Dit donkere boek
Dit donkere boek
De onthutsende dichtbundel van Ida Gerhardt Het levend monogram, verscheen in 1955, toen zij vijftig jaar was. Het eerste deel ervan, In memoriam matris, is een afrekening met ‘de gruwelen van mijn kinderjaren’, vooral met haar gestorven moeder.
Hier rust, met stof gevuld, den mond
zij, die mij heeft gedragen;
zij, die mij naar het leven stond
in al mijn levens dagen.
En nu haar lichaam moet vergaan,
Nu is zij in mij opgestaan.
-Ik kan haar niet verslaan.-
Ik heb deze bundel heel vaak herlezen en ben iedere keer opnieuw onder de indruk van de gebeitelde zinnen waar geen woord teveel in staat, van de niet aflatende spanning, van het trefzekere hanteren van beelden, van de kervende woorden die diep insnijden in de – in ieder geval in mijn – ziel.
De bundel is toch ook een monument geworden voor haar moeder door wie ze zich zo in de steek gelaten heeft gevoeld, maar aan wie ze ook veel te danken heeft, haar ‘donkere moedergrond’.
Frans Berkelmans, Benedictijn van de abdij van Egmond, die Ida Gerhardt persoonlijk heeft gekend, heeft aan deze bundel een prachtig boek gewijd, Dit donkere boek. Het is het zevende deel in zijn mooie serie monografieën over haar werk, Acanthus. De titel is ontleend aan het eerste gedicht uit de bundel: Aan allen
Ik heb dit donkere boek geschreven,
Want God heeft het mij opgelegd. (…)
Berkelmans bespreekt in zijn boek alle gedichten van de vier afdelingen van Het levend monogram eerst apart, daarna in hun samenhang met elkaar en tenslotte in het geheel van de bundel, waarbij hij ook steeds verwijst naar andere gedichten van haar zelf, en van tijdgenoten als Leopold, Gezelle en Marsman.
De schrijver van deze monografie weet alles van jamben, trocheeën, rondelen en stokregels zonder een betweter te zijn. Integendeel. Zijn steeds ter zake doende opmerkingen deden mij de gedichten telkens weer herlezen om er nieuwe nuances in te ontdekken.
Hij verwijst ook naar de levensgeschiedenis van Ida Gerhardt, bijvoorbeeld naar het feit dat het voor haar moeder buitengewoon moeilijk is geweest dat zij een meisje was, en geen jongen. Het jongetje dat vóór haar geboren was heeft maar enkele dagen geleefd. Dat Ida een jongen had moeten zijn, heeft een stempel op haar gezet. Zij mocht niet zijn die zij was.
Maar Berkelmans wijst er in zijn inleiding ook op dat het gevaar bestaat dat men de poëzie van Ida Gerhardt gaat lezen als een biografisch relaas. De lezer moet steeds de juiste balans zien te vinden tussen feit en fictie, zegt hij. De herinnering vervormt en verkleurt immers de feiten. Dat geldt voor iedereen en zeker voor een dichter die haar herinneringen ‘verbeeldt’.
Voor haar was dit echter de bittere realiteit.
De bundel Het levend monogram is genoemd naar de laatste afdeling, die begint met het gedicht Ichthus, voor lezers van dit blad natuurlijk bekend als de vis, een heel oud symbool voor Christus.
In deze afdeling staan zeker in christelijke kring beroemde gedichten als ‘De wijnstok’ en ‘De disgenoten’. Ida Gerhardt was hoewel ze eigenlijk niet zo genoemd wilde worden, ondanks alles een christelijk dichteres in hart en nieren. Natuurlijk met een aangevochten geloof, zoals dat van de predikant in Preek op Terschelling, dat eindigt met
Vis en Visser ken ik niet,
die voor u moet bidden.
Die mijn zwarte armoe ziet,
Hij zij in uw midden.
Die zwarte armoe blijft bestaan, al kan zij ook schrijven:
Waar aan de witte dis
Uw teken wordt beleden
Verschijnt Gij -: ‘U zij vrede.’
Gij Brood – gij Wijn – gij Vis.
Het is zeker niet zo dat Ida Gerhardt zich aan het eind van haar bundel zou hebben verzoend met haar verleden, maar er is toch een, zij het wankel, perspectief gekomen. Berkelmans zegt aan het eind van zijn boek dat deze bundel, ‘dit indrukwekkend kunstwerk’ (…) ‘een goed doordachte visie op de mogelijkheden van menselijke groei naar volwassenheid, vrede en verzoening in christelijk perspectief in schema brengt. Maar het grootste wonder is dat dit alles op overtuigende wijze creatief in taal werd verbeeld.’
Het zal inmiddels wel duidelijk zijn dat ik diep onder de indruk ben van dit fijnzinnige boek van Berkelmans, waardoor ik de bundel Het levend monogram die ik al zo goed meende te kennen, beter heb verstaan.
Het werken eraan zal hem ongetwijfeld ook hebben aangegrepen. Hij heeft daarbij de hulp gehad van een psychotherapeute, Hanneke Keiren, die zoals hij in het voorwoord schrijft ‘mijn werk steeds kritisch heeft begeleid en wier hulp zich bij dit deel tot een onmiskenbaar samenwerkingsverband ontwikkelde.’
Laura Reedijk-Boersma
Dit donkere boek, over Het levend monogram van Ida Gerhardt, door Frans Berkelmans, met medewerking van Hanneke Keiren. Te bestellen bij Sint-Adelbertabdij, Abdijlaan 26, 1935 BH Egmond-Binnen