Over de Drie Dagen van Pasen

logo-idW-oud

 

Over de Drie Dagen van Pasen

Nog niet zo heel lang geleden werd in een doorsnee gereformeerde of hervormde kerk Pasen gevierd met twee diensten: De avonddienst op Goede Vrijdag ter gedachtenis van het lijden en sterven van Jezus Christus en de dienst op zondagmorgen ter viering van zijn opstanding. Op die zondagmorgen werd als regel het Avondmaal niet gevierd. Want dat hadden we op Goede Vrijdag net gedaan en we waren daar zuinig mee.

Heel anders waren de gewoontes in Rooms-Katholieke kring. Daar kende men de uitdrukking ‘je Pasen houden’ en dat hield in dat je met Pasen ter communie ging. In de daaraan voorafgaande week werd druk gebiecht. En juist op Goede Vrijdag werd in de Rooms-Katholieke kerk de eucharistie niet gevierd, de enige dag in het jaar waarop dat niet gebeurde.

Aan reformatorische zijde ontstond zo – nog niet zo lang terug in de geschiedenis trouwens – een viering van het avondmaal, die vooral het stempel kreeg van die viering op Goede Vrijdag. In de catholica een viering die vooral zijn kleur kreeg vanuit de Paasmorgen.

Wie daarover nadenkt kan iets vermoeden met betrekking tot het verschil in beleving van eucharistie en avondmaal binnen de verschillende kerken. Ik heb het gevoel dat op dit punt de rooms-katholieke traditie iets voor heeft op hetgeen ons in reformatorische kring vertrouwd is. Vertrouwd wás, moet ik zeggen. Want aan Protestantse kant is op dit gebied veel veranderd. In veel gemeentes wordt meer en meer uitgegaan van het ‘Triduüm’:‘de drie dagen van Pasen’ die beginnen op Witte Donderdag en uitlopen op de Paasmorgen.

Drie dagen? Van donderdag tot en met zondag, zijn dat er niet viér?

‘Er komt een avond en er komt een ochtend, één dag’. Zo staat het in het eerste verhaal van de bijbel, zo worden daar de dagen geteld.

Die telling van de avond naar de morgen hééft voor mij iets heel moois, iets realistisch en vertrouwenvols tegelijk: het begin is duisternis, maar door het donker heen gaan we het licht tegemoet.

Is dat niet een ervaring die we allen kennen we? Het vertrouwen dat het licht de duisternis verdrijven zal, is dat niet onze uiterste hoop in leven en in sterven, onze enige hoop voor de geschiedenis van de wereld en voor onze eigen kleine levensgeschiedenis?

De drie dagen tellen vanaf Witte Donderdag tot de Paasmorgen. Wie zo Pasen wil vieren kan niet om de rijke bron van de voor-reformatorische kerkelijke traditie heen. Het is niet doenlijk de inhoud van die traditie rond de Paasviering hier weer te geven. Zo’n opsomming is ook niet nodig in verband met de vragen die volgens de redactie gesteld zouden moeten worden. Bovendien: die gegevens zijn her en der te vinden tot in Deel I van het nieuwe Dienstboek toe.

Wel dient het woord genoemd te worden dat het kernwoord is, niet alleen van de Paasviering maar van alle liturgie: ‘Gedenken’.

‘Gedenk dan heel de weg die de Ene u heeft doen gaan . . ‘ is de regel die Mozes het volk Israël – en daarmee indirect ook ons – voorhoudt. Op die regel is de joodse feestkalender gebaseerd en die regel geldt ook voor ‘ons’ kerkelijk jaar.Want de functie van het kerkelijk jaar is ons te helpen de etappes te onderscheiden op de weg die met ons gegaan wordt en het helpt ons de heilsfeiten gearticuleerd te beleven en te verwoorden (letterlijk: in artikelen).

Kortom: het kerkelijk jaar helpt ons de heilsfeiten te gedenken.

Als dat het zou zijn wat ‘verliturgisering van de theologie’ genoemd wordt, dan heeft die verliturgisering heel oude papieren en ervaar ik die als een groot goed.

Terug naar de Drie Dagen van de viering van Pasen. Drie dagen die elk hun eigen stempel dragen. Je kunt ze natuurlijk niet van elkaar losmaken. ‘Kruispasen’ en ‘Opstandingspasen’ horen bijeen zoals avond en ochtend samen één dag vormen. Maar het is toch ook niet nodig en niet goed om er hutspot van te maken. Als we ‘heel de weg gedenken’ laten we dan de tijd daarvoor nemen en de ‘etappes op die weg’ wel onderscheiden.

We beginnen de Paasviering aan de vooravond van Goede Vrijdag met de maaltijd zoals ook Jezus dat aan die vooravond met zijn vrienden deed. Gaat het dan om een ‘nadoen’, een ‘naspelen’ van de weg die Jezus ging en niet om meer dan dat?

Dat element van ‘naspelen’ zal niet altijd ontbroken hebben en wellicht ook nu niet steeds ontbreken. Ik weet niet eens of ik dat erg vind. Maar we doen méér: wat gedaan wordt ‘tot zijn gedachtenis’ is iets ánders en is méér dan alleen ‘nadoen’.

De maaltijd aan de vooravond van Pasen: De bevrijding begint met een maaltijd. Dat leert ons de joodse liturgie. Met de viering van de maaltijd aan de vooravond van Goede Vrijdag wordt ons voorgehouden dat die bevrijding het perspectief is. Ik wil dat perspectief aan het begin van het feest wel graag voor ogen hebben. Daarom wil ik deze avond ook wel Paasliederen zingen. Misschien niet zo hard als op de Paasochtend. Maar toch. Morgen – op Goede Vrijdag – zing ik die Paasliederen liever niet, kán ik dat niet. Want vieren wij op Witte Donderdag dat de weg die Jezus gaat zíjn dáád is, op Goede Vrijdag geldt dat het ménsen zijn die hem die weg dóen gaan. En daarbij sta ik met mijn mond vol tanden.

Het heeft allemaal te maken met de weg die wij mogen gaan. Maar ook met de etappes op die weg die we dienen te onderscheiden en waarvoor we de tijd moeten nemen. Het is één weg, Kruispasen en Opstandingspasen horen bijeen, weten we

(Daarom ‘hoeft’ voor wat mij betreft aan het eind van die dienst op Witte Donderdag er ook geen zégen uitgesproken te worden: We zijn nog niet klaar, we ‘onderbreken’ de dienst alleen maar even. Ik snap natuurlijk ook best dat dat nogal haaks op onze beleving staat. Maar dat neem ik voor lief als zo doende onderstreept wordt dat de vieringen van Pasen één geheel vormen. En gezegende mensen mogen we ons tóch wel weten).Tot zover Witte Donderdag.

Op Goede Vrijdag (heel in het kort): De lezing van het lijdensverhaal – Geen preek, daar zijn op deze dag geen woorden voor – Voorbede – De Klacht van Godswege. Die woorden op deze avond ontroeren me. Nooit is het in me opgekomen daarin iets antisemitisch te horen. “‘t En sijn de Joden niet”, dat weten we toch in ieder geval sinds Revius. Dat sommigen dat er wél in horen, maakt duidelijk dat het hier zeer nauw luistert wat betreft de woordkeus, de formulering. – Niet de Zegen aan het eind van dit samenzijn (zie boven) – We gaan in stilte zoals we in stilte gekomen zijn.

Voor de viering van de Stille Zaterdag is het in de gemeentes waarin ik erbij betrokken was niet gelukt een vorm te vinden die het ‘deed’: open kerkdeuren, meditatieve momenten, stilte, muziek . . . deze besteding van de Stille Zaterdag leek té haaks te staan op dat waarmee wij de zaterdag vóór de Paaszondag plegen te vullen.

De Paaswake. Als regel gevierd in verkorte vorm als. De hele nacht, dat haalden we niet. Maar wel met de Lof van het Licht en de nieuwe Paaskaars als symbool van de Opgestane aan wiens licht wij ons levenslicht ontsteken.

En met de verhalen over al die nachten van nieuw begin, bevrijding en uitredding. De doop, in ieder geval de herbeleving van de doop. En de viering van het Avondmaal (een viering die we ook wel uitstelden tot de Paasmorgendienst).

De Paasmorgen. ‘Er komt een avond en er komt een ochtend, één dag’:De (eerste) zondag van Pasen.Met veel zang en – als dat tegen het eind van de Nachtwake niet plaats gevonden heeft – de Dienst aan de Tafel. Want het Avondmaal vieren we niet alleen op Witte Donderdag om betrokken te worden bij Jezus’ dienstbereidheid, maar ook op de Paasmorgen omdat we met Hem in het nieuwe leven mogen delen.

Er is mij gevraagd iets op te schrijven over mijn beleving van de Paasviering. Welke accenten daarbij belangrijk zijn. Waar het vooral om gaat, dat is om het onderschéiden en tegelijk het bijéén horen van die Drie Dagen. Dat maakt iedere viering op zich – bij voorbeeld die van Goede Vrijdag – des te sprekender.

De vraag die gesteld werd kwam vanuit een zekere onvrede met ontwikkelingen op liturgisch terrein en er zou op het geschrevene gereageerd moeten kunnen worden.

Dat opschrijven viel nog niet mee. Niet omdat het nu zo bijzonder was, wat ik te melden had. Het is voor mijn gevoel gewoon een praktijkverhaal – van alweer een jaar of wat geleden al – uit het leven van gemeentes die op liturgisch gebied redelijk open en welwillend waren .Maar Pasen is zo gróót. En het is zo véél.

Daarbij komt dat ik achteraf eigenlijk helemaal niet zo gelukkig was met die vraag. Is het nu niet meer het moment om die Drie Dagen te gaan vieren dan om erover in discussie te gaan?

Henk Ruis