De Bijbel in het theater

logo-idW-oud

 

DE BIJBEL IN HET THEATER

Wat bijna niemand weet, omdat eigenlijk iedereen het vergeten was, is dat er in de Thomaskerk in Amsterdam ook een theatertje te vinden is; bij de voordeur links af. De ‘bouwheren’ indertijd hadden een visie, maar het bleef steken in het visioen, niemand pakte het op om het theatertje tot bloei te brengen. De huidige pastor loci, Ad van Nieuwpoort, had daarentegen een angstdroom; bij het laatste oordeel klonk een stem: waart gij niet de predikant van de enige kerk in Nederland met een theater en waarom hebt gij die ongebruikt gelaten? De kerkrentmeesters werden van van deze droom op de hoogte gesteld, en zo zit nu het theatertje bomvol op vrijdagmiddag 3 november jl. bij de aanbieding van de Bijbelscheurkalender 2007. Op het schellinkje professor Martin Prudky, gast uit Praag, op de eerste rij Karel Deurloo, Nico ter Linden en Piet Oussoren, achter het spreekgestoelte Mirjam Elbers. Zij is de redacteur van deze kalender. Haar toespraak begint met een gedicht van Herman de Coninck, waarvan de eerste twee strofen luiden:

Het is vandaag ‘bon ton’ om neer te kijken
op al wat niet onmiddellijk prikkelt, amuseert,
tegenspraak wekt, ironiseert, spot, teert
op nauwlijks zeggen wat je meent, maar op ontwijken.

Een hooghartig toontje is dé toon, een niet te genaken
taaltje dé taal. Geef mij in plaats van al die snaken,
voor wie beweeglijkheid slechts is: net vóór de anderen
van mode en jargonnetjes veranderen (…)

Zij gaat verder: Een ‘kleine tijdspiegel’ zou Miskotte zeggen. Want niet wij, de burgers, worden verheven, maar de drempel wordt zo laag mogelijk gemaakt. Dat er in de kerk een eigenzinnig boek centraal staat, is voor velen een doorn in het oog. Maar het maakt de kerk juist tot kerk. Mirjam vraagt: wat krijgen we bij de NBV voorgeschoteld? De vertaling is makkelijk te lezen, maar staat er wel wat er staat? En vooral: waar blijft de poëzie? De synode stelt voor de NBV vijf jaar lang te beproeven. Hoe doe je dat in de praktijk? Nico ter Linden opperde om in de scheurkalender voor het komend jaar het accent te leggen op het thema ‘bijbelvertalen’. Elke dag krijgt de lezer daarom twee vertalingen van dezelfde tekst met als opdracht: zoek de verschillen. Een van beide is steeds de NBV. Negentien auteurs hebben samen 365 stukjes geschreven over de betekenis van de tekst met vaak, niet altijd, een opmerking over de vertaling. Enkelen breken een lans voor sommige keuzes van de NBV. Ook het Nederlands Bijbelgenootschap is gevraagd mee te doen; na veel aarzelingen heeft die toch afgezegd wegens gebrek aan tijd en menskracht.

De werkwijze van de NBV komt in theorie, betoogt Mirjam, hier op neer: je kunt vorm en inhoud scheiden. Het vertaalproces gaat dan als volgt: je destilleert uit de tekst de ‘bedoeling’ en gaat die dan in zo goed mogelijk Nederlands weergeven. Maar kun je vorm en inhoud scheiden? Van Marsmans ‘Denkend aan Holland’ zou dan de bedoeling kunnen zijn: Nederland leeft met water. Vertalen is natuurlijk altijd verdwalen, altijd interpreteren. De vraag is alleen of je de eigen interpretatie bij het vertalen moet minimaliseren of juist maximaliseren omwille van de begrijpelijkheid. Zo is het frappant te zien hoe Ruth wordt gewaardeerd. Heette ze in de Statenvertaling nog deugdelijk en in de vertaling van 1951 deugdzaam, in de NBV is zij ‘bijzonder’. Haar Boaz wordt respectievelijk geweldig vermogend, vermogend en nu zelfs ‘belangrijk’ genoemd. Voor beiden staat het zelfde woord in het Hebreeuws!

Mirjam meldt tot slot dat alle synodeleden van de uitgever een scheurkalender krijgen, evenals twee jaar geleden een NBV-bijbel: om te beproeven, en te puzzelen!

Als muzikaal intermezzo, maar vooral om de poëzie te laten klinken en dus vorm en inhoud bijeen te houden, zingt Elke Schildmeyer, begeleid door Magrietha van der Haar, gedichten van Ida Gerhardt, Hans Andreus, Paul van Ostayen en Martinus Nijhoff, getoonzet door Antoine Oomen. Invoelend en daarom soms zeer geestig getoonzet.

Jesaja 44 wordt opgeslagen uit de Naardense bijbel, Piet Oussoren leest voor. Weer poëzie van het zuiverste water. Onthullende tekst, over een houthakker die ceders moet kappen, dan een vuur maakt, zich warmt en brood bakt. Ook bewerkt hij het hout tot een godheid en werpt zich daarvoor neer. Bidt het aan, zegt: red mij, want gij zijt mijn God! Als Piet weer naar zijn plaats loopt, blijft het stil in het theater, het snijdt ons door de ziel. Totdat iemand het applaus inzet en het dondert.

Karel Deurloo en Nico ter Linden staan voor het voetlicht. Het wordt spannend, er komt een spelletje en er is een prijs te winnen. Om de beurt lezen beide heren telkens van een zelfde bijbelgedeelte een vertaling. Steeds is er een van de NBV, de ander uit verschillende bron. Je moet turven om bij te houden wie het meest uit de NBV voorleest. Er wordt zo objectief mogelijk voorgedragen. Af en toe schatert de zaalt, hoe bestaat het, dit is geen poëzie en zelfs geen Nederlands meer. Maar er is er maar één van de tweehonderd aanwezigen die alles goed heeft: Wilken Veen, predikant! Wat kan een mens zich vergissen. Aansluitend leest Nico ter Linden uit zijn kinderbijbel het gedeelte van het sterven van Sara. Het gaat hem er om kinderen door dit gedeelte vertrouwd te maken met het woord aangezicht. Zeer geslaagd is ieders oordeel.

Als uitsmijter verschijnt Karel Eykman. Hij parafraseert twee psalmen, voert Sara op die de eveneens stokoude Abraham verleidt en leeft zich helemaal in Jona in die zich voor paal voelt gesteld door de God die niet doorzet. Had ik het niet gedacht?!
Cabaretesk. Ook dit kan.

De kalender ligt glanzend voor me. 365 blaadjes, met op de voorzijde twee bijbelteksten en op de achterkant een vaak exegetisch commentaar, dat meteen tot kritisch lezen uitnodigt. Ik citeer de twee teksten van 29 juni en laat de achterzijde onvermeld, dat blijft een verrassing voor wie deze kalender aanschaft, maar het wordt dan wel duidelijk hoe beide vertalingen in elkaar steken!

Donderdag 29 juni
I Samuël 25: 21 – 22

David had [zojuist nog] gezegd: ‘Helemaal voor niks heb ik alles van hém daar in de woestijn behoed, zodat er van al het zijne niet het minste werd vermist! Maar hij heeft mij goed met kwaad vergolden!’
(Vertaling Monshouwerstichting)

Hij was nog steeds vreselijk kwaad: ‘Wat denkt die vent wel? Heb ik daarom al die tijd zijn bezittingen beschermd? Ik had het net zo goed kunnen laten! Nog niet één schaap is hij kwijt, en wat krijg ik? Stank voor dank!’
(NBV)

Natuurlijk wens ik deze scheurkalender in veel handen, zoals dat heet, in de eerste plaats in de studeerkamers van predikanten, in de kring- en catechisatie-ruimten in de kerken, en daar waar er koffie wordt geschonken en de koster/beheerder af en toe een stukje kan voordragen. En thuis! Maar vaak blijken ook vrienden en buren geïnteresseerd. En de maand december is vol van geloof.

Wat een uitkomst zo’n middag in het theatertje in de kerk. Alles zonder commercie en ‘pompe’, als copains (met wie je je brood deelt) vrolijk bijeen! Het zal een goede zaak zijn na de tijd van beproeving de vraag te stellen: wat nu, welke wordt nu de ‘kerkelijke’ vertaling? Of moeten we afzien van één vertaling in ons midden?

S.L. Schoch

2007 Scheurkalender van de Bijbel – De Nieuwe Bijbelvertaling nader bekeken. Met bijdragen van Nico ter Linden, Pieter Oussoren, Kees Kok, Karel Deurloo e.a. Uitgeverij Van Gennep Amsterdam ISBN 90 5515 676 0 / NUR 014 prijs 16,- euro.