Magda Szabó, een groot schrijfster

logo-idW-oud

 

Magda Szabó, een groot schrijfster

Van Magda Szabó (1917), die de belangrijkste Hongaarse schrijfster van na de tweede wereldoorlog genoemd wordt, zijn eindelijk twee boeken in het Nederlands vertaald door Anikó Daróczi en Ellen Hennink, ‘De deur’ uit 1987 en ‘Katalinstraat’ uit 1969. De vertaling doet alle recht aan de tekst.

Magda Szabó begon als dichteres en is daarna, gestimuleerd door haar man, eveneens auteur, romans gaan schrijven.

De twee vertaalde boeken zijn adembenemend. Ze spelen beide in Boedapest. In ‘Katalinstraat’ – Catharijnestraat -, voltrekt het noodlot zich, ondanks de goede bedoelingen van de ‘spelers’ in het drama, van wie de meeste bijna argeloos alles ondergaan. Slechts een enkeling heeft door wat er voor en tijdens de oorlog gaande is.

De tirannie van het communisme en de tweede wereldoorlog spelen op de achtergrond een grote rol. Het woord ‘jood’ wordt niet genoemd, pas langzamerhand krijg je door dat een van de hoofdrolspelers, Henriett, het meisje dat door Pijlkruisers (Hongaarse Nazi’s) doodgeschoten wordt als ze zestien is, joods is en dat haar ouders – al eerder – opgepakt en omgebracht worden omdat ze joden zijn. (Elders las ik dat na de Duitse bezetting van Hongarije op 19 maart 1944 door Eichmann en de zijnen binnen zes weken 450.000 joden op transport zijn gesteld.) In dit boek wordt hun dood heel laconiek verteld, als vreselijke, doch onontkoombare incidenten, hetgeen ze voor een kind natuurlijk ook waren.

De kinderen, volwassen geworden, kijken terug op hun leven als kind, wonend aan de Donau in drie huizen met bevriende gezinnen naast elkaar, waarvan de tuinen met elkaar in verbinding staan door losse planken in de schuttingen. De drie meisjes uit twee gezinnen worden allemaal verliefd op de ene jongen uit het derde gezin. Volwassen geworden, behouden ze de geheimzinnige band die tijdens de kindertijd gesmeed is en waar niemand tussen kan komen, ook als ten gevolge van de oorlog drie ouders en Henriett, een van de kinderen, al omgekomen zijn.

Henriett kijkt als ze dood is terug op haar leven en bezoekt haar vrienden van vroeger, onzichtbaar en soms zichtbaar, maar dan wordt ze tot haar verdriet niet herkend. Dit ‘tot leven komen’ van een dode doet mij wat geforceerd aan, maar het is wel functioneel in de roman.

Het wonderlijke is dat ik tijdens het lezen van dit boek gedurig aan mijn eigen jeugd moest denken. Ik was weer in de enorme pastorie en in de grote tuin in Kloetinge, waar de verhoudingen van vader, moeder en hun buren en vrienden ook ingewikkeld waren en waar drie mensen die voor mij belangrijk waren, dood gingen, onder wie mijn vader. Ik was weer bezig die relaties en mijn eigen rol erin te ontrafelen.

Dat is de kracht van grote kunst dat die je in staat stelt je eigen leven in een ander licht te zien. In dit boek wordt dat licht erop geworpen door de beschrijving van andere levens, zelfs van mensen in een heel ander land. Maar dat zijn mensen precies als wij, met hun liefdes en verlangens, hun hoop en wanhoop, hun vreugde en verdriet, hun domheid en verdringing van moeilijke dingen, hun niet willen zien van wat er werkelijk aan de hand is en hun bittere spijt om leed dat voorkomen had kunnen worden.

Het is een groots boek, dat twee keer gelezen moet worden om alle toespelingen in het begin te kunnen begrijpen.

‘De Deur’ gaat over de verhouding tussen twee sterke vrouwen, de ene, de volksvrouw Emerence, is hier de zorgende huishoudster, de andere is een intellectueel, een langzamerhand erg bekende schrijfster die met haar man, eveneens auteur, in een appartement woont en die van de zorgen van de huishoudster afhankelijk is. Deze heeft alleen maar drie jaar lagere school, maar is buitengewoon intelligent, verbaal begaafd en met groot inzicht in de menselijke psyche – en met minachting voor ieder die niet met de handen werkt. Zij is van het begin af aan de baas. Zij verzorgt de schrijfster en haar man geheel op de tijden dat het haar uitkomt, liefst ’s nachts. Ze wast en kookt voor hen en heeft daarnaast nog vier andere gezinnen waar ze schoonmaakt.

Beide vrouwen,die in wezen volstrekte tegenstellingen zijn, raken sterk aan elkaar gehecht, maar kunnen dat nauwelijks uiten door de remmingen van de schrijfster en door de ellendige gebeurtenissen uit de jeugd van Emerence en de geheimen achter ‘de deur’ waarnaar het boek is genoemd, die stukje bij beetje onthuld worden.

Op een gegeven moment gaat Emerence het hele leven van de schrijfster beheersen. De vrouwen kwellen elkaar en houden van elkaar.

‘Ik moest eindelijk beseffen dat niet alleen Emerence op een meer dan gewone manier aan mij gehecht was, maar dat ik ook van Emerence hield, ik, bij wie elk mens met ogen in zijn hoofd zou hebben kunnen zien dat mijn gelijkmatige vriendelijkheid de angst verborg dat ik wel aardig kon zijn, maar dat degenen met wie ik echt iets te maken had in de wereld, op de vingers van een hand te tellen waren. Sinds de dood van mijn moeder was Emerence het enige wezen dat dicht bij mij mocht komen.’

De schrijfster koestert de herinnering aan haar moeder, maar tussen de regels door lees ik dat deze haar niet bepaald liefdevol heeft opgevoed. Zo strafte ze haar dochter door dagenlang te zwijgen.

Het wordt een spel van aantrekken en afstoten tussen de schrijfster en Emerence. De ikfiguur is in de macht van Emerence gekomen. Het spel wordt bittere ernst en gaat uiteindelijk op leven en dood.

In dit autobiografische boek heeft Magda Szabó een monument voor deze vrouw willen oprichten. Zij spaart zichzelf niet in haar tekort schieten ten opzichte van Emerence als die op een heel droevige manier aan het einde van haar leven is gekomen.

Het boek gaat ook over de wederzijdse afhankelijkheid van hulpgever en geholpene en over de grote intimiteit die een dergelijke verhouding met zich meebrengt, over de macht die de hulpverlener tenslotte krijgt en over de onderworpenheid van de hulpontvangende. Het gaat over een vreemde verhouding van twee gefrustreerde mensen, over liefde en haat, en tenslotte ook over verraad, als de schrijfster min of meer tegen haar wil uiteindelijk toch kiest voor een optreden voor de televisie als ze eindelijk een belangrijke prijs krijgt, in plaats van voor Emerence die op datzelfde moment in grote nood verkeert.

Dat krijgt ze dan ook op haar brood. Het zwijgen van de moeder van de schrijfster wordt nu het zwijgen (en de schaamte) van Emerence, die zelfs een doek over haar hoofd trekt in het ziekenhuis, als zij haar ziet. De ikfiguur wordt zwaar gestraft. Er komt geen verzoening, behalve even, na een leugen van de kant van de schrijfster, waardoor Emerence weer opknapt. Als de waarheid aan het licht komt wordt deze nog onverzoenlijker. En sterft.

Emerence is voor de schrijfster de moederfiguur geworden, die haar tenslotte weer afwijst.

Het zal duidelijk zijn dat ook dit boek mij veel gedaan heeft.

Laura Reedijk-Boersma

Magda Szabó, De deur, eerste uitgave in het Hongaars in 1987, uitgeverij Houtekiet Antwerpen, 2002

Magda Szabó, De Katalinstraat, eerste uitgave in het Hongaars in 1969, uitgeverij Houtekiet Antwerpen, 2004.