Marokkanen in Nederland

logo-idW-oud

 

Marokkanen in Nederland

De Zeister Bibliotheek heeft onlangs een lezing georganiseerd voor de vrijwilligers die op scholen kleuters voorlezen. Ik heb dat ook een jaar gedaan op een voornamelijk ‘zwarte’ school, aan drukke jongetjes als Marwan en Emien, Mohammed en Zouher, telkens twee tegelijk.

Professor Lotty Eldering, inmiddels met emeritaat, hield voor de voorlezers een boeiend verhaal over de opvoeding van Marokkaanse kinderen.

Een jaar of dertig geleden heeft ze voor haar promotieonderzoek twee jaar lang Marokkaanse gezinnen in Lelystad gevolgd. Met enkele families heeft ze nog steeds contact. Ze had toen al als stelling bij haar proefschrift dat immigranten verplicht Nederlands zouden moeten leren. Helaas is dat nooit verplicht gesteld, zodat, zoals we inmiddels allemaal weten, veel ouderen nog steeds geen Nederlands spreken en via de kabel en televisieschotels zeer eenzijdig worden beïnvloed door Arabische zenders, die veel effect hebben met hun propaganda.

Z

elf is zij Marokkaans-Arabisch gaan leren om niet meer van een tolk afhankelijk te hoeven zijn. Zij vertelde dat een groot aantal Marokkanen, vooral de vrouwen, analfabeet is. Meer dan 50 % is Berbers en spreekt Berbers. Het Berbers is een heel andere taalfamilie dan het Marokkaans. De meeste vrouwen verstaan zelfs de nationale spreektaal, het Marokkaans-Arabisch, niet. De mannen meestal wel, omdat zij buitenshuis werken. Het Marokkaans/Arabisch is geen schrijftaal, het is een dialect van het Arabisch. De mannen die het spreken hebben ook maar een kleine woordenschat, net als Lotty Eldering zelf. Het standaard Arabisch kan zij ook niet verstaan.

In de gezinnen wordt Marokkaans, Berbers, Algerijns, Egyptisch of Syrisch gesproken.

Vijftien jaar geleden is het ‘Op Stap’- project gestart, activiteiten voor moeders en hun kleuters. Aan de moeders werd het materiaal in het Arabisch ter hand gesteld, dat ze dus, áls ze al konden lézen, niet konden lezen, omdat ze deze taal niet kennen. Uiteindelijk bleek het het beste om de moeders het materiaal in het Nederlands te geven. Een van de oudere kinderen kon het dan voorlezen.

I

n Nederland zijn inmiddels 400 á 500 moskeeën of ruimten die als zodanig in gebruik zijn. Volgens mevrouw Eldering is het een mythe dat er zoveel eenzame Marokkaanse vrouwen zouden zijn. Àlle vrouwen hebben familie om zich heen, waarvan ze emotionele en praktische steun krijgen. Voor de ‘institutionaliseringfase’ hebben ze eigen voorzieningen en netwerk.

De besnijdenisfeesten werden vroeger in Marokko gevierd, maar inmiddels hier, collectief, in de moskeeën. Ook de geboortefeesten werden eerst in eigen huis gevierd. De vrouwen zitten dan boven en de mannen beneden. De vrouwenfeesten, waarbij de vrouwen zich prachtig kleden, zijn het leukste, met grappen, muziek en dans. Huwelijksfeesten worden tegenwoordig met wel tweehonderd vrouwen gevierd, er wordt een buurthuis voor afgehuurd. De mannen vieren het elders.

De eerste generatie, die inmiddels oud geworden is, gaat tegenwoordig naar Mekka. Hieraan betalen de kinderen mee. Ook de vrouwen gaan op pelgrimage naar Mekka, samen met hun dochters.

De meeste bruiden worden uit het land van herkomst gehaald, ook de syrisch-orthodoxen doen dat. Onder Marokkanen en Turken zijn er 70 à 75 % importhuwelijken, met veel huwelijken tussen neef en nicht. Hoewel ik het inmiddels door de ruime publiciteit had kunnen weten, schrok ik toch weer van deze cijfers.

Er is een onderzoek gedaan naar gehandicapte kinderen: de helft van de ouders van een gehandicapt kind was familie van elkaar, een derde was neef en nicht. Over het algemeen trouwt een kwart met een familielid.

Zelfs de derde generatie kleuters heeft een gigantische achterstand in het Nederlands. Thuis wordt Marokkaans gesproken, ook door de ouders die allang Nederlands spreken, vanwege de grootouders die hen anders niet kunnen verstaan! Uit het land van herkomst komen veel jonge analfabetische vrouwen, die hun kinderen weer niet kunnen voorlezen. Dit is een bezigheid die bij immigranten toch al niet gebruikelijk is, zomin als spelen met kinderen. De kinderen beschikken over het algemeen niet over cognitief speelgoed, wel over ‘sierspeelgoed’ zoals een pop op de kast, die er niet is om mee te spelen.

Marokkaanse ouders zijn op school prestatiegericht, maar in het gezin zijn de deugden vooral gericht op het voortbestaan van de eigen groep. De tegenstelling: individualistische cultuur t.o. collectivistische cultuur, is echter een stereotypie.

De meeste Marokkanen sturen geregeld geld naar familie in het land van herkomst. Dat er op het ogenblik een herleving is van het bewustzijn moslim te zijn, wordt duidelijk aan de toename van het dragen van hoofddoekjes door vrouwen.

Als je oud bent word je afhankelijk van je kinderen. De eerste verplichting gaat naar de eigen ouders en familie. ‘Relationele deugden’ worden dit genoemd. Bij ons wordt meer de nadruk gelegd op de autonomie van het kind. Helaas houden Marokkanen krampachtig vast aan de ondergeschikte positie van het kind. ‘Het verkeerde pad’ staat tegenover ‘de rechte weg’.

Zo heb ik van Lotty Eldering veel geleerd over taal en cultuur van de Marokkanen. Zij vertelde ook nog dat de vastenmaand, Ramadan geheten in het Islamitische maanjaar, hier in Nederland makkelijker te houden is, omdat het hier niet zo warm is!

Laura Reedijk-Boersma

Lotty Eldering schreef een boek over deze materie: ‘Cultuur en opvoeding, interculturele pedagogie vanuit ecologisch perspectief’, Lemniscaat 2002.