We maken er ons wel druk over

logo-idW-oud

 

We maken er ons wel druk over

In het najaar van 2005 verscheen deel 15 van de bijbels-theologische en dogmatische serie Om het Levende Woord met de titel ‘De Beproeving – over de nieuwe bijbelvertaling’ onder redactie van Ad van Nieuwpoort en Rochus Zuurmond, respectievelijk predikant te Amsterdam en emeritus hoogleraar bijbelse theologie (UvA); uitgegeven bij Kok,Kampen

In dezelfde tijd las ik in een kerkbode uit een dorp in de Randstad een kort artikeltje onder de kop: Ledenwerfactie Nederlands Bijbelgenootschap. De eerste alinea luidt als volgt:

‘Het hebben van een Bijbel is voor ons iets waar we niet meer bij stil staan. Een nieuwe vertaling roept bij ingewijden weliswaar enige reactie op over de “zuivere” weergave van de grondtekst, maar verder maken we ons er niet druk over. Toch moeten we ons inspannen om de Bijbel waarin God zich aan ons bekend maakt, beschikbaar te laten komen voor alle mensen zowel in de kerk als ook daarbuiten.’

Er volgt dan een opwekking lid te worden van het NBG. Opvallend is natuurlijk het woord ‘ingewijden’, heel goed gekozen, want God maakt zich bekend, zodat wij worden ingewijd in zijn geheimen. Maar dat bedoelt de schrijver van het kerkbladartikeltje niet, ingewijden heeft bij hem de betekenis van bijzondere fijnproevers, en misschien ook wel van een stelletje aparte lui die moeten oppassen geen doordrammers te worden en het feestje van een nieuwe vertaling te verstoren.

Want een feest is het geworden in vele kerkelijke gemeenten. Eerst natuurlijk die Doelendag najaar 2004, snel gevolgd door een uitspraak van de Synode dat alle leden van de kerk hem mochten lezen. Dat er bij gezegd werd ‘ter beproeving’ werd in de feestvreugde even snel vergeten. In menige kerkeraads-vergaderingen werd terstond besloten de nieuwe kanselbijbel aan te schaffen die zo mooi was afgebeeld in de folder. En menige dominee was maar wat blij met de hype want dat verschafte maar weer een bijzondere kerkdienst, een gemeenteavond met bijzondere inleider, bijzonder kringwerk en frisse catechisatieuren: je begreep nu wat er stond. En zo ligt Mozes ‘mooi’ in zijn biezen kistje en zijn Zacharias en Elisabeth ‘vrome en gelovige mensen’ en wordt God ‘hoog gezag’ toegeschreven in plaats van een krachtige hand.

De Synode raadt ons aan de nieuwe vertaling te beproeven. Of vraagt ze het ons alleen maar, en als we het niet doen even goede vrienden? Maar dan blijft over: hoe? Zijn bijvoorbeeld de predikanten en hun consistorie ( de ouderlingen) in staat de nieuwe vertaling uit te proberen, exegetisch en liturgisch? Ik ben geneigd te zeggen: ja, zij kunnen dat, want ze horen ook tot de ingewijden, als eersten in de gemeenten, ze zijn verantwoordelijk voor de verkondiging van het Woord. Dat betekent wel dat ze studeren, met rode hoofden van inspanning en nu eens een keer niet met rode koppen vanwege dogmatische onenigheden. De predikant als eerste van die eersten, hij heeft zich bekwaamd in het Hebreeuws en in het Grieks. Maar ook de anderen onder zijn leiding, kijkend in diverse vertalingen, de Statenvertaling voorop. Dat zullen zeker kostelijke uren worden.

In bovengenoemde bundel staat de bijdrage ‘Goed vertalen’ van Rochus Zuurmond, ruim dertig bladzijden, allemaal korte opmerkingen. Verplichte lectuur voor iedere dienaar des Woords. Wat komt er veel kijken bij vertalen, het is een echt vak, een met liefde bedreven vak, een mooi, een gelovig en vroom vak. Er moeten misverstanden worden opgeruimd, vooringenomenheden aan de kant gezet en vooral geen nare filosofietjes een rol spelen. Een beproeving zou kunnen beginnen met je af te vragen wat een vertaling eigenlijk is, dus wat het verschil is met een parafrasering, en wie er vertalen mag. Wie? Is dat iedereen, iedereen die maar enigszins geleerd is, of moet je ook weten wat schrijven is en dichten? Misschien moet je wel Godgeleerd zijn, van de God van Abraham, Izaäk en Jakob geleerd zijn. Geleerd in de zin van ‘omgang’ gehad hebben, meegeluisterd en meegezongen met een gemeente, een groepje mensen tegendraads, niet lezend langs grote lijnen, niet letterlijk lezend, maar letter voor letter.

Wanneer Karel Deurloo in zijn bijdrage aan De Beproeving ‘Een Breukelmanloze Genesislezing’, die vertaling van Genesis 1 van het NBV vergelijkt met die van Om het Levende Woord dan laat hij zien hoe zorgvuldig de tekst is gecomponeerd, hoe fijnzinnig de woorden bijeen zijn gezet, hoe het een met het ander ‘rijmt’. In zijn reactie op deze bijdrage – telkens zijn er ook tegenstemmen in De Beproeving aan het woord – legt Jaap van Dorp, vertaalcoördinator bij het NBG, uit dat de NBV-vertalers meer afstemden op het macroniveau. Wordt daarmee bedoeld ‘de grote lijn’?

Gerrit Kalsbeek’s bijdrage krijgt een reactie van Dussie Hofstra, predikant in Nieuw-Buinen. Hij brengt daarin naar voren dat de grote Duitse denker Johann Georg Hamann (1730 – 1788) de lompen waarmee Jeremia uit de kuil getrokken werd, vergelijkt met de heilige Schrift: de lompen waren versleten maar God kan ze gebruiken om ons uit de kuil te trekken.(!)

De plannen voor een nieuwe vertaling zijn niet van gisteren. Begin maart 1969 organiseerde de Professor Van der Leeuw Stichting een symposium over Bijbeltaal en het noodzakelijke bijbel-vertalen. Dit i.v.m. de liturgische proefparochies toentertijd, waarin steeds meer rekenschap werd gegeven van wat er nu precies werd gezongen en gelezen. In l970 werd een aflevering van de ‘mededelingen’ ‘Wie het leest lette er op’ van deze stichting geheel gewijd aan de vertaalkwestie. Een opmerkelijk vraag daarbij is in hoeverre de vertaler zich tussen de tekst en de lezer mag en kan opstellen; de ‘gevende’ figuur zou dan de auteur zijn, de bijbelschrijver in dit geval, en de ‘ontvangende’ de hoorder of lezer. Van de dichter T.S.Eliot gaat het verhaal dat hij op een banket, gevraagd naar de mogelijke gelijkenis tussen de psychiater-figuur in zijn drama ‘The Cocktail-party’ én de Here God, langs zijn neus weg opmerkt: ‘As far as I am concerned, the play says what it means”. Het gaat niet om de bedoelingen van de auteur, maar om de tekst zoals die er staat. Weerloos, maar onwrikbaar. Ook niet om de achterliggende bedoeling van bijvoorbeeld Jeremia of Paulus; het vreemde is ook hun ten deel gevallen. Ook zij zijn object van de krachtige hand van God.

De Beproeving start met een bijdrage van Breukelman, niet alleen als eerbetoon en gewoonte bij de serie Om het Levende Woord, maar hier vooral om te laten zien dat een bijbelvertaling een theologische beslissing inhoudt. Dat een detail in het evangelie naar Matteüs optimaal moet functioneren binnen het geheel van de verkondigende compositie van dit evangelie is een theologische beslissing, van God geleerd. Je kunt de bijbel alleen vertalen vanuit de juiste theologie. En die theologie wordt weer aangereikt door de bijbel. Dat is een cirkelredenering, maar wie het vat springt een gat in de lucht. Vanuit de kern zie je het geheel en in het geheel glanst de kern. Vaak klinkt als argument voor de kwaliteit van de Nieuwe Bijbel Vertaling de kwantiteit, tientallen en tientallen medewerkers, en bovendien allen heel geleerd: het moet dus goed zijn! Liever een Gideonsbende. Maar ik kan dan niet de vraag onderdrukken: waarom is de vriendenclub van de Amsterdamse school, toen deze bespeurde wat er in de boezem van het Nederlands Bijbelgenootschap gekoesterd werd, niet aan de slag gegaan? In onderlinge vriendschap en in de bedding van Barth en Miskotte, in het kielzog van Breukelman? In begin jaren zeventig heeft Dr J.van der Werf al met de deuren geslagen op een NBG-vergadering; dat moet toch hebben doorgeklonken tot in Amsterdam? Piet Oussoren heeft de handschoen opgepakt met het indrukwekkend resultaat van de Naardense Bijbel. In die zin is De Beproeving mosterd na de maaltijd. Tenzij…., tenzij de predikanten en ouderlingen aan het werk gaan. Zoals de Engelsen zeggen: the proof of the pudding is in the eating. Het is als emeritus niet altijd plezierig in een kerk te zitten waar de predikant ter voorbereiding alleen de NBV heeft gelezen en bijvoorbeeld in plaats van: ze waren buiten zichzelf, voorleest: ze stonden versteld, wat in de preek werd tot: ze waren zeer onder de indruk. Buiten je zelf en bij je Bevrijder. Je wordt ook door een goede vertaling meegetroond. Je vertaalt de Bijbel in de hoop dat de lezers gaan denken zoals God praat.

S.L.Schoch

(De Beproeving – over de nieuwe bijbelvertaling; Ad van Nieuwpoort, Rochus Zuurmond, e.a. (red.), 2005 uitgeverij Kok – Kampen. ISBN 90 435 1161 7)