen in de Islam volgt. Alleen daarom al is het de moeite waard om het te lezen.

Rond 1919 betitelde de Amerikaanse journalist Mencken het Zuid-Oosten van Amerika als de Bible Belt. Hij noemde het ‘de Sahara voor de schone kunsten’. In die woestijn bloeide een halve eeuw later de schrijfkunst van Flannery O’ Connor. Zij was katholiek in een protestants-fundamentalistische omgeving. Zelf zegt ze: ‘De schrijver die religieuze thema’s behandelt, heeft een omgeving nodig waar deze thema’s gestalte krijgen in het leven van de mensen en dat vind je nergens anders zo als in het Zuiden’.
In haar boek gaat het om Christ-haunted mensen. Mensen voor wie Christus een fascinatie is. Het beeld van Christus roept in hen ‘geweldige’ verlangens op. Dat maakt dat het leven van Francis Tarwater, de hoofdpersoon van het boek, vanaf zijn jeugd in het teken staat van een grote opdracht: het dopen van de verstandelijk gehandicapte Bishop, zijn neef. Diens handicap is in de ogen van de oude Mason, opvoeder van Francis Tarwater, een teken van genade. Bishop is idioot geboren, zegt hij, opdat hij niet bedorven zal worden door zijn atheïstische ouders. Hij moet gedoopt worden, want ‘zelfs een idioot is welgevallig in het oog van de Heer’. Die opdracht moet Francis Tarwater vervullen, omdat de vader van Bishop dat weigert te doen. Die heeft geprobeerd hem te verdrinken. Geïsoleerd, weggehouden van school en de grote stad, wordt Francis veertien jaar lang door zijn oudoom Mason voorbereid. ‘Hij verkondigde vanuit het diepst van zijn razernij dat de wereld de zon zou zien uitbarsten in bloed en vuur en terwijl hij tekeer ging en afwachtte kwam zij elke dag op, kalm en ingetogen, alsof niet alleen de wereld maar de Heer Zelf de boodschap van de profeet niet had gehoord.’
Francis Tarwater zet zich af tegen de opdracht en roeping dit kind te dopen. Daarom kan hij het kind ook niet in zijn nabijheid verdragen. Als hij het eindelijk in de ogen durft te zien, ziet hij twee stille, serene ogen. Het wezen van dit kind wordt hem duidelijk. Maar het is te laat. Als hij in het schemerdonker alleen met kind op het meer is, verdrinkt hij het. Daarbij spreekt hij de woorden uit het doopformulier uit. De doop wordt daarmee de uiterste ontkenning van het bestaan.

De titel van de roman verwijst naar een Bijbelgedeelte uit Matteüs, waar Jezus zegt: ‘Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar’. (Matt.11: 12). Johannes sprak over de ‘bijl aan de wortel en de wan in zijn hand, over vuur en verbranden’. Juist die woorden keren veelvuldig terug in het vocabulaire van deze gelovigen. Zelfs ‘het mededogen van de Heer brandt’ en ‘de kinderen Gods moeten gewaarschuwd worden voor de verschrikkelijke snelheid van de genade’. Zij zijn meer navolgers van Johannes dan van Jezus. Beklemmend en angstwekkend in hun gewelddadigheid en gevoelloosheid.
De vrouwen die bij het leven van de hoofdpersonen betrokken zijn, spelen geen enkele rol van betekenis. Zij worden afgedaan als hoer omdat zij eigen wegen gaan. Het boek ademt een sfeer van verdrongen seksualiteit die er op uitloopt dat Francis door een willekeurige man seksueel misbruikt wordt. Maar geen spoor van gevoel en emotie. Nee, alles wat aan dat gebeuren herinnert wordt verbrand. Voortdurend wordt het bestaan ontkend (verbrand of verdronken) en dat leidt, behalve tot de dood van Bishop, ook tot de ontkenning van de ander en zichzelf. Seksueel misbruikt, maar daar geen aandacht aan schenken. Dan krijg je mensen als Francis Tarwater die vermalen worden onder hun roeping.

Aan het eind is er de ontmoeting met de neger Buford Munson, die dat gedaan heeft wat Francis Tarwater heeft nagelaten. Francis had beloofd zijn opvoeder, de oude Mason, te begraven. In plaats daarvan heeft hij het huis in brand gestoken. De oude man is echter niet mee verbrand, zoals Francis dacht. Buford heeft het lijk van de oude man naar zijn wens begraven en een kruis op het graf gezet. Een spoor van genade wordt toch nog zichtbaar.
De spirituele honger blijft Francis echter houden. ‘Hij wist dat hij oprees in een geslacht van mannen wier levens uitverkoren waren om die honger in stand te houden en over de aarde te zwerven, vreemdelingen uit dat land van geweldenaars waar de stilte alleen maar verbroken wordt om de waarheid uit te schreeuwen. Hij voelde de honger uit het bloed van Abel in het zijne stromen, oprijzen en hem overweldigen’. Ik vind het typerend dat het bloed van Abel in verband gebracht wordt met ‘overweldigen’. Ik hoor in dit boek dan ook meer de stem van Kaïn dan van Abel.

Peter Schormans

De geweldenaars. Door Flannery O’Connor. Met een nawoord van Tjerk de Reus. Kampen: Kok 2010

Auteur is predikant (PKN) en schrijver van Brieven aan Karamazov