Courage! Brieven van Ida Gerhardt

logo-idW-oud

 

Courage! Brieven van Ida Gerhardt

In dit voornaam uitgegeven boek zijn meer dan vijfhonderd brieven van Ida Gerhardt (1905-1997) opgenomen, uitgezocht uit duizenden brieven,door Ben Hosman en Mieke Koenen. Haar hele leven trekt in dit boek voorbij, vanaf haar moeizame studententijd tot het eenzame einde op 92-jarige leeftijd. Wat heeft zij een armoede gekend, als student en in de crisistijd toen het maar niet lukte een baan als lerares oude talen te krijgen. Er was zelfs geen geld om behoorlijk te eten. Ze raakte ondervoed en verkommerd, lichamelijk en geestelijk.

Uiteindelijk vond ze dan toch werk. Een eigen huis zat er heel lang niet in, ze woonde jaren op kamers.

Ze heeft haar leven met ijzeren discipline ingericht. Ze stond altijd voor dag en dauw op. Als lerares bereidde ze zich heel goed voor. Ze eiste veel van zichzelf maar ook van haar leerlingen, dat is te lezen in de brieven uit de tijd dat ze in Bilthoven aan de Werkplaats les gaf, de school van Kees Boeke.

Ze eiste veel van iedereen, merkte ik, al lezend in dit brievenboek. En het viel me een beetje van haar tegen dat ze haar vrienden ook gebruìkte, niet alleen om een rustig gelegen zomerhuisje voor haar te vinden, dat begrijp ik wel, maar ook om haar dichtbundels te promoten door er een lovende recensie over te schrijven. Het blad waarin ze dat moesten doen, werd er soms bij vermeld. Ze stookte ook mensen op om haar onwelgevallige recensenten op de kop te slaan.

Ze is in het bijzonder gefrustreerd door de recensent Kees Fens, die door haar min of meer als de baarlijke duivel werd gezien, terwijl hij juist veel voor haar werk had gedaan. Hij had het gewaagd om kritiek op een
bundel te uiten! Ze vermoedde er een heel complot achter, zelfs een hetze tegen haar.

Het is verdrietig om te merken hoe achterdochtig ze op den duur werd. Zelfs een heel goede vriend, zoals Johan Polak, die haar bundels prachtig had uitgegeven, werd tenslotte niet meer vertrouwd. Hij had, na een gesprek met Kees Fens, het gewaagd deze in een brief aan haar ‘een man van eer’ te noemen!

Ook de priester Frans Berkelmans, de man die haar werk kende en hooghield als geen ander, had het uiteindelijk na vele jaren van grote vriendschap ook ‘gedaan’.

Tenslotte werd het: wie niet met huid en haar voor mij is, is tegen mij. Ze sloeg wild om zich heen om haar kwetsbare zelf te beschermen.

Het lange stuk ‘Kritiek als intimidatie’ dat ze, bijna tachtig jaar oud, in 1984 in de NRC schreef, getuigt zelfs van grote achterdocht. Dit stuk is ook in het brievenboek opgenomen.

Het is droevig dat ze zich, ten gevolge van haar liefdeloze opvoeding, altijd miskend heeft gevoeld, zelfs nog toen van haar tweede bundel ‘Het Veerhuis’, die in 1945 verscheen, bij een tweede druk 2500 exemplaren werden verkocht, hetgeen voor een dichtbundel verschrikkelijk veel is. Het was nooit genoeg.

In een brief aan Frans Berkelmans uit 1991 schrijft ze: ‘Eigenlijk heb ik (…) al van kind af niet geweten wat ik in die zonderlinge en boze wereld moest doen.’

Ida was het tweede dochtertje van haar ouders. Het enige zoontje, dat vóór haar was geboren, stierf na een dag. Zij was dus ‘het vervangkind’ en géén zoon. Zij voldeed niet aan de verwachtingen van haar moeder en dat heeft zij geweten.

Ook in deze brieven wordt vaak geschreven over de moeizame verhouding met haar moeder, die tenslotte in een psychiatrische inrichting moest worden opgenomen.

Ida Gerhardt heeft veel gecorrespondeerd. Ik ben er trots op dat ook twee brieven die ze aan mij schreef en die eerder in ‘In de Waagschaal’ gepubliceerd zijn, in de bundel zijn opgenomen. Ze heeft altijd alle brieven die ze kreeg beantwoord, ze was daar bijna dwangmatig in, hoeveel tijd en energie het haar ook kostte.

Ze was trouw ten opzichte van haar goede vrienden en vriendinnen en schreef heel hartelijke, meevoelende brieven bij verdriet en rouw, maar ook bij vreugde. Ze gunde haar vrienden het beste, dat merk je aan alles, maar makkelijk was ze niet.

Ze had veel contact met theologen als Willem Barnard, Miskotte, Oosterhuis. Toen de Psalmvertaling van haar en haar trouwe vriendin en metgezellin Marie van der Zeyde eenmaal was verschenen en veel gebruikt werd in veel kloosters in Nederland en België, kreeg ze ook veel contact met priesters en religieuzen. Ze kwamen samen graag en veel in die kloosters en brachten er ’s zomers soms weken door, samen hard werkend aan gedichten of vertalingen.

Wat was het een ramp voor hen toen hun vertaling van de Psalmen uit het ‘Bijbeltotum’, zoals zij het noemde, van de KBS, de Willibrordvertaling, werd gehaald en vervangen door een vertaling van de Professor Tromp over wie werkelijk fiolen van toorn worden uitgestort in deze brieven. Ze heeft Gerrit Komrij die ze eigenlijk niet mocht, te hulp geroepen om zijn vertaling te fileren.

Er waren gelukkig ook hoogtepunten in haar bestaan, o.a. de Prijs voor Meesterschap in 1979, als ze 75 jaar is, en het jaar daarop eindelijk de P.C.Hooftprijs, veel te laat voor haar gevoel.

Uit de brieven blijkt ook telkens weer het gevoel een ‘hoge roeping’ te hebben, van Godswege. De gedichten worden haar ‘gegeven’.

Het geloof is voor haar de grond van het bestaan. Het was voor haar en voor haar vriendin Marie ook vanzelfsprekend om naar de kerk te gaan, om aan kringen in de gemeente mee te doen, en om bijvoorbeeld zelfs een hele Paasnacht in de hervormde kerk mee te beleven.

Wat mij opvalt is dat ze zichzelf zo weinig gunt. Ze is overdreven, bijna geëxalteerd blij met cadeautjes die ze krijgt, bijvoorbeeld met ‘lekkertjes’, als chocolaatjes, of met een boek. Kennelijk gunde ze zich zoiets niet. De beide vrouwen leefden Spartaans, vooral ’s zomers in Ierland, in hun vervallen boerderijtje, waar iedere luxe ontbrak. Ida gaf ook vrijwel niemand het adres, zo bang was ze daar gestoord te worden. Het werd Marie te erg. Het kwam bijna tot een breuk tussen de vriendinnen, toen Marie wegens haar slechte gezondheid weigerde nog naar Ierland te gaan.

Ze werkte daar altijd hard, net als Marie. Ze gunde zichzelf ook thuis nauwelijks vrije tijd, al ging ze wel naar concerten en al was ze lid van de Soroptimisten, de vrouwelijke tegenhanger van de Rotary.

Er viel mij nog iets op: de vele onderstrepingen en accenten op woorden in haar brieven. Dat doet ze om álle aandacht te vragen. Ze schrijft ook enigszins plechtstatig, maar heeft goddank wel gevoel voor humor, al kan ze zichzelf helaas niet relativeren. Droevig is het om het laatste brieffragment dat ze zelf geschreven heeft in facsimile te zien. Ze is dan bijna blind. Haar aftakeling heeft ze moedig gedragen.

Haar brieven zijn boeiend, maar haar gedichten zullen blijven. In dit voorbeeldig uitgegeven boek is ook een twintigtal ongepubliceerde gedichten opgenomen, plus een aantal recensies waar ze zo woedend over was.

Ik ben ervan overtuigd dat haar gedichten de eeuwen door gelezen zullen worden. Veel ervan zijn nu al klassiek.

Laura Reedijk-Boersma

Ida Gerhardt, Courage! Brieven, bezorgd door Ben Hosman en Mieke Koenen. Athenaeum, Polak & van Gennep, Amsterdam 2005