30 jaar geleden werden de Barmer-thesen opgesteld

 

30 jaar geleden werden de Barmer – thesen opgesteld

Vandaag is het precies dertig jaar geleden dat Duitse theologen voor een historische vergadering in Barmen bijeen waren en een soort belijdenis opstelden die van enorme invloed is geweest voor het herstel van de Duitse Kerk. De bijeenkomst begon op 29 mei en duurde tot de 31ste. De naam die dit samenzijn later kreeg was “Bekenntnis-synode”. Op deze synode werd een verklaring aanvaard die zich fel keerde tegen de opvattingen van de zogenaamde Duitse christenen, die geheel in het kielzog van Hitlers nationaal-socialisme wilden varen. De verklaring, die zes punten omvatte, kreeg al spoedig de naam “Barmer-thesen” naar de naam van het stadje waar deze theologen bijeen waren. 

Aan deze verklaring zijn de namen verbonden van een aantal grote theologen. De bekendste naam is wel die van Karl Barth, maar ook mannen als Hans Asmussen, Niemöller, Beckmann, Obendiek en de gereformeerde dr. Niesel hebben aan deze uitspraak hun medewerking gegeven. Zij kwamen bijeen in de overtuiging dat de tijd gekomen was om samen verzet aan te tekenen tegen de ideologie en de politieke machtswellust van de nationaal-socialisten. Op duidelijke wijze wilden zij wijzen op Gods Woord om zo de gemeenteleden die eigenlijk niet recht wisten welke houding zij moesten innemen te leiden.

De uitspraak van 1934 is nog steeds waardevol. De tijden zijn wel volkomen veranderd. Er komen andere verzoekingen op de kerk, ook de Duitse kerk, af dan in de jaren dertig, maar de Barmer-thesen zijn nog altijd belangrijk. Dat wordt wel bewezen door het feit dat nog maar een jaar geleden de Oostduitse kerk een verklaring opstelde in een tiental punten, die in wezen geheel gebaseerd was op de verklaring van 1934.

Zowel de zes punten van Barmen als de tien van de verklaring van de bisschoppen in Oost-Duitsland, betrekken zich niet zozeer op de bijzondere omstandigheden van de tijd waarin zij zijn geboren. Zij willen geen negatieve benadering van de plaats en de opdracht die door God gegeven is aan Zijn kinderen en Zijn kerk.

 

De verklaring van Barmen telt zes punten. Aan het slot van ieder punt volgden nog een of meer teksten uit het Nieuw Testament. Tevens wordt in ieder artikel de valse leer die tegen dat punt ingaat afgewezen.

 

De verklaring luidde als volgt:

 

  1. Jezus Christus, gelijk van Hem in de Heilige Schrift getuigd wordt, is het ene Woord Gods, dat wij moeten horen, in leven en sterven vertrouwen en gehoorzamen (joh. 14: 6; 10:1 en 9). Wij verwerpen de valse leer dat de kerk als bron van haar verkondiging behalve en naast dit ene Woord van God ook nog andere feiten en machten, gestalten en waarheden als Gods openbaring kan en moet aanvaarden.

  2. Zoals Jezus Christus Gods toespraak is van de vergeving van al onze zonden, zo en met gelijke ernst is Hij eveneens Gods krachtige aanspraak op ons ganse leven; door Hem gewordt onze blijde verlossing uit de goddeloze bindingen van deze wereld tot een vrije en dankbare dienst aan Zijn schepselen (I Cor. 1:30). Wij verwerpen de valse leer dat er terreinen van ons leven zijn waarin niet Jezus Christus maar andere heren te gebieden zouden hebben, terreinen waarin we niet de rechtvaardiging en de heiliging door Hem nodig hebben.

  3. De christelijke kerk is de gemeente van broeders, waarin Jezus Christus, in Woord en sacrament door de Heilige Geest als de Heer tegenwoordig, handelt. Zij heeft met haar ordening, midden in de wereld der zonde, als de kerk van begenadigde zondaars te getuigen, dat zij alleen Zijn eigendom is, alleen van Zijn troost en leiding leeft en leven wil in de verwachting van Zijn wederkomst (Efe. 4:15 en 16). Wij verwerpen de valse leer dat de kerk de inhoud van haar prediking, en haar kerkenordening kan laten bepalen door de op een bepaald moment heersende wijsgerige of politieke inzichten.

  4. De verschillende ambten in de kerk vestigen geen heerschappij van de een over de ander, maar de uitoefening van de aan de gehele gemeente toevertrouwde en opgedragen dienst (Matth. 20:25, 26). Wij verwerpen de valse leer dat de kerk afgezien van deze dienst, met souvereine macht beklede leiders kan en mag aanvaarden of zich laten opdringen.

  5. De Schrift zegt ons, dat de staat naar Goddelijke beschikking de taak heeft, in de nog niet verloste wereld, waarin ook de kerk staat, naar de mate van menselijk inzicht en vermogen onder bedreiging en uitoefening van macht, voor recht en vrede te zorgen. De kerk erkent in dank en hulde voor God de weldaad van deze beschikking. Zij herinnert aan het Rijk Gods, aan Zijn gebod en gerechtigheid en daarmede aan de verantwoordelijkheid van regerenden en geregeerden. Zij vertrouwt en gehoorzaamt de kracht van het Woord, waardoor God alle dingen draagt (1 Petrus 2:17). Wij verwerpen de valse leer dat de staat boven zijn bijzondere opdracht ook nog de enige en totale ordening van het menselijk leven kan en moet worden en zo de opdracht van de kerk kan verwezenlijken. Wij verwerpen de valse leer dat de kerk boven haar bijzondere opdracht zich staatkundige opdrachten en een staatkundige waardigheid kan en moet toe eigenen en zo zelf tot een orgaan van de staat zou worden.

  6. De opdracht der kerk, waarin haar vrijheid rust, bestaat daarin in Christus plaats en dus in dienst van Zijn eigen Woord en werk door prediking en sacrament de boodschap van de vrije genade Gods aan het volk over te brengen (Matth. 28:20; 2 Tim. 2:9). Wij verwerpen de valse leer dat de kerk in menselijke zelfverheerlijking het Woord en het werk van de Here ten dienste van welke eigengerechtige wensen, doelen of plannen ook kan misbruiken.

 

De Rotterdammer, 30 mei 1964