Karthuizers oftewel kluizenaars op een kluitje

logo-idW-oud

 

KARTHUIZERS OFTEWEL KLUIZENAARS OP EEN KLUITJE

Hoog in de bergen, in de buurt van Grenoble op een ‘chaise Dieu’, ligt het oudste kooster van de Karthuizer orde. Geen gewone sterveling die daar ooit binnenkomt, laat staan die het al weet te liggen. Want de bedoeling van een Karthuizer is dat hij uit de wereld trekt om door niets en niemand gestoord zich op God te richten. Het doet denken aan wat de heremieten dreef, de woestijnvaders uit de eerste eeuwen van het christendom. Met dit verschil dat de Karthuizers wel in een en het zelfde gebouw leven, apart weliswaar, ieder in zijn eigen houten cel, en zwijgend, maar ze zingen de psalmen gemeenschappelijk en op zon- en feestdagen houdt men in de refter maaltijd. Je kunt over de Karthuizers natuurlijk van alles te weten komen uit vele geschriften, maar sind kort ook door een film, ‘Die grosse Stille’, die in filmhuizen draait. In deze film, die bijna drie uur duurt, wordt niet gesproken en er is ook geen muziek op de achtergrond, zelfs geen commentaarstem. Af en toe een geschreven regeltje, zoals: ‘wie geen afstand doet van al wat hij heeft, kan mijn discipel niet zijn’. En ook met nadruk: ‘en na deze wind een aardbeving, de Heer was ook in de aardbeving niet; en na de aardbeving een vuur, de Heer was ook in het vuur niet; en na het vuur het suizen van een zachte stilte’.

Van die stilte wil de maker van de film, Philip Gröning, ons deelgenoot maken. In l984 vroeg hij aan de Nederlandse prior, Dom Marcellin Teewes, toestemming opnamen te maken. Het antwoord luidde: over tien, vijftien jaar misschien. Vijf jaar geleden was het zover. Na een verblijf zonder crew van al met al zes maanden temidden van de dertig monniken en met een oogst van honderdtwintig uur film, werd ‘Die grosse Stille’ samengesteld. Een film is in de eerste plaats bedoeld om te worden bekeken, en inderdaad je kijkt je ogen uit. Bijvoorbeeld naar de natuur rond het klooster, de hoge bergen, de wijde lucht, grijs als het sneeuwt en het nog stiller wordt en blauw in de hoogzomer met de wuivende bomen en het bloeiend gewas op de velden. Als de penitentie te zwaar wordt, zoek dan troost tijdens wandelingen in de natuur, luidt een voorschrift uit de regel voor de Karthuizers. Op zondagmiddag is men gemeenschappelijk buiten, voor gesprek of spel, bijvoorbeeld wie in de sneeuw zo snel mogelijk op zijn eigen schoenen een heuvel kan afskieën. De natuur is als een verwijzing naar de nabijheid van God, ver weg van de mensenwereld, omgeven door een grote stilte, die ook binnen in het klooster de volstrekte boventoon voert. Mocht er dringend aan iets behoefte zijn, dan wordt er een briefje in de hal opgehangen: cher frère, ceci dont j’ai besoin…Waarop de broeder dit in orde gaat maken, voor de pater wel te verstaan, want er is die klassieke tweedeling tussen paters en broeders. Er wordt in de keuken gewerkt door een broeder, de kapper is ook een broeder, ze zitten achter in de kerk, zij zijn dienstbaar aan het streven van de paters.Alles is nog bijna onveranderd sinds de stichting in 1084, vandaar dit ook al oeroude gezegde: Cartesia nunquam reformata, quia nunquam deformata – de orde had nooit een reformatie nodig, want er was geen sprake van deformatie.

Word je er zelf niet gedeformeerd van, altijd maar zwijgen, de maaltijden op je cel, veel minder contact met medekloosterlingen dan met boeken?

Tegen het eind van de film zijn er close-ups van gezichten, minuten lang, Karthuizers die recht in de lens kijken. Ik beeldde me in dat je kon zien dat deze mannen veel achter zich gelaten hadden. Gezichten niet vroom, wel puur. Die grosse Stille begint ook met een biddende monnik in de schemer van zijn cel, in zijn binnenkamer. De cineast drukt ons meteen op het hart dat het erom gaat God te zoeken, dicht bij Hem te zijn en als het mogelijk zou zijn met Hem één te worden.

De spiritualiteit, zo gestreng vormgegeven, heeft nooit een hoge vlucht genomen. Er bestaan maar vijfentwintig Karthuizer huizen en de gemeenschappen zijn altijd klein gebleven. In de film doen twee jonge mannen hun gelofte, een Vietnamees en een Afrikaan, beiden Frans sprekend. Je hoopt dat ze het volhouden. Of moet je juist hopen dat ze afknappen en het opgeven?

Op het Spui in Den Haag vóór de bioscoop is een manifestatie van ‘Arttoday’ aan de gang met spetterende lichtfiltsen ín de kantoren van het stadhuis en grote rode lichtvlekken op de gevel van de Nieuwe Kerk. Kunst, tegen de verveling. Zijn mensen even mesjogge binnen als buiten het klooster? In het koor van de kloosterkerk ontwaar je een klein rood vlekje, het is de godslamp die altijd brandt. In het pikkedonker van de avond zitten de monniken in de dienst bijeen, pas wanneer er wordt gezongen gaan de lichten aan die de incunabelen beschijnen, we kunnen meelezen: het Magnificat; een andere keer: het zonnelied van Sint Franciscus; het reciteren van psalmen is uiterst ingetogen, bijna monotoon.

Het woord karthuizer komt van het Griekse chartès dat papyrusblad of brief betekent.Het komt één keer in het Nieuwe Testament voor, in de tweede brief van Johannes 5:12, waar de apostel zegt dat hij wel veel te schrijven heeft, maar hij hoopt zelf te komen en van mond tot mond te kunnen spreken.Het omgekeerde dus van het zwijgen, wat is er mooier dan met elkaar te praten! Ook het citaat uit I Koningen l9: 12, ‘het suizen van een zachte stilte’, is delicaat, het wordt door Naastepad in zijn boekje Elia vertaald met: een stem van een dun zwijgen, waarbij het Hebreeuws aangeeft dat dit zwijgen drie betekenissen kan hebben: van schrik verstommen; niets doen en op de Heer wachten; defnitief tot zwijgen brengen. Op het geklaag van Elia wordt niet ingegaan, integendeel, hij krijgt opdrachten te vervullen, in het bijzonder zijn opvolger Elisa te zalven.

De film eindigt weer met de biddende monnik, een beeld dat ons toch vertrouwder is geworden.

S.L.Schoch