Het atelier onder de open hemel

logoIdW

 

Het atelier onder de open hemel

Alle lezers van dit tijdschrift hebben op hun netvlies het schilderij dat Manet van Monet maakte (1874): Monet zit in een klein bootje, recht voor hem staat zijn ezel en hij is bezig met een havenzicht. Prachtig weer, wel is er wat wind, heel in de verte schoorstenen waar rook uitkomt, maar het bootje drijft rustig op het glinsterende water. Onder het afdakje zit behalve Monet een vrouw, ze gaat wat schuil in de houten kajuit, beiden hebben een hoed op, hij een strooien, zij een modieus zwarte. Al met al een knus tafereel van deze ‘plein-air’ schilder. Wat we ook met ons meedragen zijn de ‘portretten’ van de kathedraal in Rouen, vooral het portaal, een hele serie: in de vroege morgen, in de mist, in de late middagzon. Zijn waterlelies zijn wereld beroemd, een hele rij bijna abstracte doeken. Minder bekend is zijn verblijf in het dorpje Fresselines (1889) in het Noordelijkste puntje van de Limousin, zo’n driehonderdvijftig kilometer ten Zuiden van Parijs.

Monet is met twee vrienden vanuit Parijs daarheen vertrokken om hun vriend, de dichter Maurice Rollinat, op te zoeken. Het is januari en bar koud, er worden wandelingen gemaakt, ’s avonds gezamenlijk teksten van Baudelaire gezongen die de dichter had getoonzet, dat alles bij knappend vuur en wijn tot diep in de nacht. De natuur maakt op Monet grote indruk, de twee diepliggende rivieren de Creuze en de Petit Creuze die elkaar vinden en heftig samenvloeien, de rotspartijen, de verlatenheid en het winterlicht dat over de velden sijpelt en het water beneden met zilveren streepjes versierd. Bij het afscheid zegt Monet; ik kom terug en op 6 maart is hij aan het schilderen. Maar hoe, hij is overgeleverd aan de natuur en nogwel in het vroege voorjaar. Vanuit Fresselines schrijft hij in april aan een vriendin: nooit drie goede dagen op een rij, telkens in de weer om alles te veranderen want het groeit en groent, en ik had nog zo gedroomd te schilderen zoals ik het gezien had, ik jaag op de natuur zonder die de baas te worden. En dan de rivier die laag staat en dan weer hoog, groen de ene dag, geel de volgende, gisteren bijna droog en ik weet vanwege de regen vandaag, morgen een draaikolk. Ik ben geheel onzeker, je moet me schrijven om me op te beuren, een dichter als Rolllinat kan dat niet, want hij kent wel de moeilijkheden van de dichtkunst, maar beseft niet hoe hard het me valt het eigenlijke werk te klaren, hij vindt schilderen een vreemde zaak.

Monet maakt schetsen en klimt dan naar boven om ze verder uit te werken. Maar het weer zit hem tegen, enorme regenbuien zijn er de oorzaak van dat hij op ŽŽn dag, 11 maart, werkt aan elf doeken tegelijk, in mei vraagt hij zelfs arbeiders een eik van al zijn bladeren te ontdoen opdat die weer zou lijken op de wintereik waarvan hij alleen een schets heeft. Het resultaat van dit gevecht is enorm, drie‘ntwintig grote doeken vinden hun weg voornamelijk naarÉAmerika. Parijs heeft er nog geen oog voor, het thema is te puur, geen mens te zien, alleen af en toe een huisje. En alles in kleurvlakken vaak in een heftig ritme, in de grootste concentratie neergezet, met een hartstochtelijke liefde voor wat er te zien is, echt te zien.

Het landschap is inmiddels veranderd doordat de schapen zijn vervangen door koeien, het ras limousin, en overal bomen en struiken zijn opgeschoten. Maar het betoverende van het water, de hellingen, de afwisseling van het licht zijn gebleven.

In het dorpje Fresselines is een klein cultureel centrum gebouwd met veel copie‘n van Monets schilderijen. Die copie‘n zijn technisch zo uitzonderlijk knap uitgevoerd dat wanneer je er schuin langs kijkt je de penseelstreken ontdekt. Nergens het zweet en de tranen van de kunstenaar, alleen de verrukking over het samenspel van compositie en dŽtails van kleuren. Wat een oogst, uiteindelijk ook voor Monet.

Naast dat centrum staat nu ook een nieuwe bakkerij met een winkel vol heerlijk brood en broodjes Žn met yoghurt, whisky en tandpasta, voor kampeerders op het aangrenzend terrein evenzeer een verrukking.

Lowik Schoch