Regensburg
Regensburg
Een naam die zo lang alleen maar naam was gebleven, dat het er nu van komen moest een omweg te maken en Regensburg binnen te rijden. Want op weg naar Praag en weer naar huis ben ik tientallen malen Regensburg in grote haast voorbijgereden. Zo laat je heel wat links en rechts liggen. Maar nu dus: Regensburg. Een stad in het Oosten van Duitsland, tussen Nürnberg en Passau, waar de Regen samenvloeit met de Donau. De Romeinen stichtten aan de oever hun Castra Regina, kamp aan de Regen, een grote legerplaats, die later nog uitgebreid werd, een soldatenstad. De Porta Praetoria, een van de torens, was oorspronkelijk een hoogbouw van belang, te vergelijken met de Porta Nigra in Trier, het was duidelijk wie hier de baas was. Maar de Romeinen gingen en de Alemannen kwamen en alle stenen bouwwerken vervielen tot puin. Tot de kerstening zich aandient vanuit het Westen, uit Ierland en Schotland. (ik neem op reis altijd het Kompendium der Kirchengeschichte von D.Dr. Karl Heussi mee, een boek dat ik in mijn studietijd heb verfoeid vanwege de droge opeenstapeling van feiten, maar die nu ter plaatse een Fundgrube is.) Er komt een zekere Emmeran als missiebisschop naar Regensburg en later neemt Karel de Grote de nieuwbouw van de Dom ter hand, want gebouwd zal er worden!
Dat is ook de eerste indruk bij nadering van de stad: wat een torens, wat een kerken! Wat een geloof, zou je denken. ‘s Middags om twaalf uur wordt er van alle kanten geluid, gebeld en geklept, het Angelus klatert over de stad, een katholieke stad, een Roomse stad. Ons hotel is een oud Karmelietenklooster met grote binnenplaats; waar vroeger de kloostertuin was staan nu de auto’s van de gasten. De Karmelieten waren ongeschoeid, wij trekken onze wandelschoenen aan en lopen over de negenhonderd jaar oude Donaubrug. Daar komen ons vijf priesterstudenten tegemoet in hun wapperende zwarte soutanes, ze praten honderd uit en hebben veel plezier. Als ze passeren blijkt dat het stoere kerels zijn, misschien hebben ze net gevolleybald en hun tegenstanders van een ander seminarie ingemaakt. Ik kijk achterom, hun zwart steekt vrolijk af tegen de keien van de brug en hun koppen dansen in de meizon.
Het is inderdaad schitterend weer, de daken van de kerken zijn als van zilver en het water vleit zich wellustig in het licht. Je kunt lopen op een landtong, het Jahninsel, dat in de winter wel onder water zal staan, maar dat ons nu een sightseeing biedt op alle kerken, het moeten er elf zijn, en de ontelbaar veel spitsen, torens en torentjes ook van Wohntürme. Een huis aan de Wassergasse te bewonen en dagelijks uit het raam kijken, het hele panorama voor ogen!
In de Donau zwemmen eendjes, tenminste, ze zwemmen en drijven, tegen de stroom op en dan snaterend als op een glijbaan weer terug. Een van hen heeft uitgevonden dat als je bij de kraam bij de Steinere Brücke een toegeworpen patatje hebt kunnen bemachtigen die met de stroom mee net op hebt bij de Eiserne Brücke, en dan zo snel mogelijk weer terug.
Regensburg – ver boven het gesnabbel en gesnater uit is daar in vroeger eeuwen ernstig gesproken tussen katholieken en protestanten in een laatste poging tot een accoord, of laten we zeggen, een compromis te komen. De nuntius Vergerio bezocht Wittenberg in 1535 en merkte daar bereidheid tot praten (later werd deze pauselijke gezant protestant!). Keizer Karel V had er politiek het grootste belang bij dat ook maar de kleinste poging benut zou worden. In april 1541 hield hij in Regensburg een rijksdag. Melanchton was daar samen met Bucer en Pistorius von Hessen. Van katholieke kant Johannes Gropper uit Keulen en Julius von Pflug, bisschop van Naumburg. Deze beiden waren Erasmiaans gezind. Ook de vechtlustige Eck was aanwezig, maar die werd in toom gehouden door kardinaal Contarini. De jonge Calvijn was present, hij moest het spel van de internationale betrekkingen nog leren, maar noemde al wel de hiërarchie van Rome en haar sacramentsleer bedrog. Het Colloquium van Regensburg begon hoopvol, maar de achterbannen bleven met de hakken in het zand, de keurvorst van Saksen, de spil van de Lutherse wereld, weigerde zelfs te komen en de Franse koning zette de tolerante Contarini onder hoge druk, bang als hij was dat hij bij een regeling de macht van zijn Habsburgse tegenstander zou worden vergroot. Men was het al eens over de vrije wil en over de erfzonde (kom daar nu eens om!) en vond in Regensburg een compromis-formule over een ‘dubbele rechtvaardiging’, waarover Erasmus al had geschreven: rechtvaardiging geschiedt door geloof en genade, door de verdienste van Christus, maar daar moet toch nog bij komen een levend geloof dat je kunt aflezen aan werken van naastenliefde (een opvatting tegenwoordig ook bij veel protestanten hier te lande in zwang). De kardinaal schreef er een notitie over: Epistola de Justificatione; door de haviken in Rome, zoals Caraffa, niet aanvaard, evenmin door Luther, die het lapwerk noemde. Maar toen de eucharistie ter tafel kwam met zijn ‘hocus pocus’, verbastering van ‘hoc est pocul’ (dit is de beker), van de transsubstantiatie, liep het gesprek volkomen vast. Het Colloquium was mislukt. Rome ging meteen over tot reorganisatie van de Inquisitie. Genoemde Gian Pietro Caraffa was hierbij de grote man; hoewel niet erg bemiddeld kocht hij in Rome een huis en liet daar cellen in aanbrengen. Hij werd later paus, Pius IV. Contarini, moegestreden, keerde naar Rome terug, hield zijn rug recht tegenover zijn lasteraars. In 1542 stierf hij.
Regensburg ging als stad over naar de reformatie, maar ongeveer de helft van de bevolking bleef katholiek. Wel stopte de bedevaart naar het Gnadenbild van de schone Maria, en kon de houten noodkerk, aan de Moeder Gods gewijd, in gebruik worden genomen door de protestanten. Het was en is een nare plek, want eerst stond er een laat-Romaanse synagoge. In 1519 werd de bloeiende Joodse gemeenschap verdreven, hun woonwijk verwoest en diende de noodkerk als symbool van de overwinning op het Jodendom. De protestanten bleven er kerken, later in een op de zelfde plaats gebouwde stenen kerk. Nog twee andere kerken staan hun ten dienste, waarvan een als echte protestantse kerk gebouwd in 1631, maar ze blijven in de schaduw staan van de grote Dom, van binnen een donker hol, en zijn sober vergeleken bij de pracht en praal en overdaad van de Barokke kerken. Steen is macht. Soms denk ik: zou God niet liever een straatje om lopen?
Wij deden dat en kwamen zo terecht bij, zoals het heet, de Historische Wurstküche. Je zit daar in een soort bovengronds keldertje, met raampjes op de rivier de Donau, aan de wand horizontale strepen met jaartallen die aangeven hoe hoog het water gekomen was. Als we door onze schouders zakken eten we onder water! Het menu is al bijna twee eeuwen worst met wat zuurkool en veel bier. Maar in de keuken up to date: een hoog zwangere negerin staat boven het snikhete fornuis! Nog een andere vrouw valt op. In het grote paleis Thurn und Taxis, een naam die ik voor het eerst tegenkwam toen ik postzegels spaarde, resideert nu Fürstin von Thurn und Taxis, een van huis uit niet adellijk meisje die, nu getrouwd, zich tooit met de voornamen Mariae Gloria, wat voor allerlei wereldberoemdheden, als filmsterren, geen bezwaar vormt in te gaan op haar uitnodiging een nachtje te komen logeren. Er waait daar een frisse en commerciële wind. Wil je je vergapen dan moet je je laten rondleiden, gezelliger is het te eten buiten of binnen in een van de eethuisjes. Bediend door jongeren van buiten Europa, ook in deze oude stad breekt de nieuwste geschiedenis binnen. De stad is niet gebombardeerd in de Tweede Wereldoorlog, je kunt nog de poort van het stadhuis zien waardoor Hitler naar buiten kwam als was hij een Rijksgrote van oudsher. Zo juist is in de buitenwijk Regensburg-Burgweinting een nieuwe kerk geopend, de parochie was uit de oude dorpskerk gegroeid, de automobielindustrie en de toeleveringsbedrijven binden steeds meer mensen aan zich. De architecten Ulrich en Ilse Königs winnen de prijsvraag, zij hebben een ruimte gecreëerd niet gebaseerd op macht, maar vol verborgen licht. Een ellips van groene, niet haakse wanden, een gevulde stilte, in een rechthoek gevat, met een lichtdoorlatende teflon-membraan als dak overspannen. ‘Ars longa vita brevis’, dat er nog veel generaties hier op adem mogen komen, en dat ook ons korte leven gekend zij.
S.L.Schoch