Fundamentele afwijzing van Barth en Miskotte

Referenten voor Herv. Geref. studenten:

Fundamentele afwijzing van Barth en Miskotte

PUTTEN – Tijdens de ontmoetingsdag van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond met theologiestudenten die gisteren gehouden is in “de Aker” te Putten refereerde dr. W. Aalders over Karl Barth, drs A. de Reuver over de verhouding van Barth tot Kohlbrugge en ds. C. den Boer over Miskotte.

Dr. Aalders betoogde dat Barths Römerbrief van 1916 de weergave is van de omzetting van een theologisch danken, dat plaatsvond ten gevolge van het falen van de liberale negentiende-eeuwse theologie en van de socialistische beweging, om weerstand te bieden aan de Duitse imperialistische politiek van keizer Wilhelm II.

Deze omzetting behelst, dat hij de soevereiniteit van God centraal stelde op profetische wijze: God is in de hemel en wij zijn op de aarde. Profetisch was hij eveneens in de tijd van het Nazi-Duitsland toen hij in 1933 zijn Barmer Thesen deed verschijnen. Deze zijn een reactie op de natuurlijke theologie en de annexatie van de voorzienigheid door de Deutsche Christen, aldus dr. Aalders.

Andere inzet

In deze profetische gestalte heeft Barth de theologie van zijn dagen een bijbelse wending gegeven. Aalders ontwaart hierin met Noordmans Gods voorzienigheid. Maar zo stelde Aalders, juist dan in die dertiger jaren krijgt zijn theologie een andere inkleuring. Het profetisch elan maakt plaats voor een andere inzet. Zijn studie over Anselmus verschaft inzicht over zijn nieuwe denkbeweging.

Door deze studie wordt de profeet een systematicus. De nieuwe dankbeweging komt het duidelijkst tot uiting in zijn geschrift “die Menschlichkeit Gottes”. Hierin oefent hij kritiek uit op zijn vroegere theologie. Wat hij verzuimd had te zien, was dat de goddelijkheid van God zijn kracht heet in de omraming van de geschiedenis, dat wil zeggen, in dialoog met de mens, zo stelt Barth.

Humaniteit

De goddelijkheid van God draagt het karakter van humaniteit. In deze nieuwe oriëntering gaat Barth uit van het evangelie, dat is van de climax van de dialoog van God en mens in de geschiedenis. Zo krijgt hij vanzelf een andere kijk op schepping en Schepper. De schepping is niet meer vooronderstelling van het evangelie, maar het verbond of het evangelie is de dragende grond van de schepping.

In deze intellectuele benadering van de Bijbel is verloren gegaan wat wezenlijk tot de theologie behoort, namelijk het de ogen neerslaan vanwege het geheimenis Gods. De borende blik van Karl Barth wil in dat geheimenis binnendringen en alles doorlichten.

Situatie-ethiek

Zodoende is er geen verborgenheid meer. Vanuit deze relatie die én de scheppingsleer én de Godsleer bepaalt, kan men niet meer spreken van ethiek en wet. Er is alleen nog de personalistische verhouding tussen God en mens. Het woord van God komt tot de mens, los van de wet waarmee de decaloog en de bergrede worden ontkracht. Het enige dat overblijft is een situatie-ethiek. Ook scheppingsordeningen als staat, huwelijk en gezin, vallen hiermee buiten Barths gezichtspunt.

Jezus Christus is niet het tweede Woord van God na de wet maar het allesbeslissende woord bij Barth. Vanuit Luthers hoek heeft E. Schlink kritiek uitgeoefend op Barth door te wijzen op het onvervangbare controversiële verband van wet en evangelie. Het zijn twee woorden Gods die tegenover elkaar staan en alleen in Christus verzoend zijn.

Bij Barth vormen ze eigenlijk één woord: Eerst en voor alles gaat het om het evangelie. Hoewel we dus respect mogen hebben voor Barths profetische getuigenis van zijn vroegere jaren moet gezegd worden, aldus Aalders dat de latere Barth de systematicus niet richting aangevend mag zijn voor ons theologisch bezig zijn. We moeten een andere dogmatiek hanteren dan Barths Kirchliche Dogmatiek, maar deze behoeven we niet zelf op te zetten, dat deden Kohlbrugge, Kierkegaard, Calvijn en Luther voor ons. Segmenten uit Barths theologie kunnen we gebruiken maar zijn aureool moet weg, aldus dr. Aalders.

Drs. De Reuver constateerde dat Barth Kohlbrugge eert, maar tevens met name op diens Schriftverstaand en benadering van het aangevochten geloof, kritiek uitoefent. De verwantschap tussen Barth en Kohlbrugge betreft het onvoorwaardelijk afwijzen van een natuurlijke theologie en het ontmaskeren van eigengerechtigheid. Beide hebben grote aandacht voor Christus plaatsbekledend werk.

Verschillen tussen beide komen in vier punten aan de orde. Allereerst is Barths theologie universalistisch. De gehele kosmos, dus ook de gehele mensheid valt onder de genade. Ook Kohlbrugge wil geen zondaar buitensluiten, maar ook niemand binnensluiten door een systeem van zondenvergeving achter de rug om.

In de tweede plaats is Barths theologie monistisch. God heeft maar één woord: het Evangelie. Daarbij komt het niet tot het neervellen van de zondaar, waar juist Kohlbrugge zo op uit was.

Barths theologie kenmerkt zich voorts door triomfalisme. Te veel accentueert hij het “reeds”. Hij houdt de aanvechting op een afstand. Daarentegen laat Kohlbrugge zien dat ook in de vreugde het kruis staat.

Barths theologie is tenslotte systematiserend. Te veel wilde Barth de hele wijsheid Gods in kaart brengen, overzien. Kohlbrugge is ook als theoloog een kreupele. Kohlbrugge is geen Barthiaan à la lettre en Barth is geen Kohlbruggiaan.

Hoofdbezwaar

Ds. Den Boer zag Miskotte staan tussen woord en wereld. Zijn cultuuranalyse is pessimistisch. Wij leven in een atheïstisch, nihilistisch tijdperk, waarin de openbaring van de Naam moet worden uitgeroepen, maar dat vanuit de verzoening, niet vanuit de schepping. Hiermee hangt samen Miskottes hartstochtelijk afwijzen van de natuurlijke theologie en zijn redeneren vanuit het middelpunt van de verzoening, naar schepping en voleinding.

Dezelfde inslag als bij Barth dus. Hiertegen keerde zich Den Boers hoofdbezwaar. De schepping als “theatrum dei” komt niet tot zijn recht. De algemene openbaring verwerpt Miskotte helaas met de natuurlijke theologie.

Voorts kritiseerde Den Boer Miskottes actualistisch openbaringsbegrip. Miskottes genadeopvatting hangt te zeer in de lucht, krijgt geen gestalte. Dit komt vanwege zijn traumatische angst voor de natuurlijke theologie. De daadwerkelijkheid van de genade in de heiliging van de natuur in geloofsbevinding, in daadwerkelijk christendom, komt niet tot zijn recht.

Tijdens de vragenbeantwoording ’s middags stelde dr. Aalders het op prijs het tragische in Barths levensloop te benadrukken. Voorbarige kritiek is daarom niet op zijn plaats. Zijn profetisch optreden in het begin gaf hem voor omstanders het aureool van onfeilbaarheid. Juist deze lof is hem fataal geworden. Wie staat, zie toe dat hij niet valle, aldus Aalders. 

Reformatorisch Dagblad,  15 december 1983