Van de redactie

logoIdW

VAN DE REDACTIE

Hoofdthema van dit extra dikke zomernummer wordt gevormd door het gebed. Dat er in onze cultuur sprake is van een grote biddeloosheid is geen geheim. Dat die biddeloosheid niet alleen de ander maar evengoed ons zelf treft, is ook zonneklaar. Er is wellicht geen boek dat dit zo priesterlijk en tegelijk wijs verwoordt als Miskottes De weg van het gebed. In dit nummer wordt deze thematiek niet opnieuw aan de orde gesteld, maar wel verder verkend. We wenden ons tot de literatuur. Wordt er gebeden in de literatuur? Lijdt ook zij aan een vorm van biddeloosheid of heeft zij juist de priesterlijke taken overgenomen – misschien in de poëzie? Literatuur als stil gebed. Onze buit bestaat uit tien stukken en een toegift, met een tweetal doordenkingen.

Kopmels voelt zich, zoals bekend, thuis in de moderne literatuur, maar dat wil niet zeggen dat hij haar geheel voor zijn rekening neemt. Juist op het punt van de biddeloosheid zijn er gelukkig uitzonderingen die ons mogen ontroeren. Constandse dook in de romantische Slauerhoff die alleen in zijn gedichten kon wonen, en in zijn proza haarscherp het vergeefs contact met ‘boven’ blootlegt. Van Zanden bekeek het bed violen van Siebelinks vader nader – hoe ver kunnen je zinken in gebed? Dan de poëzie. De Mik analyseert een bekend lied van Janis Joplin waarin zij God vraagt om een andere auto – komen wij in ons bidden ooit verder dan dit? Doedens vindt in Herman de Coninck het afscheid gedocumenteerd van het ‘O, Gij’, en toch dicht de dichter vrolijk en bescheiden voort. En als bij Mustafa Stitou de dichter niet meer bidden kan, neemt zijn moeder het gebed als een vondeling over, zo toont Van Selm – en zijn we dus weer terug bij af. Dan vier gedichten zelf bij wijze van gebed, die niet alleen de kunst, maar ook de grens der poëzie in acht lijken te nemen: Willem Bilderdijk, Lloyd Haft, Guido Gezelle en Hans Groenewegen. De laatste, dichter, criticus, essayist, overleed op 10 juni jl. op 57-jarige leeftijd, en was een trouw lezer van ons blad, zo wil ik hier graag memoreren.

Lowik Schoch blikt terug op een interview met Carel ter Linden over diens nieuwe boek, en Jan Bruin vertelt van zijn ervaringen in de Christengemeenschap: twee zelfstandige artikelen die evenwel raken aan het gebed, net als het commentaar van Polhuis over bidden met Barth.

Wie naast bidden en poëzie van politiek houdt kan terecht bij Polhuis over Barths kritiek op de Islam, een interview dat Ten Boom had met een kind van NSB-ouders, en Wessel die de 19e eeuwse Duitse theoloog Baur schetst als een strateeg om het christendom als een religie van de vrijheid te positioneren. Christelijke vrijheid: is dat niet de hoofdtoon van Luther (zo Dane in een recensie van Verduijn), maar ook de juiste stemming bij de navolging van Kierkegaard (Ten Heuw)? Vrijheid – God spreekt nog steeds door een dode hond (Dekker) of gewoon door zijn herauten (Verbaan in meditatie), en de kauw een eigen taal (Blankesteijn in zijn tweede bijdrage over theologie en biologie).

We wensen zo een goede zomer en zijn er eind augustus weer.

In de Waagschaal – Even werd het stil.             Wessel ten Boom