Jakob, Benjamin en Rembrandt

logo-idW-oud

 

JAKOB, BENJAMIN EN REMBRANDT

In dit Rembrandt-jaar wordt opnieuw zonneklaar dat Rembrandt naast meester-schilder en meester-tekenaar ook een meester-etser is geweest. In het Bijbelsmuseum in Amsterdam, aan de Herengracht, in het oude pand van het Nederlands Bijbelgenootschap, was een prachtige tentoonstelling te zien: ‘Rembrandt en de bijbel, alle etsen’. Op ooghoogte waren de etsen in lange rijen naast elkaar in verschillende zaaltjes te bewonderen. Parels. Als ik in de buurt zou wonen, zou ik daar elke dag even langs zijn gegaan, want ze geven zich niet direct gewonnen, hun geheimen moeten worden ontdekt. Bij de ingang kreeg men een vergrootglaasje mee, van slechte kwaliteit weliswaar, maar de bedoeling is duidelijk: sta er met je neus boven op. Elk detail spreekt mee.

Wat is etsen eigenlijk? Heel kort gezegd: je maakt met een naald of een burijn een tekening in een waslaag die is aangebracht op een koperen of zinkenplaat. De plaat wordt daarna in een bijtende vloeistof ondergedompeld. Waar de waslaag is verwijderd, waar er dus getekend is, bijt de vloeistof in. De plaat wordt schoongemaakt en geïnkt, dan weer schoongemaakt, zodat alleen de ingebeten lijnen van de tekening met inkt gevuld zijn. Nu kan het afdrukken beginnen. Rembrandt gebruikte ook de techniek van de droge naald; met een naald tekent men direct op het koper, zonder waslaag, er ontstaan dan kleine bramen, zodat de afdruk onregelmatig is, wat een extra effect geeft. Je kunt de etsplaat een bijna onbeperkt aantal keren afdrukken. Maar je kunt er ook opnieuw aan werken, dan ontstaat een tweede staat, en zelfs een derde en zo meer.

Mij viel de ets ‘Jakob liefkoost Benjamin’, gemaakt omstreeks 1637, extra op. Het is de tweede staat van deze ets. Een bijbelse voorstelling. Vol verbeeldingskracht, geïnspireerd door de verhalen uit Genesis, over de aartsvader Jakob en hier zijn jongste zoon Benjamin, die met zijn schoentjes over elkaar hangt op de schoot van zijn vader. Hij heeft een mooi geregen en gezoomd jurkje aan met kraagje en pofmouwtjes, het kind is zeer beweeglijk. Vader Jakob kijkt ons rustig aan, maar weet zich wel bekeken, in zijn ouderdom; hij heeft overwonnen: zijn naam is voortaan Israël, strijder Gods. Hij zit gemakkelijk op de kussens, zijn mankheid verhelend en verzachtend. Er is iets huiselijks om hem heen, hij zit met z’n geliefd kind in de tuin, er groeien planten die bloeien, er is geen hongersnood, de regen doet het gewas uitspruiten; het leven als een idylle (dat is het verkleinwoordje van het Griekse eidos: mooi om te zien, maar ook: denkbeeld). Het is een kiekje van een gelukkig moment tussen de bijbelse bedrijven door. Jozef, de oudere broer van Benjamin, moet zijn weg naar Egypte nog gaan, Jakob zal straks wenen om zijn vermeende, gelogen, dood. Het leven is nooit rustig, nooit een idylle, tot in de ouderdom zijn er grote beroeringen. En zelfs nog over de dood heen veranderingen. Jakob wordt in zijn kist vanuit Egypte, het land van duisternis en dood, overgebracht naar Kanaän, omdat daar de belofte als een zaad zal opschieten. Het staat hem allemaal te wachten.

Jakob kijkt ons, van onder zijn Rembrandt-hoed, aan. ‘Raak mijn kind niet aan’, lijken zijn ogen te zeggen, ‘raak ook mijn ziel niet aan, want die is verwond sinds de dood van mijn geliefde, die mij eerst onthouden werd, maar die ik na Lea heb bemind. Heeft mijn Benjamin niet Rachels ogen, of haar neus, dan toch zeker haar mond? Maar zij is dood en ik houd mijn lippen stijf opeen, want ik weet niet of ik lachen moet over dit kind of huilen om wat geweest is en niet zal voorbijgaan. Een schaduw bedekt zijn voorhoofd. Kijken zijn ogen ons werkelijk aan of kijken ze weg naar wat geweest is, achter de rug, maar wat als een zwarte schaduw bij hem is en met hem zal meegaan. De donkerte achter Jakob. Het ‘obscur’. Wat heeft Rembrandt zijn gelaat meesterlijk getroffen, met enkele lijntjes, streepjes en punten wordt hij die hij zijn moet volgens de etser en volgens het verhaal dat hij gelezen heeft.

Het kind kijkt de andere kant uit, naar het licht en de toekomst, het ‘clair’, nu nog een enfant gaté, straks beproefd om het alleen achterblijven, als er juist bij hem een zilveren beker wordt gevonden na het bezoek bij de plaatsvervangend farao van Egypte, bij Jozef incognito, zijn broer. Hij zal uitgroeien tot een stam in Israël, met koning Saul en Saulus die later Paulus heet, als zaad, nakomelingen.

Boven Jakob’s hoofd heeft Rembrandt allerlei lijntjes, figuurtjes, getekend, wat betekenen die eigenlijk, stelt het iets voor? Er is in ieder geval beroering in de lucht. De grond is stevig en vlak. Deze aartsvader en zijn kind zullen de aarde bewonen, zo menselijk en tegelijk goddelijk trefzeker heeft de etser hen beiden getekend, zo antropomorf heeft de kunstenaar dit verhaal over de God van Israël met zijn mensen verstaan.

S.L. Schoch