Het rijk der oneindige risico’s

logo-idW-oud

 

HET RIJK DER ONEINDIGE RISICO’S –

Eschaton en geschiedenis bij Noordmans in bijbels perspectief (I)

Uitgangspunt voor Noordmans’ theologie is het oud-kerkelijke dogma van de Drieëenheid als regel voor het lezen van de bijbel. In het kader van “het derde trinitarisch werk”, dus de Heilige Geest, komt hij veelvuldig over eschaton en geschiedenis te spreken. Als bijdrage aan het gesprek hierover (zie ook de afgelopen nummers IdW 39/4,5,7) breng ik graag een keur van citaten in herinnering. Ik put uit Gestalte en Geest, een boek dat bestaat uit meditaties en artike-len die van 1949 tot 1954 in “In de Waagschaal” hebben gestaan.1

Jezus en de schare

Het eschaton leren we alleen kennen in Jezus’ verschijning op aarde, in wie het Woord vlees is geworden. De her-schapen wereld die hij brengt, kennen we alleen als “een plek licht rondom het kruis”. Noordmans schrijft prachtige meditaties hoe Jezus nu temidden van de schare ‘Gods gestalte’ aanneemt: “Het staat ons nergens duidelijker be-schreven dan in die merkwaardige verzen van het evangelie van Markus, waarin wij de mensen uit het hele Joodse land rondom Jezus in beweging zien én die uit Tyrus en Sidon én de onreine geesten, die er tussenin roepen dat Hij de Zoon van God is. Jezus houdt een scheepje in de nabijheid, om daarop de wijk te kunnen nemen en een volgend ogenblik loopt Hij een berg op om uit het gedrang te zijn. (Mark. 3:7 v.v.) Wat de schare was, waarmee Jezus te doen had, kan men hier zien en de verlegenheid, waarin zij Jezus brengt, kan men hier merken. – Maar dan is het ook dat de Heer aan Zijn verhouding tot die schare een vorm geeft.” Tot hen zendt Jezus de twaalf apostelen: “De vorm, die het Evangelie tegenover de schare aanneemt, is het apostolaat.”

“De Kerk kan niet een voortzetting heten van deze gemeenschap. Jezus, de schare, de apostelen, het koninkrijk der hemelen hebben geen opvolgers. (…) Slechts éénmaal is de schepping tot zulk een schare geworden. Slechts éénmaal werden God en de wereld in een heilig Twaalftal met elkaar vermenigvuldigd. En slechts éénmaal was het Koninkrijk der hemelen zo nabij. Dit is het evangelie en daaruit neemt de Heilige Geest Zijn vertroostingen. Herhaalbaar is het niet en voortgezet wordt het ook niet. Door geen kerk en geen paus en geen sacrament en geen heiligen. Door geen dominees en geen ouderlingen en geen diakenen. Verloren raakt het daarom niet. De schepping, de mensheid zal eens bestaan als een schare, die niemand tellen kan, met palmtakken in de handen. (Openb. 7:9) En deze gemeenschap zal de apostolische vorm hebben. (21:14)” (Blz. 105 v.v.)

Jezus en de Heilige Geest

Over Pasen en Pinksteren schrijft Noordmans meditaties, waarover je nog lang kunt mediteren: “Het verkeer van Jezus met zijn discipelen, in de veertig dagen tussen Opstanding en Hemelvaart, is zeer intermitterend geweest en dat is wel het hoofdkenmerk van deze korte periode in de heilsgeschiedenis. Deze levert de zeer duidelijke bevestiging van wat Jezus vroeger tot hen gezegd had: “Het is beter voor u, dat Ik heenga.” (Joh. 16:7) En Jezus had er toen ook bij gezegd, waarom dit beter was. Anders zou de Trooster niet kunnen komen. De komst van de Trooster zou een betere voltooiing van zijn werk op aarde zijn dan Zijn eigen schichtige verschijningen op de drempel van tijd en eeuwigheid. Het doen voortduren van zijn lichamelijke omgang met Zijn leerlingen lag niet in het heilsplan.”

“De Heilige Geest is het, door wie wij Jezus herkennen. ‘Niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest.’ (1Cor. 12:3) Daarom moeten wij de nevelen in de opstandingsverhalen laten, tot zij zich samenballen tot de wolk, die Jezus geheel onttrok aan de ogen van zijn discipelen. (Hand. 1:9) Hun verwachting wordt dan geheel ge-spannen op de komst van de Trooster.” (Blz. 173 v.v.)

“In de Handelingen der Apostelen, in de eerste beide hoofdstukken van het tweede boek van Lukas, zal deze twee-eenheid van scheiden en verschijnen haar volle gestalte krijgen. Zij zal dan openbaar worden als de Hemelvaart van Jezus en de daarmee verbonden uitstorting des Heiligen Geestes. Het wonder dezer verbinding van afscheid en blijdschap zal daarin zijn verklaring vinden. (…) Wat hier, bij een te menselijke lezing van de evangeliën, een psycho-logisch raadsel lijkt of een occult gebeuren, is in werkelijkheid niet anders dan een regel in de oeconomie, de huis-houding der goddelijke Drieëenheid.” (Blz. 208 v.v.)

Het is duidelijk hoe Noordmans de verhouding tussen Jezus en de Heilige Geest, tussen de tweede en de derde per-soon van de Drieëenheid, ziet. Jezus gaat en de Heilige Geest komt. Maar er is daarover meer te zeggen. Zo bij-voorbeeld over de overmacht des Geestes: “Van de Heilige Geest … wordt gezegd, dat Hij uitgestort wordt op alle vlees. (Hand. 2:17) Het begin van het Pinksterevangelie beschrijft dat laatste heel plastisch; de Heilige Geest woei als een wind om de discipelen heen. Daarin ligt een waarschuwing voor ons, dat wij bij de belijdenis van de Heilige Geest niet dadelijk en niet altijd moeten denken aan Gods werk in ons, terwijl het ambt van Jezus dan zou zijn een werk aan ons. Men zou het zelfs kunnen omkeren en zeggen, dat Jezus in ons bestaan gekomen is en dat de Heilige Geest over ons komt.” “Als wij van de uitstorting des Heiligen Geestes dat overmachtige afdoen, dan verliest Pinksteren voor de gemeente en voor de wereld zijn betekenis.” (Blz.223 vv.)

Er is in het Nieuwe Testament niet alleen sprake van de doop met water, maar ook van de doop met de Heilige Geest. “De hele Handelingen der Apostelen zijn er vol van. Het begint met de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2. Maar ook verderop, in hoofdstuk 10 en overal, gaat het erover, hoe Jezus zijn hemelse gaven uitgiet. De een krijgt deze gave, de ander een andere. De Doop des Geestes is een echte Doop. Het is een uitgieten, een overvloedig geven, zodat één-alleen het niet allemaal nemen kan. Er is zoveel geestelijke kracht, er zijn zoveel geestelijke gaven, dat er een verdeling moet plaats hebben. En door die verdeling van gaven wordt dan juist de gemeente gevormd. Daarom moet men zeggen, dat wij uit de evangeliën Jezus‘ prediking kennen en uit het tweede boek van Lukas Zijn Doop. Het laatste vertelt van het sacrament, waarmee die prediking werd verzegeld, de Doop des Geestes. Daarbij moeten we niet dadelijk denken aan de sacramenten die wij in de kerk gebruiken. Die heeft Jezus ingesteld en ter bediening aan mensen opgedragen. Het sacrament des Geestes heeft Hij zelf in handen gehouden. Geen mens kan het bedienen.” (Blz. 228 v.v.)

De Heilige Geest als tolk

De Heilige Geest vertolkt wat Jezus predikte en is dus de tolk.”… zijn vrijheid als tolk is een gebonden vrijheid. De Heilige Geest zelf althans zal nooit het zijne prediken, maar Hij zal, zegt Jezus in ons eerste tekstwoord, het uit het mijne nemen. Deze verhouding van het goddelijk “mijn” en “dijn” regeert overal in de bijbel. Wij vinden haar niet alleen in het Nieuwe Testament bij Jezus en zijn Tolk, de Heilige Geest, maar ook reeds in het oude, tussen Wet en Profeten. Wat de profetie gaf, was niet iets geheel nieuws, maar het was ontvouwing van hetgeen God in de vorm van wet reeds had bekend gemaakt.

“Jezus maakt gebruik van die Tolk. En de kwestie van het Mijn en Dijn tussen Zich en die Geest heeft Hij zelf opge-lost. Hij maakt onderscheid tussen “uit het mijne nemen” en “u verkondigen”. In de verkondiging gebeurt er iets met het genomene. Iets heel belangrijks. Het verschil is zo groot, dat alleen een geestelijk mens kan zien, dat het geno-men is uit dat, wat van Jezus is. Wij leven dus onder de bedéling des Heiligen Geestes in een voortdurend en waarlijk dodelijk gevaar. Het gevaar dat Israël liep en loopt onder de Wet. Het gevaar van, met een beroep op Jezus, te zon-digen tegen de Heilige Geest en diens vertolking niet te aanvaarden. (…) De levende ziel is bedacht op blijven, op duren. Zij is zakelijk gehecht aan haar eigen identiteit; zij wil vandaag en morgen en tot in eeuwigheid dezelfde blijven. De levendmakende, de scheppende geest kent zulke overwegingen niet. Hij projecteert al het zijne in de toekomst, in het rijk der oneindige risico‘s, in het Koninkrijk der hemelen.” (Blz. 233 v.v.)

‘Jezus gaat en de Heilige Geest komt’ is duidelijk het thema waar het Noordmans hier om gaat. Hij werkt dat verder exegetisch uit tot zijn bekende stelling: Paulus komt en Petrus gaat. Hier heb ik wel enige kritiek op Noordmans, en sluit me aan bij Hasselaar die het heeft over “het geforceerde van deze constructie.”2 Het geforceerde zit er mijns inziens in dat Petrus niet gaat, maar net als Paulus in de Handelingen door de Geest wordt gedreven. Je kunt alleen met 1 Korintiërs 15:10 zeggen dat Paulus “meer gearbeid (heeft) dan zij allen – doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is”, zoals Paulus het zelf zegt.

Het is dus beter te blijven bij de basis-stelling: Jezus gaat en de Heilige Geest komt. Van hieruit zet Noordmans zowel het eschaton als de geschiedenis in het juiste, bijbelse en trinitarische perspectief. Dat blijkt niet minder te zijn dan een gaan ‘in het rijk der oneindige risico’s’.

Aart van den Dool

1) Dr. O. Noordmans, Gestalte en Geest, Amsterdam 1956. Vgl. Dr. O. Noordmans, Verzamelde Werken 8; de paginanummering van de eerste uitgaven staat hierin vermeld. Zie nu ook: Karel Blei, Noordmans, Kampen 2010, blz. 228 v.v.
2) Dr. J.M Hasselaar, Dr. O. Noordmans – hoofdmomenten van zijn theologie, 1958, blz. 42.