Bevrijdende invloed onder de jongeren

BEVRIJDENDE INVLOED ONDER DE JONGEREN

Drs. J. Reiling (1923) is rector van het Nederlandse Baptisten Seminarie te Bos en Duin. Hij studeerde oude talen in Groningen (doctoraal 1953) en theologie in Groningen en Utrecht (doctoraal in 1965) en bereidt zich thans voor op zijn promotie. Hij diende van 1948 tot 1956 de baptistengemeente van Haulerwijk eerst als hulpprediker, later als predikant, was van 1956 tot 1960 leraar oude talen en is sinds 1960 wetenschappelijk medewerker van het Nederlands Bijbelgenootschap. In 1956 besloten de Nederlandse baptisten een eigen seminarie te stichten en in 1957 werd drs. Reiling tot eerste rector benoemd. Zijn overgrootvader behoorde tot het eerste zevental Nederlandse Baptisten, dat in 1845 gedoopt werd.

Leeft Barth onder de predikanten van de kleinere kerken, zoals de Unie van Baptistengemeenten en de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten? Zij zijn van nature toch altijd sterk piëtistisch geweest?

Veel minder direct, dan in de Hervormde Kerk, omdat de predikanten daar in de dogmatiek onderwezen zijn door mensen, die in meerdere of mindere mate onder zijn invloed staan. Meestal moesten ze een deel van Barths dogmatiek doorworstelen. In de opleidingsinstituten van de kleine kerken is de oriëntering heel anders. Daar was de afweer in de tweede helft van de jaren dertig bijzonder groot. Hij rekende immers grondig af met het subjectivisme, de ervaring.

Hebben vele piëtistisch ingestelde predikanten toch niet bij Barth een waardevolle bijdrage gevonden? Is het waar dat vooral de jongeren steun bij hem vinden?

Ja. Ik geloof, dat de mensen die hem na de tweede wereldoorlog leerden kennen, hem met andere ogen lazen dan de ouderen. Mijn eigen ervaring was zo. Na de oorlog begon ik wat van hem te lezen, al moet ik zeggen, dat de kleinere werken me vaak meer aanspraken, dan zijn grote dogmatiek. De ouderen wezen hem af, omdat hij als een olifant heeft huisgehouden in de porseleinkast van de subjectieve theologie van de wedergeboorte. Maar de mensen, die na de oorlog theologie gingen studeren, deden dat op de puinhopen van hun subjectieve geloofservaring. Daardoor had hij onder de jongeren een bevrijdende grote nadruk op de genade.

Wat heeft Barth bijvoorbeeld wakker geroepen bij de jongeren op het punt van de Schriftbeschouwing?

Dat is moeilijk te zeggen. De theologie functioneert bij de baptisten en vrij-evangelischen heel anders. Wij zijn eigenlijk a-theologisch. Zijn radicaal afrekenen met het fundamentalisme was onze tweede steen des aanstoots. Toch sprak het ons over het algemeen wel aan, dat Barth de openbaring sterk als een gebeuren ziet. Een van onze oude predikanten zei eens: „Ja, hij neemt je wel wat af, meer je hebt toch het gevoel, dat je er iets echt bijbels voor in de plaats krijgt. Dan mogen ze, wat mij betreft, die letterlijke onfeilbaarheid van alle teksten wel cadeau krijgen.” Een heel typische reactie. Was er dus op dit punt eerst sterk de afweer, langzamerhand, omdat Barth een bijzonder positief theoloog is, heeft hij toch een heleboel mensen onder ons weten te winnen. Hier is een man aan het woord, die oprecht en heel persoonlijk gelooft in de God en Vader van onze Here Jezus Christus.

De kleinere kerken hebben altijd veel aandacht geschonken aan de evangelisatie. Welke invloed heeft Barth op dat punt?Zijn volgelingen zeiden vaak: Je hoeft niet te spreken over bekering, want we zijn allemaal in Christus verzoend.

Op dit punt sprak Barth ons veel minder aan. Of er een doorwerking van die gedachte is, weet ik niet. Dat hangt ook wel samen met ons a-theologisch karakter. Er zijn predikanten onder ons, die in hun prediking zeer methodistisch en in hun gebed zeer calvinistisch zijn. In het evangelisatiewerk werken deze invloeden het minst door, zeer zeker die gedachte van een algemene verzoening, dat allen in de verzoening opgenomen zijn. Over het algemeen zeggen onze mensen dan: waar blijft de ernst van de bekering?

Barth wijst de kinderdoop af. Heeft dit niet de belangstelling van veel baptisten gewekt?

Je kunt wel zeggen, dat hij op dat punt ons hart heeft gestolen. Toen hij in 1939 in Utrecht de kinderdoop afwees, heeft dat bij ons furore gesmeekt. Ik was toen zestien en ik kan mij nog goed herinneren, hoe in het weekblad De Christen de juichtrompet werd gestoken. Voor het eerst is men toen een klein beetje naar ons gaan luisteren. Het boekje van Barth over de doop is ook in het Engels vertaald door een baptist!

Heeft Barth op eigen denken een stempel gedrukt?

Ja, dat geloof ik wel. Toen we na alle verschrikkelijke dingen van de oorlog weer wat houvast zochten, heeft hij mij bijzonder aangesproken. Hij leerde mij, dat we met ons activisme eigenlijk niet zoveel doen en ons er ook niet zo druk over moeten maken, maar moeten vertrouwen op de overwinnende kracht van de genade. Die gedachte stuwt mij nog altijd.

Er is nu ook een veel grotere toenadering. Maar om op een ander onderwerp over te stappen, wat vele gereformeerden toch ook wel tegen Barth heeft ingenomen, is zijn afkeer van al die christelijke organisaties.

Dan spreken we dus al over de politieke betekenis van Barth. Hebben de Gereformeerde Kerken na de oorlog niet meer oog gekregen voor hun kerkelijke verantwoordelijkheid in de politiek?

Ik zou zeggen, dat Barth ons geleerd heeft het betrekkelijke van christelijke organisaties in te zien. Je kunt er geen goddelijke ordeningen van maken. Dat is ook wel nooit gebeurd, maar het leek er soms wel erg op. Natuurlijk blijven wij aan de christelijke organisaties gehecht, maar het is een kwestie van christelijk beleid. Je kunt niet zeggen, dat het moet. Maar of de Gereformeerde Kerken zich nu met allerlei politieke vragen willen inlaten, betwijfel ik.

Zo sterk wilde ik het ook niet zeggen. Maar de synode heeft toch gesproken over verschillende actuele problemen.

Dat is zo. Na de oorlog is de synode zich – niet steeds al te doordacht – met allerlei dingen gaan bezig houden. Ik herinner me nog dat geweldige rapport over het stoomvraagstuk. In het algemeen is er toch de neiging, om aan de christelijke partijen over te laten wat we maar enigermate kunnen. Daar ben ik een vurig voorstander van. Ik vertrouw veel dingen beter toe aan een goede christelijke partij, dan aan de kerk. Maar als die er niet is, dan zal de kerk het moeten doen.

In hoeverre leeft Barth op het ogenblik onder de studenten?

Barth schrijft zulke geweldig dikke boeken, die kunnen de studenten niet kopen; ze zullen ze ook niet lezen, ze zijn te geweldig. Die andere boekjes, zoals van Robinson, komen bij honderdduizenden op de markt en worden vaak door studenten gelezen. Maar dat betekent nog niet, dat Barth zakelijk steeds meer het veld zou moeten ruimen. Ik ben helemaal niet pessimistisch. Ik acht Barth niet alleen een groot theoloog in de wetenschappelijke zin, maar ook een man, die toch de eigenlijke boodschap van het evangelie met een geweldige kracht in deze tegenwoordige tijd heeft gebracht. Daar blijft nog wel wat van over.

Drs. J. Reiling

de Rotterdammer, 7 mei 1966