Van de redactie

logoIdW

 

VAN DE REDACTIE

Op 19 mei jl. is op 85-jarige leeftijd overleden Johannes Pieter van Santen uit Warnsveld. De wat oudere lezers zullen de naam J.P. van Santen nog kennen van zijn regelmatige bijdragen aan ons blad, met voorkeur voor zaken die verband hielden met ‘la douce France’. We gedenken hem in dankbaarheid.

In de Waagschaal is een blad voor theologie én cultuur. Dit keer openen we met twee bijdragen waarin dit vol tot uiting komt. Lowik Schoch vertelt op impressionistische wijze over Monet en zijn worsteling de natuur van de Creuze te bedwingen. Henk Abma, voor de opdracht gesteld om kunstzinnig én religieus over het Gooi te spreken, vertelt ons even impressionistisch hoe God zich een niet-plaats bereidt onder de ‘goyim’, en maakt daarbij gebruik van kunstwerken van Tineke Smith.

Wessel ten Boom vervolgt zijn reis door de Duitse cultuur op zoek naar haar ware erfenis. Hij komt via Luther dit keer uit bij de vraag naar nota bene de verwantschap van Duitsers en Joden, en vond hierover in Thomas Manns roman Doktor Faustus een aantal behartenwaardige passages. De vraag rijst onmiddellijk: vált er wel een duidelijke grens te trekken tussen theologie en cultuur? Hoe groot bijvoorbeeld is de stap van het Wittenberg van Luther naar het Naumburg van Nietzsche? (Wie denkt: is dit artikel niet te lang, knope het in zijn oren: er was dit keer sprake van de ergste horror vacui die een secretaris kan overkomen…)

Een paar reacties. Bert van Kooij was blij met het artikel van Coen Constandse in het vorige nummer, en denkt met hem verder na over de onmogelijkheid van het begrip ‘plaatsvervanging’ met betrekking tot Israël en de kerk. Wout van der Spek gaat op zijn beurt in op Van Kooij waar deze (in IdW 41/6) Valetons uitleg van Psalm 117 bekritiseert. Hij spreekt van een mug en een kanon. Zelf hoop ik in het volgende nummer, onder andere in antwoord op Constandse en Van Kooij, het begrip ‘plaatsvervanging’ nog eens nader te duiden.

Aandacht voor ethiek. Hans Bouma las met instemming Sandels pleidooi tegen de volmaaktheid, en Pim Dekker stelt de noodzakelijke vraag naar het verband tussen ethiek en sacrament. We kennen Dekker als iemand die bezorgd is over het ingebakken spiritualisme van het protestantisme, waarachter hij, niet ten onrechte lijkt mij, vooral een verburgerlijking van het Evangelie vermoedt. De bijdrage van Dirk Lammers over Bonhoeffers oproep tot de biecht sluit mooi bij de inzet van Dekker aan.

Kopmels gedenkt Oppenheimer, Van ’t Slot staat stil bij een belangwekkend boek over (de kritiek op) het historisme en Kroesen vertaalde een fragment van Rosenstock over de taal van de ziel – en laat graag anderen daarin delen. Dat deze theoloog van de taal blijft boeien, en ook op de Zuidas, maakt Schoch duidelijk in een enthousiaste recensie. Coen Wessel heeft tot slot het eerste en het laatste woord. Hij schrijft over woede én een nieuwe noodzakelijke golf van feminisme. Wie immers theologie zegt en cultuur, zegt ook politiek.

In de Waagschaal – tussen cultus en cultuur                              Wessel ten Boom