Kijkdier

logo-idW-oud

 

KIJKDIER

Sommige mensen zijn luistervinken, ik ben een kijkdier. Als ik in het concertgebouw ben – laatst zat ik naast het orgel en keek Mariss Jansons recht op zijn witte das – dan fascineert mij het hout en het koper, de zwier van de stokken en het zwarte insect dat vleugel heet, nog meer dan de muziek zelf. Muziek live uitgevoerd is voor de helft kijkspel zei Willem Vogel eens. Terwijl muziek de abstractie pur sang is, kan het alleen figuratief ten gehore worden gebracht, door mensen van vlees en bloed. Daar raken die twee werelden elkaar, klank en beeld.

Hetzelfde ervaar ik bij de schilder Bonnard (1867 – 1947). Mijn grootvader in Rotterdam nam mij mee naar een tentoonstelling in Boymans in 1953. Hij wees mij nadrukkelijk op een schilderij waarbij je vanuit de eetkamer de tuin in kijkt door de openstaande deuren. De posten van die deuren zijn bovenaan zwart en onderaan wit, ‘dat is vanwege het contrast’, zei hij. Op dat moment begon mijn avontuur met de schilderkunst, met de schilder Bonnard in het bijzonder. Door de jaren heen ben ik naar tentoonstellingen van hemgegaan, het laatst in Martigny en Parijs. Langzamerhand heb ik ontdekt, leren zien, dat Bonnard’s schilderkunst ook een abstracte kant heeft. Je wordt eerst als het ware gedwongen zijn beeldtaal te zien, de mensen, kinderen, meisjes en natuurlijk zijn muze en vrouw Marthe, en ook de ronde tafel, het bad, de tuin, de bomen en het landschap. Allen en alles gevat in een overweldigende kleurenpracht. Maar dan doet zich per verrassing voor dat in veel schilderijen twee of meer composties zijn samengevoegd; als je van links naar rechts kijkt en terug is er iets van een twee- of drieluik te zien. Dat maakt het spannend door de wijdte en ook door de contrasten waarin de delen met elkaar op één doek staan. Ik denk aan het schilderij L’été, dat zo prominent in Fondation Maeght in Saint-Paul de Vence hangt. Links een schitterende bladerenpartij in blauw, rechts een groen-gele boom en in het midden een gouden gazon. Er lopen en liggen mensen, maar het is ook een abstract spel van vlekken, vlakken, lijnen en punten. Een ander schilderij, Signac et ses amis en bateau à voile, in Zürich, heeft hetzelfde: vier mensen in een boot, maar het zeil is meer een wit vlak en de zee een blauw-zwarte verticale tegenkant. Er is een perspectief met ons verstand, de boot vaart ergens heen, maar op grotere afstand van het doek ontwaar je de perfecte abstracte compositie: onderaan het roodbruine dak van de kajuit, in het midden in een driehoek de vier personen en daarboven als een gordijn de paars-blauwe lucht als afsluiting.Op een van zijn laatste doeken, Fruits sur la tapis rouge (1943), zijn grote gele, rode en grijze vlakken tegen elkaar aangezet, de kleur en het licht krijgen vrij spel en schijnen zich niet veel aan te trekken van de twee schaaltjes met vruchten. ‘Transfigurer le banal’, staat er in de catalogus. Maar een kleine groene vlek wijst op een stoel, er moet nog iemand binnenkomen, of heeft juist de kamer verlaten.

S.L.Schoch