Homerus uit de remise
HOMERUS UIT DE REMISE
Zo’n zeventig voorstellingen, van december vorig jaar tot begin juni deze zomer, met telkens een uitverkochte zaal, dat is bij elkaar vierentwintigeneenhalfduizend toeschouwers, een half stadion Feyenoord. Hoe is het mogelijk dat zoveel mensen in de grootste concentratie uren achtereen -van half twee ’s middags tot kwart over tien ‘s avonds- ademloos zitten te kijken naar een spel, slechts onderbroken door korte pauzes en een maaltijd. Er zijn verschillende oorzaken. Daar is in de eerste plaats de grote Homerus, wie het dan ook geweest mag zijn, met zijn epos, zijn heldengedicht, maar daar zijn ook de gymnasiumleerlingen onder het publiek, die zich in het Grieks van deze schrijver moeten bekwamen. Bovendien zijn er in de laatste decennia veel klassieken in vertaling uitgegeven, een ware ontdekking voor velen, die nu enthousiast zijn komen kijken. Als laatste moet toch worden genoemd de vroegere staatssecretaris van cultuur, Van der Ploeg, die het snode plan had het Appeltheater’ het oudste toneelgezelschap van Nederland, subsidie te onthouden.
Er kwam toen een doorstart, een project van erop of eronder: Tantalus. Alles wat de Appel in huis had werd in de waagschaal gegooid, de talenten van de spelers en alle medewerkers, maar ook heel de aandacht die toeschouwers maar kunnen opbrengen, een ongekend theatermarathonen ontstond en het werd een klaterend succes. Aus Greidanus eindigde de laatste voorstelling van Tantalus, nadat het doek gevallen was, met de opmerking dat ook de Odyssee een mooi verhaal was. Het applaus was toen oorverdovend. En zie, in de oude tramremise in Scheveningen, naast de gesloten Nieuwe Kerk aan de Duinstraat, wordt sinds december ‘Odysseus’ gespeeld.
Wat inderdaad direct opvalt is het grote aantal scholieren onder het publiek. Ik zat te midden van een hele groep vierde klassers uit Arnhem, die met een bus gekomen ’s morgens nog les hadden gehad en de volgende dag al weer om acht uur op school moesten zijn. De school groeit als kool, vertelde de jongen naast me, toen hij op school kwam waren er zevenhonderd leerlingen, nu achthonderdvijftig. Ook mentores van een college in Delft zaten op de tribune, ze bereiden een schoolbezoek aan deze toneelvoorstelling voor: de jeugd uit het Westland moet worden opgekrikt. Dat heeft wel voeten in de aarde, vertelde een mentor me, want de scholieren hebben buitenschoolse afspraken om bij te verdienen, bij Albert Heyn en in de horeca, die kermen als ze een avond niet kunnen werken, ze moeten kleren kunnen kopen om uit te gaan. Hun ouders kermen mee als de leraar zegt dat de school boven de bijbaantjes gaat. Zo begint de voorstelling dan ook wat rumoerig, maar ze raken er in, ze worden geboeid, er komen open-doekjes en aan het slot wordt er zelfs luid gejoeld.
De Appel heeft gekozen voor Odysseus, niet voor het epos Odyssee, dat wil zeggen niet voor het heldendom maar voor een mens, een sterfelijke. In de aangrijpende scène in de Hades, die wordt verbeeld als in een ondergrondse ruimte waar het licht soepig is en geen richting heeft en er water lekt, zegt Achilles tegen Odysseus: als ik het mocht overdoen, was ik onder de levenden gebleven, desnoods als slaaf van een slaaf, alles beter dan hier te heersen als koning over schimmen en doden. De Hades is voor Odysseus de zwaarste beproeving, hij ontmoet er de doden, zijn eigen moeder en de Griekse helden Achilles en Agamemnon. Hij wordt geconfronteerd met de vraag wat het verschil is tussen een mens en een held. Een mens is sterfelijk, een held is iemand die goddelijke roem en eer heeft verworven, Odysseus lijkt inderdaad op een held zoals hij de zeeën heeft bevaren, maar in de Hades krijgt hij van de ziener Teresias de opdracht zijn roeispaan, als symbool, te begraven bij een volk dat nog nooit de zee heeft gezien, hij moet zijn eerzucht neerleggen en aanvaarden dat hij sterfelijk is.
De Appel zou de Appel niet zijn als er na deze aangrijpende scène niet een hilarisch bedrijf zou volgen. We zijn op de Olympus, maar je waant je getuige van een vergadering van een Deelraad in Amsterdam: een lange vergadertafel met microfoons, professionele bureaustoelen en kijvende, leuterende en gillende potsierlijke goden en godjes in dit geval. De ruzie gaat over Odysseus. Halverwege komt Zeus binnen in de gestalte van Pavarotti! Ook door alle scholieren direct herkend en beloond met een open-doekje. Hij spreekt het eindoordeel uit: Odysseus mag het eiland waar hij al zeven jaar is gevangen verlaten, hoewel de onsterfelijke heerseres daar, Kalypso, met hem wil trouwen en hem onsterfelijkheid aanbiedt. Odysseus weigert en aanvaardt daarmee zijn sterfelijkheid. Al Odysseus’ makkers en hun schepen zijn in de storm vergaan, hij vertrekt op een vlot alleen.
Ik wil niet alles verklappen, maar Odysseus spoelt aan op een volgend eiland, waar de kleur oranje overheerst, er is zelfs een balkonscène, ook de geblondeerde haren van Wilders meende ik op te merken. Odysseus vertelt hier zijn hele verhaal en al vertellend bouwt hij zich zijn identiteit. Ontheemding en vervreemding worden daardoor dragelijk gemaakt en een nieuw thuis wenkt. Het vertellen van verhalen overwint het verleden. Dat geldt ook voor het vertellen in reportage-vorm van de wordingsgeschiedenis van het stuk Odusseus, zoals Kester Freriks dat deed in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad, zeventien afleveringen lang, hoe er een nieuw epos ontstond, hoe het één stuk is geworden, uit de remise van het verleden gehaald. We zitten opgepakt op de tribune in de oude remise van de Haagse paardentram in Scheveningen te kijken en te luisteren, met kleine onderbrekingen negen uur achtereen.alsof het vandaag allemaal gebeurt.
De slotscène is onthutsend in zijn grootste tederheid én zijn bloeddorstigheid, Odysseus en Penelope, man en vrouw, blijken nog steeds van elkaar te houden, maar Odysseus en zijn zoon Telemachos doen niet voor elkaar onder in wraak op de vrijers van Penelope. De vloer van het toneel draagt daarvan de sporen. Een nieuwe oorlog dreigt: de vaders, ooms en broers van de vermoorde vrijers willen zich wreken. Dan grijpt, volgens Homerus, Athene, de dochter van Zeus, in met schallende stem ‘Mannen van Ithaka! ophouden met die verfoeilijke oorlog! (…) en de wapens glipten uit hun handen’. Ook Odysseus wordt toegeroepen ‘Zoon van Laërtes, afstammeling van Zeus, Odysseus van de duizend listen! Stop die verfoeilijke oorlog!’ Vindt Odysseus nu vrede? Op het toneel is er een ander, open einde, een dramatische voortgang wordt in het vooruitzicht gesteld, beklemmend en herkenbaar. Godloos. Na ovationeel geklap en gejoel gaan we naar huis de nacht in, zeer onder de indruk dat dit heeft kunnen plaats vinden, maar wel stil.
S.L.Schoch
(de voorstellingen tot de zomer zijn uitverkocht, in september en oktober zijn er extra opvoeringen gepland)