Rodolf Boon (1920-2014)

Bij het heengaan van een erudiete Mokumer

De Oude Kerk van Amsterdam. Maandagavond in de Stille Week. In het hoogkoor volg ik met de gemeente de ‘Orde van de Dienst van Schrift en Tafel bij het afscheid van Rudolf Boon’. De ontslapene had eigenhandig de liturgie opgesteld. In een toelichting gunde hij ons een blik in de passie van zijn leven:
De inhoud van deze gedachtenisdienst spreekt voor zichzelf: verkondiging van het Paasevangelie.
Slotlied was dan ook: ‘Wees gegroet, gij eersteling der dagen, / morgen der verrijzenis’. Maar dominant te midden van de lofzangen van Te Kate, Wesley en Camphuysen klonk het Paasevangelie vanuit het Liedboek van Israël: ‘Als ik, omringd door tegenspoed, / bezwijken moet, schenkt Gij mij leven’. Verrassend genoeg had Boon een keuze gemaakt uit psalmen in de oude berijming:
Waarom al die strofen uit de berijming van 1773? Ik heb een ‘zwak’ gehad voor het bevindelijke in de Nederlandse Verlichting. De teksten in deze dienst hebben een bijbels-mystieke inslag, verdienen mijns inziens als klassiek dichterlijk erfgoed bewaard te blijven.
Mijn gedachten dwalen een ogenblik af naar de nabijgelegen Nieuwe Kerk. Zomer 1970. Rudolf Boon was voorzitter van de commissie die kandidaten tot de Heilige Dienst de kerk binnenloodste. Ik had een preek over Psalm 13 voor-gelegd. De openingsvraag van de voorzitter was hoe ik op het onzalige idee was gekomen te willen preken over een psalm. Het psalmboek was immers uitsluitend gegeven voor het lied in de eredienst.
Dit is niet het enige inzicht dat ik aan Rudolf Boon te danken heb. Hij is de jaren door mij een vertrouwd leermeester geweest op het uitgestrekte terrein van liturgie en ecclesiologie in de bedding van onze Europese cultuur. Wie was deze leraar der kerk?

Op steenworpafstand van de Oude Kerk, aan de Binnenkant, in de schaduw van de Montelbaanstoren, werd hij op 4 februari 1920 geboren. Enig kind zou hij blijven. Over de sfeer thuis schrijft hij dat die ‘werd gekenmerkt door een niet-kerkelijk gebonden ethisch christendom. Het was een sfeer van oprechtheid, trouw en vertrouwen, van huiselijk-heid en geborgenheid, van ruimheid en openheid van geest’.
Op de lagere en middelbare school leert hij vele Joodse medeleerlingen kennen. Daardoor wordt Amsterdam voor hem al vroeg Mokum Aleph, hèt Jeruzalem van het westen. Hij zwerft langs de grachten en kan, aan de hand van historische atlassen die hij vanaf zijn achtste jaar intensief verzamelt, de stad op den duur feilloos uittekenen.
De verpletterende breuk met de beschermde kinderjaren wordt geslagen door de Tweede Wereldoorlog. Ontzet en ontredderd gaat Rudolf op zoek naar kerk en theologie. Hij vindt onderdak in de Hervormde Kerk, waar hij het geestelijk erfgoed van ons land vertegenwoordigd ziet. In het voorjaar van 1943 wordt hij gedoopt door K.H. Miskotte. Hij is dan al kandidaat in de theologie. Onderduiken moet hij om de ‘Arbeitseinsatz’ te ontlopen. De bevrijding ervaart hij met gemengde gevoelens. Vreugde om de vrijheid, verdriet om de Joden die zijn vermoord. ‘Amsterdam is geen Mokum meer’.
Wie wil weten wie Rudolf Boon was, wat hem ten diepste bezielde, deze erudiete Mokummer, wars van opsmuk maar mens van stand, die hore hem in de basisbelijdenis van zijn leven:
‘Sedert het tweede oorlogsjaar bezocht ik geregeld de kerk. Daar leerde ik van predikanten, die zich helder bewust waren van de onverzoenlijke tegenstelling tussen ‘Edda en Torah’, dat achter het streven het joodse volk te verdelgen een blinde haat school van germaans heidendom tegen al wat in ons werelddeel herinnert aan de verkondiging van de HERE God van Israël en zijn messias.
Het drong tot mij door, dat het onmogelijk was zonder de verkondiging van het Oude
Testament ten diepste te beseffen en doeltreffend te ontmaskeren wat er achter de overweldiging door het nazisme schuil ging. Ik kwam tot het inzicht, dat zonder het bestaan van Israël, het volk van Gods ‘onberouwelijke’ beloften, de kerk, planting op joodse bodem, uit de besnijdenis en uit de volkeren, niet zou kunnen voortbestaan’.

Boon krijgt de kans na Amsterdam en Utrecht theologie te studeren in New York, Oxford en Edinburgh. In Utrecht promoveert hij in 1951 op de beginfase van de Amerikaanse geschiedenis. Rudolf is dan 31 jaar en heeft nog geen werkplek gevonden. Aanvankelijk wil hij de zending in. Als dat niet lukt, ambieert hij een functie bij ‘Faith and Order’ van de Wereldraad van Kerken. Maar hij ‘komt er niet tussen’.
Na een aantal tijdelijke functies, wordt hij in 1955 predikant in Landsmeer, zijn eerste en enige gemeente. Hier vindt hij de akker waarop zijn levenswerk zal rijpen. ‘Met een groep gemeenteleden ging ik regelmatig op reis naar bekende plaatsen in het buitenland, naar de geestelijke en culturele bronnen van onze cultuur om daar zowel cultureel als religieus bij te tanken’.
In de pastorie heeft Boon veel geschreven. Over jodendom in verhouding tot christendom. Over het jodendom zelf, zoals in ‘Ontmoeting met Israël, Het volk van de Torah’. Over de opkomst van het atheïsme in West-Europa: ‘Het christendom op de tocht’. Over de ecclesiologie: ‘Offer, priesterschap en reformatie – Een uitnodiging tot beraad’ en het in mijn ogen mooiste boek op dit terrein: ‘Op zoek naar de identiteit van de kerk’, waarin hij de ecclesiologie van een eenzijdig nieuwtestamentische fundering terugvoert naar de grondslagen van tabernakel en tempel van Israël.
Maar hij voelt zich niet gehoord in de breedte van de kerk. Hij deelt zijn eruditie op het terrein van liturgie en cultuur vooral in werkgezelschappen als de Liturgische Kring, de Utrechtse Kring, ‘De adem van het jaar’ en het Hilversums Convent.
In laatstgenoemd gezelschap leert hij de liefde van zijn leven kennen, Hendrika (Riet) Schilling. Als uitermate begaafde vrouw ontwikkelde zij zich in psychologie, sociologie en middeleeuwse mystiek en publiceerde onder meer over Hildegard van Bingen. Haar ervaringen in een Japans kamp beschrijft ze in ‘Verloren jeugdjaren 1942-1946’.

Na zijn emeritaat krijgt Boon alsnog de erkenning die hij voor zijn gevoel tot dan gemist had. In 1988 wordt hij be-noemd als bijzonder hoogleraar op de nieuwe leerstoel Liturgiewetenschap aan de Vrije Universiteit. In zijn oratie slaat hij de grondtoon van zijn levenswerk aan: ‘Antiquitas Graeco-Romana & Dignitas Israelitica. De controverse ‘Athene’, ‘Rome’ – ‘Jeruzalem’ als fundamentele factor in het westeuropese secularisatie-proces. Een schets over de samenhang tussen liturgie, secularisatie en de identiteit van de kerk’.
Bij zijn afscheid in 1991 is thema van het belegde symposium: ‘Liturgievernieuwing in een veranderende wereld – Terugblik en toekomstperspectief’. Weer gaat het over de bronnen van onze beschaving in een samenleving die snel seculariseert.
In het symposium ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag staat de kern van zijn werk en leven wederom centraal naar aanleiding van zijn boek uit 2008 ‘Ons cultureel draagvlak – wat is ermee gebeurd?’ Athene, Rome en Alexandrië staan voor beslissende impulsen in de Europese beschaving. Maar onmiskenbaar staat Jeruzalem voor het draagvlak van dit alles. In de Verlichting bespeurt Boon christelijke wortels. Hierin zijn humaniteit, democratie en een kritische geest tot ontplooiing gekomen. Maar diezelfde Verlichting heeft helaas als eerste knooppunt naast de rede ‘de aanval op kerk en christendom door beider oorsprong, het jodendom, door het slijk te halen’. Boon moet met pijn onder ogen zien: ‘Nu beseffen wij hoe deze lijn van de Verlichting uit in de afgrond van de Sjoah kon neerstorten.’

Mijn gedachten dwalen tijdens de dienst opnieuw af. Kerstdagen 1978 in de pastorie. In grote verlegenheid over ‘hoe het nu verder moest’ met kerstvieringen en daaromtrent, viel mij ‘De joodse wortels van de christelijke eredienst’ van Boon in handen. Ik las het in de ene adem die een werkelijke ontdekking vraagt. Daarna wist ik nog minder hoe het verder moest, maar ik besefte te meer waar de kerk vandáán was gekomen, de kerk als ‘kerk uit de besnijdenis’ en ‘kerk uit de heidenvolken’. Onopgeefbaar kenmerk van de ecclesia in deze wereld. Het verschijnsel ‘kerk’ kan naar zijn ware aard alleen verstaan worden binnen het kader van de verhouding tussen Israël en de volkeren.
In een preek was voor de afscheidsdienst niet voorzien. Schrift en Tafel waren de dragende momenten. Boon ver-trouwde me ooit toe dat de viering van het avondmaal het hoogverwachte mag zijn in elke kerkdienst en dat de preek wat hem betreft meestal wel gemist kon worden.
‘Als je de kerk uitgaat, na een dienst van schrift en tafel meegemaakt te hebben, en in de werkelijkheid van Amster-dam op het Damrak ineens ervaart: ‘Toch blijkt het waar te zijn, wat ik vanmorgen aan geloof heb meegekregen’. Een geloofswerkelijkheid die boven de alledaagse werkelijkheid uitstijgt. Dat is voor mij een vorm van mystiek: de werkelijkheid van het geloof!’

Rudolf Boon werd uitgedragen onder de klanken van de Fuga in Es-dur van Bach, de Sint Anne Fuga met haar ‘trini-tarische’ geleding:
Bach is voor mij zo iets als een mystagoog geweest, die mij heeft binnengeleid in het geheimenis van Christus’ Pa-sen.
Boon besefte hoe terughoudend zowel in de synagoge als in de kerk gesproken wordt over de toekomstverwachting na de dood. ‘Het komt eigenlijk elke keer weer op een paar woorden aan: Licht, Vrede en Vreugde. Het zijn eigenlijk de kernwoorden die duidelijk maken dat het niet gaat om een soort verheven voortzetting van wat we hier op aarde meemaken, maar dat het totaliter aliter, totaal anders zal zijn’.
Dominee Reefhuis deelde ons mee tijdens de dienst dat vijf dagen na Rudolf zijn Riet was heengegaan. Samen rus-ten zij nu op Begraafplaats Zorgvlied aan de Amsteldijk in Mokum. In de verwachting van het leven totaliter aliter.

Voor zijn afscheid had Boon zelf alles geregeld, maar wat hij niet had kunnen voorzien was de dag en het uur. Na de dienst verrees zij stralend boven de Oude Kerk, de volle lentemaan van Pesach, van de Sederavond in Mokum. Teken aan de Amsterdamse hemel dat een ongedacht heldere glans liet vallen over het leven van de nu in Christus ontslapene.
Moge de gedachtenis van Rudolf Boon ons allen blijvend tot zegen zijn.

Henk Vreekamp

Wie Rudolf Boon zelf wil horen over zijn leven en werken, leze het rijke interview ‘In de liturgie gaat het om de verbinding met de werkelijkheid Gods’ van Johan Snel en Herman Oevermans in ‘Wapenveld’ van februari 2000. Integraal te vinden op:
http://wapenveldonline.nl/artikel/245/in-de-liturgie-gaat-het-om-de-verbinding-met-de-werkelijkheid-gods/ (HV)

Dr. H. Vreekamp is em. predikant en was secretaris van de Hervormde Raad voor de verhouding van Kerk en Israël